N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Veel scheidt hen, maar allengs meer brengt hen samen. Frankrijk en Nederland, twee bijna-buren aan de Atlantische kust, oude en zelfbewuste naties. Ooit tegenpolen in Europa’s statenspel als katholieke monarchie versus protestante regentenrepubliek, nu steeds vaker eensgezind in de woelingen van onze tijd. Een tijd waarin, met een woord van de Franse denker Raymond Aron (dat Emmanuel Macron graag aanhaalt) „de geschiedenis haar tragische kant toont”.
Volgende week brengt de Franse president een staatsbezoek aan Nederland, het eerste sinds bijna 25 jaar. Dinsdag ontvangen vorst en vorstin hem als collega-staatshoofd in het Paleis op de Dam. Woensdag spreekt Macron in Den Haag als de facto regeringsleider met collega Mark Rutte, in een gezamenlijk kabinetsberaad waarin elk vergezeld is van een groep ministers. Zelden waren de bilaterale betrekkingen zo goed.
Uiteraard wint Nederland bij een hechte band met een van Europa’s machtigste staten. Omgekeerd spreekt dit niet vanzelf. Waarom – vanuit Frankrijk bezien – veel aandacht schenken aan een klein, noordelijk landje? Nederlandse romans moest je in Franse boekhandels vroeger zoeken op de plank ‘Scandinavië’. Het bijzondere is dus dat Nederland vandaag scherp op de radar van Parijs staat.
Deze opgang gaat terug op het kanteljaar 2016. De Britten stemden voor Brexit, de Amerikanen voor Trump én het begon in de VS en Europa te dagen dat het China van Xi echt technologisch en industrieel ’s werelds nummer één wil worden. Deze schokken brachten alle Europese verhoudingen aan het schuiven.
Allereerst diplomatiek. Den Haag verloor met Brexit-Londen een liberaal en trans-Atlantische bondgenoot in de EU, tegenwicht tegen Frans-Duitse initiatieven. De eerste reflex was in de Britse schoenen te stappen; deze bleken een maatje te groot. Vervolgens haalde toenmalig minister van Financiën Wopke Hoekstra een ‘Hanzecoalitie’ van gelijkgezinde kleine lidstaten bijeen, zoals Denemarken en Zweden. Dit leverde in Brusselse vergaderzalen echter onvoldoende stemgewicht en slagkracht op.
Premier Rutte wees de weg met zijn persoonlijke band met (toen) Angela Merkel en de in 2017 verkozen Macron. Nederland werd een gesprekspartner voor Berlijn en Parijs en vond een rol in de Frans-Duitse relatie, niet met de grote mond van een Britse Prime-Minister, maar als bemiddelaar bijwijlen subtiel de eigen zaak bepleitend. Ook de banden met Madrid en (meer recent) met Rome zijn aangehaald. Uit onderzoek van de universiteit van Gothenburg naar hoe EU-landen elkaars positie inschatten, blijkt dat juist van Nederland het ‘netwerkkapitaal’ tussen 2015 en 2021 sterk toenam.
Ook de Fransen bouwden aan hun Europese relaties. Ook zij missen de Britten. De band met de Duitsers, plechtig gekoesterd, blijft moeizaam. Met het Italië van premier Mario Draghi sloot Macron eind 2021 een vriendschapsverdrag, dat die partner symbolisch op gelijke voet met Duitsland bracht. Begin dit jaar kwam met Spanje iets vergelijkbaars tot stand. Zo geven de Fransen zich een institutioneel verankerd overleg met de drie grote buurlanden.
De ontmoeting van volgende week tussen team-Macron en team-Rutte is de tweede in korte tijd, na een Parijs’ beraad in maart 2022. Het brengt Den Haag zowat op hetzelfde diplomatieke niveau als Berlijn, Rome en Madrid; een opmerkelijk promotie, met dank aan de uitstekende verstandhouding van ‘Mark’ en ‘Emmanuel’.
Deze onverwachte toenadering slaagt omdat ook de stemming in de EU is veranderd. Niet alles draait meer om markt, euro en financiën – onderwerpen waar het liberale en zuinige Den Haag veelal tegenover een protectionistisch en op solidariteit rekenend Parijs stond. Nee, het gaat nu ook om veiligheid, om migratie en grensbewaking, om klimaat en om het tempo waarmee de EU kandidaten zoals Oekraïne zou moeten binnenlaten – evenzovele velden waarop belangen en visies overeenkomen.
Sterker, zelfs op economische thema’s als industriebeleid of handel slijten de scherpe kantjes van de Frans-Nederlandse oppositie. Den Haag beweegt. Met de ontnuchterende ervaringen van Brexit, Trump en Xi – plus pandemie en Poetin – maken Nederlandse politiek en diplomatie zich stapsgewijs los van een denkwereld van frictieloze globalisering en machtsvrij multilateralisme.
Soms hoor je dat de Europese Unie ‘Franser’ zou worden. Dit klopt. Mits als volgt begrepen: anders dan in Den Haag, Brussel of Berlijn is men in Parijs na 1945 niet opgehouden na te denken over economie, cultuur of technologie in termen van macht en strategie. Dit geeft het land een mentale en praktische voorsprong nu Europa een tijdvak binnentreedt waarin zulke taal onontbeerlijk is om overeind te blijven.