Documentaire Acteurs Joenoes Polnaija en Daan van Citters ontmoetten elkaar op de set van ‘De Oost’. Het inspireerde hen om uit te zoeken wat hún grootouders tijdens de oorlog in Indonesië deden.
Daan van Citters en Joenoes Polnaija willen hun gevoelens graag met ons delen. De vrienden acteerden in speelfilm De Oost, over de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië en de bloedige ‘pacificatie’ van Celebes onder kapitein Raymond Westerling. Polnaija speelde zijn eigen Molukse opa Simon, een KNIL-militair die onder Westerling diende. Zijn vader Tom gijzelde in 1975 als achttienjarige een basisschool in Bovensmilde om een Molukse republiek te eisen. Daans adellijke opa Wilhelm van Citters was als officier bij de mariniers eveneens betrokken bij de ‘politionele acties’. Hij pleegde in 1966 zelfmoord.
Nu reizen ze door Indonesië: tijdens opnames van De Oost zag Polnaija in dat hij niet trots op opa’s KNIL-verleden kon zijn. „Hij was onderdeel van de koloniale onderdrukker.” Interessant, denk je daar. Levens die elkaar kruisen, een ‘Grossvatersuche’: „Wat heeft mijn opa daar gedaan?”
Helaas: de heren gaan vooral terug „naar de plek waar de grootouders liepen om hun energie te voelen”. En zijn ze uitgevoeld, dan volgen banale bespiegelingen en wezenloze geprekjes met schouderophalende ‘locals’. Van Citters: „Dit gaat diep, bro. Dit gaat ver terug.” Polnaija: „Gouden Eeuw? Zo goud was het niet. Bij VOC denk ik: I don’t give a VOC!”
Zo vol is het duo van zichzelf dat de streken die hun opa’s indertijd uithaalden in nevelen gehuld blijven. Daan van Citters heeft een koffer met een topgeheim gevechtsverslag van opa. Dat houdt hij even als trofee voor de camera om dan verder te stamelen over zijn bezwaarde witte geweten. Zelfs omlijst door dreigende natuurshots en dito gamelanmuziek klinkt dat maar half gemeend. Opa’s zelfmoord? „Er lag een inktzwarte wereld achter zijn gulle lach.”
Kennelijk ja, maar hoe, wat, waarom? Er wordt niets uitgezocht, uitgediept of uitgelegd omdat Van Citters en Polnaija het te druk hebben met het strelen van elkaars littekens, „die diep gaan”. Het verleden? Best heftig of zo. De vraag die ze hun opa’s stellen kunnen ze beter zichzelf stellen. „What the fuck deden we hier?”
Er zijn filmideeën die de verbeelding zó prikkelen dat het verhaal er niet eens zo toe doet. Eeuwenoude schatten in piramides, verdedigd door mummies. Een bloemenveld met genezende krachten, hoog op een onbeklimbare berg. Of de opzet van Vaiana 2: een oceaan vol geheimen, met monsters en schatrijke eilanden. In zo’n setting maakt het niet zo uit als de film tegenvalt. Het suggereert zoveel avontuur, dat de filmmakers het niet helemaal kunnen verpesten. Hoezeer ze ook hun best doen.
In 2016 was animatiemusical Vaiana (ook wel Moana, Oceana) een verfrissende toevoeging aan Disneys prinsessen-genre. Na een duo bleekneuzen in torens in Tangled en Frozen was prinses Vaiana een avontuurlijke zeevaarder uit zonnig Polynesië, gegrond in de locale mythologie. De liedjes van musicalkoning Lin-Manuel Miranda maakten het verhaal grappig, swingend én gedurfd.
Vaiana 2, acht jaar later, is dan weer heel veilig. De oceaan roept Vaiana opnieuw, ditmaal om een geheimzinnig eiland te vinden waarop de volkeren der oceaan kunnen samenkomen. Het wordt een voorspelbaar avontuur, met piraten en een tripje in het maag-darmkanaal van een zeemonster: een verplicht vervolg, effectief maar afgezaagd. De grappen zijn best leuk, maar lijken gekopieerd uit andere films: denk ‘een heel schattig beestje dat levensgevaarlijk blijkt te zijn’.
Datzelfde geldt voor de liedjes. De opzwepende, grappige en ontroerende mix van het eerste deel vertrok met Lin-Manuel Miranda, die niet aan deel 2 meewerkte. De meeste nummers zijn nu ‘mast-slingeraars’: Vaiana en company tuimelen over het scheepsdek en halen uit terwijl ze naar de horizon staren. Wat Vaiana 2 redt van de middelmatigheid is dat azuurblauwe water en het stoplicht-oranje zonlicht. Het is nog steeds een prachtig geanimeerd avontuur op zee, ook al zijn we beter gewend.
Door een truck overreden
Ook de andere animatiefilm die deze week uitkomt, het Japanse Overlord: The Sacred Kingdom, draait om zo’n prikkelend filmidee: dat je via een portaal plotseling een fantasiewereld betreedt. Dit type verhalen is zo populair in Japan dat er een subgenre van films, boeken, manga en anime naar vernoemd is: het isekai-genre. Personages belanden hierin, vaak door te sterven, in een ander universum. Er is zelfs een populaire meme over: ‘Truck-kun’, omdat personages vaak door een truck overreden worden voor ze reïncarneren in een fantasiewereld.
U weet uiteraard al dat Overlord: The Sacred Kingdom zich afspeelt tussen de zevende en achtste aflevering van het vierde seizoen van de televisieserie Overlord. De plot: spelers zijn zoekgeraakt in videogame Yggdrasil en leven nu volgens de regels van een Lord of the Rings-achtige wereld, waar demon Jaldabaoth langzaam het hele heilige koninkrijk overneemt en paladijn Remedios Custodio hulp zoekt bij de Magiekoning.
Dit is écht een film voor fans van de anime-serie die online alle 52 afleveringen van Overlord vonden en bekeken. Kennelijk zijn dat er genoeg, want dit soort animefilms komen de laatste tijd vaker in de bioscoop. De film doet totaal geen moeite om er nieuwe kijkers bij te betrekken, als nieuweling ben je zeker veertig minuten totaal in de war door alle skeletmannen, magische spreuken en wandelende slangen. Waarna zich alsnog een verrassend intrigerende geopolitieke strijd ontspint die alleen met gekonkel (en ultrageweld) valt te winnen.
Toch is duidelijk waarin de lol zit. In Overlord: The Sacred Kingdom gelden de regels van de videogame, met personages die kunnen teleporteren en al doende nieuwe ‘skills’ opdoen. Twee uur is wél veel te lang, zeker als personages elke minuut uitspraken doen als: „Begin met het inzetten van langdurige verdedigingsspreuken”. Of: „Ja, ik ben het! Degene die het grote feest organiseerde bij Re-estiz!” En: „Maar u had me Ultimate Shooting Star Super al gegeven!” En zeker als de animatie zo lui is als in Overlord. Praat één personage, dan staat de rest stil. Dat kan op tv, bij een film verwacht je toch iets meer.
Bij de Britse scenarist en regisseur Andrea Arnold is het uitgangspunt van iedere film een beeld dat ze maar niet uit haar hoofd krijgt. Bij Bird was dat een naakte man met een lange penis op het dak van een hoog gebouw. ’s Nachts. In de mist.
„Zo’n beeld roept dan vragen op”, legt Arnold (63) uit via Zoom. „Hier dacht ik bij mezelf, mijn God, waarom staat hij op dat dak? Waarom is hij naakt? En wat voor gebouw is dat? En dan begin ik te schrijven, in een poging die vragen te beantwoorden.” En in dat proces speelt muziek een hoofdrol, zo blijkt.
Arnold is een van de meest gelauwerde én meest eigenzinnige Britse filmmakers van dit moment. Bird sluit op het eerste gezicht naadloos aan bij bekende films uit haar oeuvre, zoals Fish Tank (2009) en American Honey (2016): jonge vrouwen trachten zich staande houden aan de randen van de samenleving in weinig hoopvolle omstandigheden. In Bird volgen we de 12-jarige Bailey (nieuwkomer Nykiya Adams) die samen met haar halfbroer woont in een kraakpand bij hun hosselende, onstabiele en met insectentatoeages bedekte vader ‘Bug’ (Barry Keoghan). Via het personage Bird (Franz Rogowski), een mysterieuze maar zorgzame figuur die Bailey ontmoet tijdens het rondzwerven, sluipt er een scheut magisch realisme in Arnolds sociaal realisme.
Ondanks de working class-misère die Arnolds treffend en haast documentaire-achtig in beeld brengt, hengelen haar films niet naar medelijden. Ook nu weer spat de energie van het scherm door de dans en muziek die het leven van haar ruige hoofdpersonages kleuren. Ze vuilbekken erop los, maar zijn zelden puur kwaadaardig. Bug is egoïstisch en snuift in het bijzijn van zijn kinderen, maar de voormalige tienervader is zelf nog een half kind en geeft oprecht om ze.
Tienerouders
Andrea Arnolds moeder was zestien toen ze haar kreeg, haar vader slechts iets ouder. Er volgden al snel nog drie kinderen, maar het stel ging uit elkaar en Arnolds moeder voedde hen grotendeels alleen op. De regisseur groeide op in sociale huurwoningen aan de rand van Kent, waar Bird werd opgenomen. Als Bailey na een conflict met Bug van huis wegloopt, zien we haar dwalen door de natuur rond de stad, iets wat Arnold zelf vaak deed.
Een antwoord op de vraag of haar hoofdpersoon een alter ego voor haarzelf is, ontwijkt Arnold echter vakkundig. „Ik denk dat er geen schrijvers bestaan die niet op de een of andere manier schrijven over wat ze zelf begrijpen of voelen. Maar verder is dat een vraag die journalisten en het publiek zelf moeten beantwoorden.”
Arnold, die een eerdere afspraak voor dit gesprek in Cannes op de valreep afzegde, weigert normaliter haar werk te duiden of te verklaren, en heeft daar ook vandaag geen zin in. Ze haat het zelf als kunst in musea wordt uitgelegd. „Ik lees nooit de pagina-lange teksten over wat een stuk hout in het midden van een zaal betekent. Ik wil gewoon mijn eigen ervaring met dat stuk hout hebben. Ontdekken wat het voor mij betekent.”
Naakte man
Dat ze wel ‘het beeld’ deelde van de naakte, slanke man met de lange penis waarmee het scenario van Bird begon, is omdat ze dat er per ongeluk al uitflapte tijdens de persconferentie in Cannes na de première. Dat was pure vermoeidheid. Ze laat kijkers liever gissen naar het beeld waarmee haar films beginnen. Al had ze het er achter de schermen vanaf het eerste moment over: „Toen de producent me vroeg waarover mijn volgende film zou gaan, ratelde ik door over dat ene beeld.”
De magische elementen die ditmaal in haar film slopen, waren toen nog niet aan de orde; haar scripts ontwikkelen zich niet planmatig maar organisch. „Ik werk altijd heel low budget en heb het geluk dat ik nu op een punt in mijn carrière ben waar ik een beetje geld krijg om dingen uit te zoeken. Hoe weet je immers wat de tweede zin van je scenario is voordat je de eerste hebt neergeschreven? Ik heb altijd medelijden met beginnende filmmakers die hun verhaal moeten uittekenen voor ze mogen beginnen. Dat gaat heel erg in tegen het creatieve proces.”
Arnold deelde haar hele script ook niet met de cast tijdens de opnames, de acteurs kenden enkel de ontwikkeling van hun eigen personage. Rogowski noemde het „interessant” dat hij zich nauwelijks kon voorbereiden op zijn rol; hij kon slechts de beelden bekijken die Arnold hem had toegestuurd, en de playlist beluisteren met muziek die paste bij zijn personage. Het voelde alsof hij „deel zou worden van haar schilderij”, niet alsof je „een rolletje opvoert”.
Playlists
De playlist die ze haar acteurs toestuurde, speelt een cruciale rol in het maakproces van Bird, zo blijkt als we Arnold aan het einde van ons Zoom-gesprek vragen over de muziek. Dan veert ze plotseling op.
Het zou niet helemaal onverwacht moeten zijn. Arnold probeerde als tiener aan haar thuissituatie te ontsnappen via dans en vertrok op haar achttiende naar Londen, ze sloot zich daar aan bij een gezelschap dat danste in tv-programma Top of the Pops. Voordat ze als veertiger doorbrak als regisseur, werkte ze ook nog jarenlang als tv-presentator bij kinderprogramma’s. Arnold: „Als ik begin te schrijven aan mijn scenario maak ik meestal een playlist. Dat is niet de soundtrack voor de film, maar meer een ‘gevoelssoundtrack’. Later maak ik een playlist voor ieder personage apart.”
Veel nummers die uiteindelijk in de soundtrack van Bird zijn beland, van The Verve, Fontaines D.C. en Coldplay, komen uit de playlist die ze maakte voor Bug, vertelt Arnold. Ook dat ging organisch; dat personage nam steeds meer ruimte in, en zijn muziek werd belangrijker. Zo is er de plotlijn in Bird waarin Baileys vader geld probeert te verdienen met een pad die hallucinogenen afscheidt. Het beestje gaat blijkbaar ‘slijmen’ bij „oprechte muziek” zoals van Coldplay.
Arnold: „Maar tijdens het monteren van de film kreeg ik het gevoel dat we Baileys interne wereld ook moesten tonen, en zo kwam de muziek van [dance-producer] Burial in de film.”
Het is duidelijk. Een Andrea Arnold-film begint met een beeld, maar groeit op muziek.
Arme Milhouse Van Houten. De blauwharige beste vriend van Bart Simpson heeft al heel wat moeten verduren: gemene opmerkingen, pakken slaag van pestkoppen, een vechtscheiding van zijn ouders. Hij kreeg als grap zelfs een keer de FBI achter zich aan. Dit weekend was er een nieuwe tegenslag voor het gedenkwaardige personage uit de animatieserie The Simpsons: hij raakt zijn stem kwijt. Tenminste, voorlopig.
Stemactrice Pamela Hayden heeft namelijk besloten te stoppen met de rol van Milhouse. Hayden deed zijn stem, en die van verschillende andere Simpsons-personages, sinds het vroegste begin. Ze was al betrokken bij The Simpsons voordat het in 1989 een volwaardige tv-serie werd – de gele figuren waren eerst in korte filmpjes en reclamespotjes te zien. In de VS was zondag de laatste aflevering te zien waaraan ze een bijdrage leverde. Je snapt de keuze wel: ze speelt een jochie van 10 terwijl ze zelf 70 jaar oud is. Het wordt dan steeds moeilijker om de jeugdigheid in de stem te behouden. Milhouse blijft volgens de producenten onderdeel van de serie. Er wordt gezocht naar een acteur die de stem in volgende seizoenen kan inspreken (The Simpsons zit in het 36ste seizoen en lijkt eeuwig door te gaan).
Ik voelde enige opluchting door die mededeling: zonder Milhouse zou de serie toch iets van zijn ziel verliezen. Maar ik was vooral blij dat de term ‘kunstmatige intelligentie’ niet als reden genoemd werd in artikelen over de pensionering van Hayden.
Hollywood heeft het zwaar en probeert overal kosten te besparen, dus ook de presentatie van een kunstmatige kloon van de Milhouse-stem zou me niet verbazen. De AI-acceptatie in de industrie gaat snel namelijk. Onlangs trad Terminator-regisseur James Cameron toe tot het bestuur van AI-bedrijf Stability AI, ondanks eerder uitgesproken zorgen. Ook Ridley Scott geeft aan dat hij AI probeert te omarmen, bijvoorbeeld voor animatie. „Je kunt in een week doen wat tien man tien weken kost”, zei hij tegen The New York Times in een gesprek naar aanleiding van de verschijning van Gladiator II.
In Australië luidde een belangenvereniging van stemacteurs deze zomer de noodklok over AI-ontwikkelingen: volgens The Australian Association of Voice Actors (AAVA) dreigen in dat land al vijfduizend banen te verdwijnen. Ze wijzen onder meer naar radiozenders die menselijke stemmen vervangen door kunstmatige stemmen. Dit wordt ook al in Nederland gedaan: RTV Drenthe gebruikt een AI-nieuwslezer die in het weekend bulletins leest. Eindredacteur Martin van der Veen vertelde in journalistenvakblad Villamedia tevreden te zijn met de kunstmatige stem.
RTV Drenthe meldt bij ieder bulletin nog dat de stem door AI gegeneerd is. Het wordt lastiger wanneer niet duidelijk is dat de stem ‘nep’ is. De technische vooruitgang gaat snel, dus als de stem van Milhouse toch door een computer wordt ingesproken zullen velen dat niet meteen merken. Maar door de menselijke inbreng verlies je de eigen interpretatie van de acteur. Hayden gaf dat ook aan in een interview, zonder naar AI te verwijzen. Ze werd gevraagd of ze nog tips had voor haar opvolger. „Het is niet goed om alleen maar een imitatie te doen”, stelt ze. Druk er een eigen stempel op, ook als het een bestaand personage is.
Zullen stemacteurs ook in de toekomst de kans krijgen om iets eigens van hun personages te maken? Later we net als Milhouse maar positief blijven en de hoop uitspreken dat er in dit AI-tijdperk nog originele personages gaan verschijnen.