Lijden in de kunst: ieder mens zijn eigen kruisgang

Lijdensweg In het leven is lijden onvermijdelijk, in de kunst ook. Kunstenaar, schrijver en voormalig huisarts Ignace Schretlen schreef een boek met kunst over een van de oudste en meest invloedrijke lijdensverhalen: de kruisgang van Jezus.

Ben Willikens, Abendmahl (1976-1979), Deutches Architekturmuseum, Frankfurt Am Main.
Ben Willikens, Abendmahl (1976-1979), Deutches Architekturmuseum, Frankfurt Am Main.

Foto Ben Willikens / Pictoright

Catharsis, in de kunst klinkt het zo mooi. Geef de toeschouwer een zware, emotionele besproeving en, meende Aristoteles, hij of zij komt daar gezuiverd uit. Recent werkte het bijvoorbeeld zo goed in de satirische succesfilm Triangle of Sadness: na een eindeloze, afzichtelijke kotsscène volgt een herschikking van de sociale verhoudingen tussen de gasten en bemanning op een luxejacht – waarna het lijden algauw opnieuw begint.

In het echte leven is lijden meestal vooral dat: lijden, gepijnigd doormodderen. Het slachtoffer blijft vaak eerder beschadigd, dan gezuiverd achter.

Wat voor betekenis kan de moderne mens ontlenen aan het christelijke oerverhaal over lijden: dat van de kruisgang van Jezus? Dat is de vraag die kunstenaar, schrijver en voormalig huisarts Ignace Schretlen (1952) al decennia bezighoudt. Zijn in aanloop naar Goede Vrijdag en Pasen verschenen boek Lijden: Eigentijdse visies op de kruisweg en het laatste avondmaal is een eigenzinnige verzameling van verhalen over kunstwerken over de lijdensweg van Jezus, door de katholieke kerk geformaliseerd in veertien staties. Schretlen, zelf geen belijdend christen, herhaalt, als hij zijn kernvraag formuleert, de slotregels uit een gedicht van Jorge Luis Borges (1899-1986): „Wat heb ik eraan dat die mens / heeft geleden, als ik nu lijd?”

Chris Woods, Station 12: Jesus Dies on the Cross

Persoonlijke selectie

Lijden is nadrukkelijk geen historisch overzicht van de kruisgang in de kunst. Het is eerder een caleidoscopisch verslag van verschillende voorbeelden die hem zelf (als kunstenaar) inspireren. In een meanderende stijl start hij zijn zoektocht telkens opnieuw, waardoor het boek iets van een meditatie of een gebed krijgt. Sommige verwijzingen zijn echter niet duidelijk en voorbeelden kapt hij soms te snel af, die passages hadden nog wel wat eindredactie kunnen gebruiken. David Bowie’s album Station to Station (1976) en de kruisgang: daar had je graag meer over gelezen!

Neemt niet weg dat er in zijn boek veel verrassende voorbeelden en verhalen te ontdekken zijn. Voor iedere mens is er een eigen lijdensweg, lijkt het wel. Mooi is bijvoorbeeld de eigentijdse kruisgang die de destijds 24-jarige Canadese kunstenaar Chris Woods in 1995 schilderde voor een anglicaanse kerk in Vancouver. Hij plaatste de kruisiging op een grasveld met op de achtergrond de skyline van Vancouver. Jezus draagt een doornenkroon, maar de traditionele witte gewaden zijn vervangen door een smetteloos witte boxershort – ook een krachtig symbool van reinheid.

Jezus draagt een doornenkroon maar ook een smetteloze boxershort

Abstract kan het ook. Minimalistisch lichtkunstenaar Dan Flavin vatte de hele kruisgang in één werk: Icon VII (Via Crucis) (1962-1964), een zwart paneel, met rechtsboven schuin een witte tl-buis. Jezus ontbreekt hier om het te dragen, maar dat diagonale licht verbeeldt natuurlijk het kruis. Flavin begon aan dit werk toen zijn tweelingbroer stierf, en voltooide het toen zijn zoon werd geboren. Zo’n persoonlijke aanleiding om met de kruisgang aan de slag te gaan zie je vaker.

Dan Flavin, Icon VII (Via Crucis), 1962-1964.
Foto Schirmer Mosel München

Chimpansee

Maar ook een poging om Jezus stervend aan het kruis realistisch weer te geven, kan conflict opleveren, blijkt bij verhaal van de Belgische expressionist Albert Servaes (1883-1966). De graatmagere Jezus aan het kruis die hij in 1919 met houtskool tekende voor de kapel van Luithagen bij Antwerpen, leek volgens een Leuvense hoogleraar op een „uitgemergelde chimpansee”. Het werk werd vanuit Rome verboden en uit de kapel verwijderd.

Niet veertien, maar liefst vijftig staties wijdde de Franse cartoonist Bernard Aldebert (1909-1974) aan de gruwelijke lijdensweg die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog onderging: na het maken van een spotprent over Hitler werd hij opgepakt, en uiteindelijk in verschillende concentratiekampen gevangen gezet – van de 140 gevangen in zijn barak keerden er slechts zes terug. In de Chemin de croix en 50 stations (1946) dragen de soldaten kampuniformen, en worden de slachtoffers gefolterd in hun barak.

Bernard Aldebert (1909-1974) – uit Chemin de croix en 50 stations Bernard Aldebert (1946) – Van Compiègne tot Gusen II)..

Het laatste avondmaal maakt niet vaak deel uit van de in staties verdeelde kruisgang, maar Ignace Schretlen betoogt in zijn boek overtuigend waarom juist dit moment zo veel zeggingskracht heeft: Jezus is zich volledig bewust dat hij zal sterven, zal worden verraden door een van zijn leerlingen en deelt toch een maaltijd ‘als gelijken onder elkaar’.

Dat tafereel heeft dan ook geweldige kunstwerken opgeleverd: beroemdst is natuurlijk het Leonardo da Vinci’s fresco uit 1495-1498. Vrijwel alle latere afbeeldingen van het laatste avondmaal zijn daar sterk door beïnvloed. Er zijn eindeloos veel varianten, gemaakt door reclamebedrijven, kunstenaars en knutselende amateurs: zoals laatste avondmalen met filmsterren, gevangenen, of mensen met het syndroom van Down.

De lange tafel uit de compositie van Da Vinci blijft leeg en is bedekt met een spierwit tafellaken in het werk van Ben Willikens. Zijn Abendmahl (1976-1979) is gesitueerd in een lege en witte gevangenisruimte. Juist het steriele van dat instituut maakt dit laatste avondmaal zo aangrijpend en wreed.

Berlinde De Bruyckere, Smerzensmann IV (2006)

We kijken graag weg van het lijden en we praten er niet makkelijk over, merkt Schretlen op. Wegkijken voor pijn kan niet bij het werk van Berlinde De Bruyckere. Haar Smerzensmann IV (2006) is een wasfiguur van een uitgemergeld mensenlichaam met de ledematen vastgeklemd rond een paal. Het mensenlichaam heeft geen gezicht en is dus anoniem: dit zou ieders lijden kunnen zijn. De huid vol blauwe en rode vlekken is zo realistisch, dat het onmogelijk is hier niet door te zijn aangedaan.

Schretlens eigen werk

Schretlens persoonlijke affiniteit met de kruisweg blijkt het meest in het laatste hoofdstuk van zijn boek. Met een ‘Intermezzo’ introduceert hij het hoofdstuk over zijn eigen kunstwerken waarin de kruisgang het thema is. Onder de titel Blessure maakte hij een aangrijpende reeks van veertien abstracte viltstifttekeningen in zwart-wit na het overlijden aan uitgezaaide huidkanker van de echtgenoot van een collega. In de langzaam wit wordende figuur zou je een spartelend lichaam kunnen herkennen.

De koddige kuikentjes en sterk versimpelde versie van De Schreeuw van Edvard Munch (ook in viltstift) uit Schretlens Kruisweg van de angst (2002) staan eerder in het boek al op de titelbladen – en roepen daar vooral vragen op. Met deze cartoonfiguurtjes verwerkte Schretlen de moord op een collega en de beangstigende diagnose die hij zelf in diezelfde periode kreeg.

Ignace Schretlen, Kruisweg van de angst (2002) Statie 11: Jezus wordt aan het kruis genageld.

In ‘statie elf’ uit deze serie, Jezus wordt aan het kruis genageld, staat het schreeuwpoppetje onderaan een hysterisch lange spijker. Naast het schreeuwpoppetje (Jezus) staan de twee koddige kuikens (Maria? God?). Je zou in het geheel ook nog een omgekeerd kruis kunnen ontdekken. Opmerkelijk hoe zoiets kinderlijks toch zo aangrijpend kan zijn.

Naast een artistieke kun je natuurlijk ook op een medische manier naar de kruisdood van Jezus kijken. Schretlen haalt bijvoorbeeld deze beschrijving aan, van anesthesioloog, schrijver, Telegraaf-columnist en later LPF-lid Bob Smalhout (1927-2015): „Door bloedverlies, extreem zweten, dorst en oedeemvorming ten gevolge van de geseling, was het circulerend bloedvolume sterk verminderd. De bloeddruk daalde, de hartslag werd steeds sneller. De biochemische samenstelling van het sterk verzuurde bloed was, mede door enorm zoutverlies, nauwelijks nog met het leven verenigbaar. […] Er ontstond een zogenaamd decompensatio cordis, waardoor er vocht in de longen kwam. Longoedeem heet dat.”

Zo’n medische beschrijving van het pruttelende lichaam van Jezus is misschien heel exact, maar mist de hele symboliek van Jezus’ sterven. Juist die feitelijke beschrijving, ontdaan van alle pathetiek, kan toch ontroeren, omdat het raakt aan een kern: er is een mens gestorven. Niets catharsis, geen verlossing – enkel haperende organen.

Ignace Schretlen: Lijden, eigentijdse visies op de kruisweg en het laatste avondmaal. Waanders Uitgevers. 160 blz. €24,95. Inl: waanders.nl