Morrelen aan kiesrecht is begin van het einde

Hubert Smeets

De aanval op het algemeen kiesrecht is begonnen. Aanleiding is het succes van BBB bij de laatste Statenverkiezingen. Om herhaling te voorkomen werd er afgelopen weken op de opiniepagina’s van enkele kranten vrijelijk over gefantaseerd om de stem van ouderen in ons democratische bestel wat af te knijpen. Omdat 69 procent van de BBB-kiezers volgens onderzoeksbureau Ipsos ouder dan 50 is – en 74 procent ook nog eens gemiddeld of laag opgeleid – zou zo’n strategie soelaas kunnen bieden.

Dat juist die kiezers nu zoveel macht hebben, wees op „groot onrecht in het hart van onze democratie”, aldus Asha ten Broeke in de Volkskrant. In een „vergrijsd land [kunnen] de stemmen van jonge mensen verzuipen in die van de ‘na-ons-de-zondvloed’-generatie”. Indachtig het idee van een NRC-lezer om bejaarden hun kiesrecht te ontnemen, opperde Esther Bijlo in Trouw een „leuk experiment […]: alle ceo’s onder de 40 en niet meer stemmen na 75 jaar – hoe zal de wereld er dan uitzien?”

Hun verlangen leidde tot een stroom boomer-brieven. Vaak werd daarin een uitruil tussen stemrecht en belastingplicht bepleit: kijken of de regerende jongeren ook zonder de opbrengsten uit box 3 de staatsbegroting nog een beetje rond krijgen.

De basisgedachte van de hervormers, te weten dat de jeugd per definitie het goede met de toekomst voor heeft, bleef onderbelicht. Jammer. Dat idee klopt namelijk niet. Sinds de invoering van het algemeen kiesrecht ruim een eeuw geleden heeft jeugdig enthousiasme heus niet alleen geleid tot rock-’n-roll en disco, maar ook tot totalitair geweld. De communist Martin Latsis was dertig toen hij de leiding kreeg over de geheime dienst van de Sovjet-Unie, die later verantwoordelijk werd voor de Goelag. Heinrich Himmler was 32 toen hij als SS’er het concentratiekamp Dachau opende. Net als het stalinisme was het nationaal-socialisme ook een jeugdbeweging. Zie de musicalfilm Cabaret uit 1972.

Niet een stem voor de toekomst is dus het hart van onze democratie, nee, het kiesrecht hier en nu is dat. De radicale socialiste Rosa Luxemburg onderkende dat scherp nadat Lenins bolsjewieken in 1918 het eerste gekozen Sovjetparlement hadden verjaagd, louter omdat ze verkiezingen ervoor hadden verloren. „Zonder algemene verkiezingen […] sterft het leven in elke openbare institutie af en rest alleen nog de bureaucratie”, was haar prognose voordat ze werd vermoord.

Toegegeven, deze associaties zijn wellicht wat te boud. Een vaderlandse analogie is dat echter niet.

Toen socialistenleider Pieter Jelles Troelstra eind 1918, geïnspireerd door de revoltes tegen de keizerlijke macht in Duitsland, in Rotterdam een Nederlandse revolutie aankondigde, werd hij door zijn eigen kameraden gecorrigeerd. „Ik heb niet 25 jaar gevochten voor algemeen kiesrecht om het enkele maanden na zijn invoering weer af te schaffen”, zei SDAP-apostel Willem Vliegen.

Het was geen toeval dat zijn partijgenoot Willem Bonger ook na ‘Troelstra’s vergissing’ niet op zijn lauweren wilde rusten, maar in zijn boek Problemen der democratie uit 1934 waarschuwde dat de „huidige politieke atmosfeer is vervuld met de strijdkreet: weg met het individualistische, atomistische kiesrecht, leve de organische samenstelling der parlementen”.

Vorm en inhoud gaan samen, wist Bonger. Dat is nu niet anders. Jongeren krijgen geen betere wereld als ze ouderen uitrangeren. Democratie is mobilisatie van burgers, niet het demobiliseren van kiezers. „Democratie is niet voor bange mensen”, zei minister Carel Polak (VVD) in 1968.

Pleitbezorgers van censuskiesrecht mogen zichzelf wijsmaken dat ze leuk out-of-the-box denken, met hun administratieve ballonnetjes kunnen ze ook doodgravers van de democratie worden.

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.