Arbeidsmarkthervorming van kabinet moet ‘tweedeling in de maatschappij’ tegengaan

Hervorming arbeidsmarkt Flexwerkers krijgen meer zekerheid in de nieuwe plannen van het kabinet. Voorstellen die het werkgeverschap aantrekkelijker moesten maken, zijn minder vergaand dan gedacht.

Minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) gaf maandag een toelichting op hoe het kabinet de arbeidsmarkt verandert.
Minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) gaf maandag een toelichting op hoe het kabinet de arbeidsmarkt verandert.

Foto Robin van Lonkhuijsen/ANP

Ja, flexwerk wordt ingeperkt. Maar werkgevers krijgen daar andere vormen van flexibiliteit voor terug. Met die twee uitgangspunten wil Rutte IV de adviezen opvolgen van de invloedrijke ‘commissie-Borstlap’, die drie jaar geleden adviseerde over nieuwe regels rond werk. En het daaruit voortvloeiende advies van vakbonden en werkgevers.

Maar de maandag gepresenteerde kabinetsvoorstellen die het werkgeverschap aantrekkelijker moeten maken, zijn minder vergaand dan in dat eerdere advies, blijkt uit een brief die minister Karien van Gennip (Sociale Zaken, CDA) naar de Tweede Kamer stuurde.

Zo komt er wél een soort deeltijd-WW, maar in sterk afgeslankte vorm. Werkgevers en vakbonden stelden voor dat een bedrijf in slechte „bedrijfseconomische omstandigheden” zijn werknemers mag dwingen om minder uren te gaan werken. Die werknemers behouden in principe hun volledige loon, het kabinet moest dat grotendeels betalen.

De regeling die Van Gennip nu presenteert, is alleen toegankelijk bij „crises en calamiteiten”, schrijft ze. Bedrijven die door een brand, of een nieuwe pandemie met lockdowns, minder werk kunnen aanbieden, mogen hun personeel maximaal een half jaar minder uren laten werken.

Ook werknemers moeten inleveren: voor niet-gewerkte uren krijgen zij 80 procent uitbetaald. Maar: hun totale loon mag niet meer dan 10 procent dalen. De werkgever krijgt iets meer dan de helft van de loonkosten over niet-gewerkte uren vergoed. Niet van de overheid, maar uit een fonds dat werkgevers en werknemers zelf moeten betalen.

Toch heeft Van Gennip deze voorstellen uitgewerkt in nauw overleg met vakbonden en werkgevers. „Wij hebben het hier lang over gehad”, zei de minister maandag in een toelichting. Maar een regeling die alle vormen van omzetverlies dekt, „is best duur”, zei ze.

Uitzendkrachten krijgen recht op even aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden als hun collega’s die in hetzelfde bedrijf in vaste dienst zijn

Vorig jaar juni maakte Van Gennip al op hoofdlijnen bekend hoe zij de regels rond werk wil veranderen. Het vaste contract moet weer de norm worden, de meest onzekere contractvormen verdwijnen en voor de uitzendsector komen strengere regels. En werkgevers krijgen andere vormen van flexibiliteit. In de brief van maandag zijn al die voorstellen verder uitgewerkt.

De huidige arbeidsmarkt is „uit balans”, zei Van Gennip in haar toelichting. Onzekere contractvormen, zei ze, versterken „de tweedeling in de samenleving”. Zij hoopt dat de maatregelen bijdragen aan een „stevige en veerkrachtige middenklasse”, waarin mensen „kunnen investeren in zichzelf en hun kinderen”.

Nulurencontract verboden

Het flexwerk wordt onder meer ingeperkt door nulurencontracten te verbieden. Werkgevers krijgen wel de mogelijkheid om een zogeheten ‘vast basiscontract’ aan te bieden, voor een minimaal aantal uren. Dat moet werknemers meer duidelijkheid geven over wanneer zij wel en niet moeten werken.

Uitzendkrachten krijgen straks sneller recht op een vast contract: na drie in plaats van vier jaar. Uitzendkrachten krijgen recht op even aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden als hun collega’s die in hetzelfde bedrijf in vaste dienst zijn. Om te voorkomen dat uitzendwerk via slechtere arbeidsvoorwaarden goedkoper kan zijn dan vast werk.


Lees ook: Hoe werkgevers akkoord gingen met minder flexwerk

Ook worden de regels voor tijdelijke contracten strenger. Werkgevers die een tijdelijke werknemer na drie jaarcontracten geen vast contract aanbieden, mogen diegene pas na vijf jaar opnieuw een tijdelijk contract geven. Nu mag dit al na zes maanden. De werkgever zou volgens het kabinet op deze manier eerder geneigd zijn de werknemer een vast contract aan te bieden.

Die termijn van vijf jaar is arbitrair, liet minister Van Gennip doorschemeren in haar toelichting. „Een periode van drie jaar is te kort, een periode van zeven jaar juist te lang,” zei ze. „Zo zijn we tot de termijn van vijf jaar gekomen.”

Zieke werknemers

De tweede maatregel die werkgevers juist graag wilden, is net als de deeltijd–WW afgeslankt. Die gaat over langdurig zieke werknemers. Werkgevers moeten hen twee jaar doorbetalen en begeleiden bij hun terugkeer naar werk. Soms leidt dat tot twijfel: moet ik al een permanente vervanger aanstellen, of komt die zieke werknemer straks terug, waardoor ik dubbele loonkosten heb?

Daarom schreef Van Gennip vorig jaar dat de begeleiding van zieke werknemers zich na één jaar in principe zou gaan richten op een terugkeer bij een ándere werkgever. Dat moest werkgevers de gewenste duidelijkheid geven dat hun zieke werknemer niet meer terugkomt.

Nu blijkt: deze regeling gaat alleen gelden voor kleine ondernemers, met maximaal honderd werknemers. Voor grote werkgevers is zo’n regeling minder noodzakelijk, zei de minister maandag. „Zij hebben vaak heel veel mogelijkheden om mensen ergens anders te laten werken, op een andere locatie of afdeling.”

Van Gennip wil haar plannen rond de zomer hebben uitgewerkt in concept-wetsvoorstellen, zodat ze haar definitieve wetsvoorstellen over ongeveer een jaar naar de Tweede Kamer kan sturen.


Lees ook: Flexwerk wordt duurder, dus de tomaat ook