Minerva, help! Ik erger me blauw

Joyce Roodnat ‘Opschonen’ van literatuur is geschiedvervalsing en struisvogelpolitiek. Maar bij podiumkunsten moet juist wel worden ingegrepen in het oorspronkelijke materiaal: interpretatie is nodig. Bij ‘Bloedbruiloft’ van ITA is dat niet goed gelukt, tot grote ergernis van Joyce Roodnat.

Joyce Roodnat

Omdat er echt meer is dan Vermeer, Vermeer, altijd Vermeer, ga ik binnen bij de expositie Rembrandt en tijdgenoten in het Amsterdamse museum Hermitage. Waar ik om te beginnen word getroffen door een curieus (zelf?)portret van een jonge schilder, van Gerrit Dou (of niet, men weet het niet zeker). Driekwart van het doek is gevuld met de achterkant van doek en schildersezel. Erachter, in de linkerhoek, kijkt een jonge schilder geërgerd op, de kijker stoort hem. Mooi is dit. En vreemd – het doet beseffen hoe zelden ergernis wordt afgebeeld, terwijl het een sterke drift is. Ik ken het, ik kan erdoor geobsedeerd worden, ik word kil, kwaad, ik zie bloed. Ik weet nu nog hoe die ene collega… Maar nu loop ik tegen Minerva aan. Godin van oorlog en wijsheid en kunst. Machtig geschilderd, door Rembrandt. Kalm kijkt ze naar het licht, breed rusten haar armen. „Geen flauwekul”, seint haar blik, en ook: „kalm maar, ik ben hier, alles komt goed”. Ze houdt me vast, de tijd staat stil. Dit is geen portret, dit is een belevenis.

En zo zal ze blijven, daar kunnen we op vertrouwen. Beeldende kunst is onveranderbaar, tenzij er door iemand anders dan de kunstenaar toegevoegd of weggepoetst is, dan wordt er gerestaureerd. Geeft een kunstwerk aanstoot dan wordt er tegenwoordig niet meer overgeschilderd of weggesneden, maar grijpt een tekstbordje in met uitleg en excuus. Wordt het werk helemaal onverdraaglijk bevonden dan verdwijnt het in depot – en komt ongeschonden uit ballingschap als de gemoederen bedaard zijn.

Rembrandt: Minerva in haar studeervertrek (1635)

In de literatuur gaat het er minder omzichtig aan toe. Onder verwijzing naar „de relevantie” voor een hedendaags publiek, laten uitgeverijen nu populaire klassieke romans doorvlooien en inmiddels zijn ook de romans van Agatha Christie opgeschoond op mogelijke gevoeligheden van potentiële lezers. Sommige ingrepen tasten iets wezenlijks aan. Dat bijvoorbeeld het achteloos-laatdunkende „jood” geschrapt is uit een opmerking van de geliefde detective Hercule Poirot, verbloemt óók hoe routineus antisemitisme in de jaren 20 de verhoudingen vergiftigde. Wie het wegstreept, bedrijft geschiedvervalsing en struisvogelpolitiek.

Maar nu de podiumkunsten. Die móéten juist ingrijpen in het oorspronkelijke materiaal, dat is de bedoeling. Dus als ik bij ITA Bloedbruiloft ga zien, het liefdes-en-wraak-drama waarmee García Lorca het Spaanse publiek in de jaren dertig confronteerde met hun eigen hier en nu, ben ik benieuwd wat theatermaker Wim Vandekeybus ermee doet in mijn hier en nu. Lorca kan niet gespeeld worden zoals toen, het eist interpretatie. Vandekeybus kiest voor een historiserende aanpak. Dat kan, maar niet via clichés die authenticiteit suggereren met opzichtige folklore. Het oude Andalusië is meer dan vrouwen als treurwilgen in het zwart plus één hitsig paardenmeisje in het wit. Het is meer dan mannen die alleen maar macho zijn. En de hele tijd vraag ik me af waarom de enige vrouw met iets meer reliëf wordt geacteerd door een man in een jurk.

Minerva, help! Ik erger me blauw.