N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Scenario’s om CO2 uit de lucht te halen door ‘het planten van bomen’ staan nog in de kinderschoenen, waarschuwde het VN-klimaatpanel IPCC vorige week. Dat is niet zo gek als je de economische belangen volgt. Industriële houtverbranding voor energie (biomassa), goed voor een jaarlijks aandeel van 60 procent ‘hernieuwbare energie’, wordt vanuit Brussel aangejaagd met per jaar ongeveer 17 miljard euro subsidie. Tegelijkertijd blijkt het certificeringssysteem niet op orde, liet NRC met het International Consortium of Investigative Journalists onlangs zien.
Keuringsbedrijven die de houtindustrie controleren en voorzien van een duurzaamheidsstempel om in aanmerking te komen voor gesubsidieerde import naar Europa, blijken met regelmaat signalen te missen over misstanden, zoals ontbossing en mensenrechtenschending. Toch is deze sector goed voor een miljardenomzet en groeiende markt.
Hoewel de duurzaamheid van biomassaverbranding al jarenlang wordt betwist door zowel wetenschappers als milieuactivisten, wordt in Brussel deze maand de laatste hand gelegd aan de gereviseerde richtlijn hernieuwbare energie (RED). Biomassaverbranding wordt, onder zware lobby vanuit de bosbouwindustrie in Scandinavië en Baltische Staten, waarschijnlijk opnieuw geclassificeerd als ‘duurzaam’ en blijft zo subsidiabel.
Misstanden
Ook in Nederland wordt stevig gelobbyd om deze industrie in stand te houden. Aangevoerd door onder meer Energie Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie poogt een klein groepje wetenschappers al jaren, met succes, berichtgeving over misstanden tegen te spreken. Hun informatie blijkt vaak gebaseerd op niet te verifiëren gegevens en is dus problematisch. Vooral als het maatschappelijk debat en de politieke besluitvorming zich voor een groot deel hierop baseren.
In een artikel over fout hout dat toch vaak voor ‘duurzaam’ doorgaat, beschreef NRC begin maart het productieproces van het Amerikaanse Enviva, ’s werelds grootste houtproducent. Dit bedrijf maakt zich, volgens het journalistieke onderzoek, schuldig aan illegale houtkap en ontbossing. Hun ‘duurzaam’ gekeurde houtpellets worden desondanks wekelijks in bulkcarriers verscheept naar Rotterdam en verbrand in Nederlandse kolencentrales van RWE, Uniper en Onyx, aangejaagd door Nederlandse subsidies.
Hoogleraar European Forest Resources in Wageningen en oud-lid van de adviescommissie Duurzaamheid Biomassa voor Bio-energie Gert-Jan Nabuurs schreef in de brievenrubriek van NRC dat het allemaal wel meevalt met de misstanden: via het track&trace-systeem van Enviva zou alles te volgen zijn, alleen bomen van slechte kwaliteit worden in het zuidoosten van de VS vermalen tot pellets en certificeerders worden volgens hem nauwkeurig gecontroleerd. Kaalkap, stelde hij bovendien, zou binnen de duurzaamheidscertificering niet verboden zijn.
Die opmerkingen hebben geen wetenschappelijke grondslag. Anders dan Nabuurs stelt, biedt Enviva’s track&trace-systeem geen volledige transparantie. Zoals ook de disclaimer van Enviva zelf opmerkt worden de locaties van de oogsten voortdurend gewijzigd en veranderen de coördinaten als de track&trace-kaart wordt vernieuwd. Er is dus geen manier om precies te zien waar het hout dat Enviva gebruikt vandaan komt.
Door de oogstniveaus van de pellet-industrie te vergelijken met die van de totale boskap in het zuidoosten van de VS ontstaat een vertekend beeld van de effecten van de biomassa-industrie op de bossen. Tussen 2016-2018 ging de helft van alle hardhoutoogst in dit gebied naar Enviva. Toenemende Europese vraag naar pellets heeft bijgedragen aan een algehele daling van de koolstofvoorraden hier.
Lees ook: Hele bossen worden gekapt – en toch heet dat hout ‘duurzaam’
Bosdegradatie
Ook rond het al dan niet toestaan van kaalkap binnen de gestelde duurzaamheidscriteria blijkt de realiteit net anders dan Nabuurs schetst. In de VS valt minder dan 5 procent van de particuliere bosgronden in het zuidoosten onder bosbeheerplannen. De meeste oogst in de regio wordt gedaan zonder toezicht op het gebied van natuurlijke hulpbronnen. Hierdoor wordt het risico groter dat biodiversiteitsbronnen niet worden geïdentificeerd of beschermd.
Nogal eens worden termen als ‘houtoogst’ en ‘ontbossing’ verward. Een houtoogst is het tijdelijk verminderen van het bomenbestand, terwijl ontbossing een permanente landgebruikverandering betreft, zoals bijvoorbeeld van oerbos naar sojaproductie. Meer relevante term in deze context is ‘bosdegradatie’.
Industriële houtkap in het mondiale noorden (landen als Canada, Zweden en de Verenigde Staten) is de belangrijkste oorzaak van het verlies aan boombedekking ter wereld. Veel hiervan vindt plaats in onvervangbare natuurlijke en beschermde (oer)bossen die niet eerder industrieel zijn verstoord en een unieke waarde hebben voor de biodiversiteit. Hierdoor zijn de koolstofemissies vergelijkbaar met die van bepaalde fossiele brandstofsectoren en direct gerelateerd aan de achteruitgang van vele (bedreigde) diersoorten. Daar komen de gevaren voor de volksgezondheid die de uitstoot van biomassaverbranding met zich meebrengt nog eens bij.
Niet kansloos
Het biomassadebat lijkt inmiddels dusdanig gepolariseerd dat veel media hun vingers er niet meer aan durven branden. In plaats van een open gesprek tussen wetenschap en politiek over onderzoeksbevindingen, krijgen natuur-ngo’s regelmatig te maken met negatieve bejegening, framing en intimidatie vanuit politiek en industrie.
Toch zijn natuurbeschermers niet kansloos. Waar verbranding van biomassa vijf jaar geleden nog algemeen werd beschouwd als oplossing voor het behalen van de klimaatdoelen, wordt het inmiddels, ook door minister Rob Jetten (Klimaat, D66), gezien als een probleem waar we zo snel mogelijk van af moeten.
Nederland fungeert als voorloper. Grote ondernemers en multinationals vrezen grote reputatieschade door aanhoudende protesten, zoals onder meer Vattenfall overkwam. Maar zolang er miljarden euro’s aan duurzaamheidssubsidies op het spel staan, lijkt de strijd tussen economie en ecologie nog niet gestreden. Het zou goed zijn als de wetenschap in plaats van olie op het vuur te gooien een brugfunctie zou vervullen.