N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Militair bewind Bijna twee jaar na de dood van Tsjaads autocratische leider Idriss Déby en de machtsovername door diens zoon, is bitter weinig te merken van de nationale verzoening die Déby junior beloofde.
Speciaal voor de gelegenheid waren leren fauteuils voor de uitgang van de gevangenis gezet. Beschermd tegen de warme ochtendzon door een stellage van kleurrijke doeken, overhandigde de minister van Justitie vanuit zijn zetel een certificaat van vrijlating aan enkele tientallen rebellen, hun zwart met witte gevangenistenue nog over hun traditionele kledij, waarmee ze na bijna twee jaar gevangenschap hun vrijheid terugkregen.
Het kan verkeren. Nog maar een paar weken geleden hoorden de mannen van FACT, het Front voor Verandering en Eensgezindheid van Tsjaad, achter gesloten deuren de rechter hen tot levenslang veroordelen. Hij achtte hen schuldig aan de dood van Idriss Déby, Tsjaads president en ex-krijgsheer. Die stierf in april 2021 aan het front toen de rebellen vanuit Libië naar zijn hoofdstad N’Djamena wilden oprukken in hun terreinwagens.
Lees ook: Met de dood van Déby kan kaartenhuis Tsjaad instorten
Een woordvoerder van de rebellen sprak destijds van een schijnproces. „Dit is een gebaar”, zegt hij nu. „We hopen dat het niet simpelweg een communicatiestrategie is om het imago van een gehate macht te herstellen.”
De vrijlating van de rebellen moet een nieuwe fase inluiden van de gespannen transitie die het Centraal-Afrikaanse land doormaakt sinds de dood van Déby. Ruim dertig jaar regeerde de militair het land met een ijzeren vuist. Nu is het zijn zoon, de 39-jarige generaal Mahamat Idriss Déby Itno, die alle macht naar zich heeft toegetrokken. Hij zou het land vrede en stabiliteit brengen, beloofde hij. Weinigen die dat nog geloven.
Zeker niet na de gebeurtenissen van 20 oktober vorig jaar, toen duizenden Tsjadiërs in N’Djamena en enkele andere steden de straat op gingen om zich uit te spreken tegen deze „ondemocratische troonopvolging”. Hun protest werd ongekend bloedig neergeslagen.
Boxershort en T-shirt
Heeft ze niet al lang genoeg moeten wachten? Op de bank in de verder vrijwel lege woonkamer kijkt Patricia Boyemarna (31) vragend haar bezoek aan. Vijf maanden gingen voorbij sinds militairen haar cour binnenstormden, de binnenplaats die ze met meer familieleden deelt. Vijf maanden sinds ze haar man meenamen, haar schoonbroer, neef en de zoon van de winkelier om de hoek die bij hen schuilde voor het traangas dat de straat vulde.
„Toen ze mijn man uit onze slaapkamer trokken, had hij niet meer dan zijn boxershort en een T-shirt aan”, zegt Boyermana, haar roodgelakte nagels dieper in de stof van haar jurk knijpend. „Welke demonstrant loopt er nou in zijn onderbroek?”
Boyermana’s man, een 40-jarige schoolleraar, is één van minstens zeshonderd en volgens sommige schattingen ruim duizend jongens en mannen die op en na 20 oktober werden opgepakt. In overvolle trucks werden ze honderden kilometers diep de woestijn in gereden. Hun bestemming: Koro Toro, Tsjaads beruchtste gevangenis.
Weken- en in sommige gevallen maandenlang zouden ze cellen vullen naast de strijders van de fundammentalistische groeperingen IS en Boko Haram. Op beschuldiging een staatsgreep te willen plegen om ’s lands nieuwe leider af te zetten.
Razzia’s
Allemaal leugens volgens de oppositie en mensenrechtenorganisaties. De arrestaties en tientallen doden die deze „zwarte donderdag” vielen, zijn volgens hen het bewijs dat de jonge Déby in de voetsporen van zijn autoritaire vader treedt. Met „razzia’s” in wijken van de oppositie, waarbij volgens hen onschuldige burgers zijn opgepakt. Ook haar man had niets met politiek, zegt Boyermana stellig. „Onze enige fout is dat we op de verkeerde plek wonen.”
In de hoofdstad N’Djamena hangen de gebeurtenissen van 20 oktober nog als een donkere wolk in de lucht. Je hoort het aan stemmen die zachter gaan praten als die dag ter sprake komt, ziet het aan ogen die meteen schichtig om zich heen kijken. Op straat zijn soldaten nooit ver weg. Het was een keerpunt, zegt een advocate die families bijstaat van jongens die die dag werden opgepakt. „Iedereen is getraumatiseerd.”
Even, héél even dachten Tsjadiërs dat alles anders zou worden. Hun land, dat zich op het kruispunt van de Sahara en de Sahel bevindt, is ondanks haar oliereserves één van de allerarmsten op het Afrikaanse continent. Sinds de onafhankelijk in 1960 van Frankrijk werd het vrijwel onophoudelijk geregeerd door dictators en autocraten, terwijl krijgsheren met hun rebellenbewegingen hen – en elkaar – bevochten.
De laatste was Déby père, die met de steun van Frankrijk zijn voorganger ten val bracht en – met steun van Frankrijk – decennia aan de macht kon blijven. In ruil, onder meer, voor Déby’s hulp bij terreurbestrijding in de Sahel. Tot de rebellen van FACT hem doodden.
„Dit was onze kans op een échte democratie”, zucht Avocksouma Djona Atchénémou, hoogleraar en oppositiepoliticus, op de binnenplaats van een lokaal radiostation in N’Djamena. „Wat we kregen was de ene dictatuur die werd verruild voor de andere.”
Lees ook: Krijgsheren en rebellen verzoenen zich in Tsjaad – maar niet allemaal
De grondwet – volgens welke de premier tijdelijk het land zou leiden – werd geschrapt, het parlement ontbonden. Zoon Déby, bijgestaan door vijftien generaals, nam het over. Hij beloofde verkiezingen na achttien maanden en een terugkeer naar de democratie. Maar eerst een ‘nationaal dialoog’ om álle partijen in Tsjaad met elkaar te verzoenen.
Maar de voornaamste partijen weigerden mee te doen, omdat aan een aantal belangrijke eisen niet was voldaan. Waaronder de rebellen van FACT en Les Transformateurs (de veranderaars) van Déby’s grootste politieke rivaal en leeftijdsgenoot, Succès Masra. „Het was een afleiding, een rookgordijn voor de internationale gemeenschap om deze machtsovername te slikken”, zegt Masra. Intussen werd de transitie met 24 maanden verlengd en kreeg de junta de mogelijkheid zich verkiesbaar te stellen.
Dáárom gingen ze die twintigste oktober de straat op, zegt Masra telefonisch vanuit Washington, waar hij tijdelijk woont. Hij is niet in ballingschap, benadrukt de voorman van Les Transformateurs. Toch moest hij na die dag het land ontvluchten. Nu pendelt de politicus tussen DC en New York waar hij de internationale gemeenschap en vooral de Verenigde Naties zover probeert te krijgen in actie te komen.
„We willen geen oorlog zoals in Soedan, waarbij de VN als brandweer komt opdagen ná de brand”, zegt Masra. Volgens de politicus uit Tsjaads overwegend christelijke zuiden, voert Déby, afkomstig uit het overwegend islamitische noorden, een politiek van uitsluiting. Vrijwel alle belangrijke posities, van het leger tot bestuur, worden ingenomen door islamitische noordelingen, meestal van dezelfde clan als Déby.
Lees ook: Waarom stapt deze Tsjadische oppositieleider naar het Internationaal Strafhof?
Zuiderlingen zijn ook een doelwit zegt, zegt Masra. Kijk naar 20 oktober. In november stapte hij met een soortgelijke aanklacht naar het Internationaal Strafhof in Den Haag. Als niemand ingrijpt, waarschuwt de politicus, dan scheurt het land uiteen.
In een zaaltje van FM Liberté (vrijheid) in N’Djamena klinkt op een woensdagmiddag in maart een vergelijkbare boodschap. „Zo’n mislukking [als het huidige transitieproces] kan slechts eindigen in een grote politieke crisis of een desastreus civiel of militair conflict”, zegt één van de mannen die achter een lange tafel zitten, draaiende camera’s tegenover hen. „De internationale gemeenschap mag hier niet blind voor blijven.”
De persbijeenkomst is het startschot van een tegenbeweging van een aantal oppositiepartijen. Veel ruimte daartoe hebben ze niet, vertelt Avocksouma van Les Démocrats. Verschillende partijen werden na de protesten van 20 oktober tijdelijk verboden. Hoewel die schorsing weer is opgeheven, zijn politieke bijeenkomsten nog steeds niet toegestaan. De pers toespreken, mag wel.
‘We willen geen oorlog zoals in Soedan, waarbij de VN als brandweer komt opdagen ná de brand’
Ondertussen gonst het van geruchten over de komst van nieuwe strijdgroepen. In het noorden vanuit Libië, in het zuiden vanuit de Centraal Afrikaanse Republiek. De Amerikanen lekten onlangs dat de Russische huurlingen van de Wagner Groep hun diensten zouden hebben aangeboden om Déby te doden. Een nieuw rookgordijn, zegt Masra: zo kan het Westen zijn achteroverleunen blijven goedpraten.
Maar ook daar groeit het ongemak. Na de ongrondwettige machtsovername van zoon Déby wrongen onder meer het Élysée en het Witte Huis zich in bochten om het geen coup te noemen – anders dan in Mali en Burkina Faso, waar stevige sancties werden opgelegd. Het strategische belang van Tsjaad is, zeker voor zijn oud-kolonisator, te groot. Maar ook zij konden niet anders dan de harde repressie van 20 oktober veroordelen.
Vandaar Déby’s recente handreiking. Allereerst door gratie te verlenen aan in totaal 380 FACT-rebellen. Bij de ceremonie woensdag, waarvoor de pers was uitgenodigd, zaten de meesten van hen nog in hun cel. Slechts een dertigtal nam plaats tegenover de camera’s.
Op 27 maart maakte Déby bekend ook gratie te verlenen aan 259 demonstranten die na 20 oktober waren veroordeeld tot celstraffen van één tot drie jaar, in een massaproces dat de Orde van Advocaten een „parodie van het gerecht” noemde.
Op haar telefoon laat Patricia Boyemarna de lijst met namen zien. Daar staat hij, wijst ze. Nummer 38, haar man. Hij had twee jaar gekregen. Haar schoonbroer, nummer 51, kreeg drie jaar. Maar hoewel ze vorige week gratie kregen, zitten ze nog vast. „Waarom?”, vraagt Boyemarna. „God alleen weet wat voor magouilles, bedriegerij, ze nu weer voorbereiden.”
Hun neefje wacht nog altijd op zijn proces in Koro Toro.