Wie was de mol? Hoe de BVD journalisten bespioneerde én gebruikte

BVD Uit het BVD-archief blijkt hoe stevig de greep op de pers was na WOII. De geheime dienst bespioneerde niet alleen menig journalist, maar schreef ook hele artikelen voor kranten en weekbladen.


Foto Henk Jonker/MAI

Rudie van Meurs kijkt geamuseerd op. Het velletje papier in zijn hand is een vertrouwelijk bericht uit 1976 van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) aan ‘Clipper’, de codenaam van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA. Op verzoek van de Amerikanen blijken journalisten van het weekblad Vrij Nederland, onder wie Rudie van Meurs, te zijn doorgelicht.

Van Meurs: „Zo, dan wordt het toch leuk.”

In de studiezaal van het Nationaal Archief in Den Haag buigt de inmiddels 83-jarige Van Meurs zich over het dossier dat de BVD – de voorloper van de AIVD – over hem aanlegde. Het is een van de 71.000 persoonsdossiers van de geheime dienst die tussen 1948 en 1998 werden bijgehouden en eind vorig jaar naar het archief zijn overgebracht. De BVD hield onder meer actievoerders, politici en journalisten in de gaten. Ze waren mogelijk een gevaar voor de staat, lid van extremistische groepen of verdacht van spionage.

Vijf centimeter dik is het stapeltje papier in zijn blauwe map. Onderaan ligt iets uit 1966, over een reis naar Tsjechoslowakije. Bovenop een vertrouwelijk observatieverslag uit 1986. Het gaat over een discussieavond naar aanleiding van een politie-inval in het kantoor van het Anti-Militaristisch Onderzoeks Kollektief (AMOK) in Utrecht. Spreker die avond is Rudie van Meurs. Hij vindt het „een Gestapo-actie”, noteert een BVD’er die aanwezig is.

Om zicht te krijgen op de modus operandi van de BVD, doet NRC onderzoek in het archief. Eerder publiceerden we over het dossier van Joseph Luns, die minister en later secretaris-generaal van de NAVO was. Zijn dossier bood een kijkje in de wereld van de geheime dienst – hoe de BVD in de jaren zestig en zeventig te werk ging en hoe politici in de gaten werden gehouden, soms tot in hun slaapkamer.

Journalisten trof hetzelfde lot, blijkt uit de bestudering van de persoonsdossiers van 55 bekende journalisten en hoofdredacteuren van na de oorlog. De inhoud van de blauwe mappen is van uiteenlopende kwaliteit en relevantie. Het gaat om krantenknipsels, rapporten van observaties en afgeluisterde gesprekken, gegevens afkomstig van informanten en buitenlandse veiligheidsdiensten en info over buitenlandse reizen.

De dossiers laten zien dat er voor de BVD drie soorten journalisten waren. Zij die linkse of communistische sympathieën hadden en bij voorbaat verdacht waren, zij die de interesse hadden van de dienst maar niet meteen verdacht waren en zij die samenwerkten met de dienst.

Rudie van Meurs, redacteur van Vrij Nederland, thuis in Frankrijk (1976). Foto privébezit

Journalisten die als gevaar werden gezien

Dat hij hier vandaag zit is bijzonder. Tijdgenoten zijn overleden. Rudie van Meurs is de enige van de 55 journalisten die nog met eigen ogen kan zien wat de dienst gedaan heeft. Dat hij de nestor van de onderzoeksjournalistiek in Nederland is, maakt het extra bijzonder.

Van Meurs publiceert vanaf eind jaren zestig onthullende artikelen voor Vrij Nederland. Als eerste brengt hij de achterkamertjes van de macht in beeld. Het gaat over belangenverstrengeling en corruptie bij de elite van het land. Als hij in 1974 ontdekt dat de dienst hem in de gaten houdt, schrijft hij een reeks artikelen en een boek over het „Gestapo-achtig apparaat” en „de samenzwering tegen ambtenaren, studenten, journalisten, dominees en andere democraten”.

Van Meurs lacht als hij in zijn BVD-dossier een handgeschreven notitie van dertien velletjes aantreft waarin zijn boek pagina na pagina wordt geanalyseerd. De notitie: „Hoe komt Van Meurs eraan? Zelfde lek?”

Zoveel jaar later raakt Van Meurs niet meer opgewonden over wat hij in zijn dossier leest. Veel wist hij al. Dat er informanten waren die alles doorvertelden en dat de dienst hem afluisterde. „Ik wist van de interesse. Ik publiceerde immers gegevens die vervelend waren voor de dienst.”

Zijn krant Vrij Nederland is een voormalig verzetsblad dat een kritische, linkse koers insloeg. De verslaggevers worden gemonitord, zo blijkt. De BVD wil alles weten, en de CIA ook. Wie reist waarnaartoe? Wie praat met wie? Wie schrijft wat?

Congres van de CPN in 1974 in Felix Meritis, het gebouw waar ook De Waarheid gevestigd was en dat door de BVD werd afgeluisterd. Foto W.Punt/Anefo

Elke journalist een dossier

Het begon allemaal eind jaren veertig. Bevangen door de Koude Oorlog (1945-1991) en de strijd tegen het communisme hield de geheime dienst de circa 2.400 journalisten in heel Nederland en de meer dan honderd kranten en weekbladen in de gaten. Lokale politiekorpsen moesten bij de dienst verslag uitbrengen over „de politieke richting” van elk blad.

Zo kan inspecteur van politie S. Gol van de gemeentepolitie in Winschoten de dienst in 1947 geruststellen. De redactie van de Winschoter Courant heeft „geen communistische neigingen.” Korpschef F. Meulenberg in Hoogeveen bericht dat de plaatselijke krant „neutraal” is. Wel is er een redacteur die lid is van „de uiterste linkervleugel” van de Partij van de Arbeid. Hij heeft „een politiek stempel” gedrukt op de krant, maar inmiddels heeft de directie hem „tot matiging” aangespoord.

Kranten en weekbladen van linkse signatuur, zoals Vrij Nederland, doet de BVD zelf. Die worden als extra gevaarlijk gezien. Extreem voorbeeld is de krant De Waarheid, het blad van de Communistische Partij van Nederland (CPN). De dienst monitort daar alle medewerkers.

Redacteur Ger Verrips is goed voor drie gevulde mappen in het archief, hoofdredacteur Gijs Schreuders vijf, zijn voorganger Joop Wolff zestien en redacteur Wim Klinkenberg vijftien. Samen een stapel van een meter of drie. En dat is nog maar een deel van wat de dienst over de krant verzamelt. In het dossier van Verrips zit een lijst van tientallen journalisten, administratief medewerkers, directieleden. Ze hebben allemaal een dossier.

De dossiers van Verrips, Schreuders, Wolff en Klinkenberg laten zien hoe diep de BVD bij De Waarheid doordringt. De dienst kijkt en luistert mee, elke dag, en weet alles. Elk roddeltje op de redactievloer, elke ruzie over de koers, elke interne benoeming. Veertig jaar lang wordt het minutieus vastgelegd, tot de wekelijkse declaraties aan toe.

Joop Morriën is die week naar Wassenaar geweest. Iemand bij de BVD schrijft er in de kantlijn bij: „Naar de Russen?”

Verrips declareert medio juni 1969 twee keer een retourtje Leiden, Schreuders een retourtje Nijmegen. Hun collega Joop Morriën is die week naar Wassenaar geweest. Iemand bij de BVD schrijft er in de kantlijn bij: „Naar de Russen?”

De dienst heeft al interesse in Gijs Schreuders ruim voordat hij in 1966 als journalist gaat werken voor De Waarheid. Dat komt omdat zijn vader en moeder bekende communisten zijn. Pagina’s worden volgeschreven over zijn carrière in de partij en bij de krant. In 1979 deelt de BVD een rapport over hem met Clipper, Sardine en Hopman – de Amerikaanse, Britse en Duitse geheime diensten.

Dat hij in de gaten gehouden wordt, vermoedt Gijs Schreuders al snel. Als zijn telefoon in 1972 „raar” doet hoort de BVD hem zeggen: „Dat ze de lijnen aftappen is nog tot daar aan toe, maar dat je geen verbinding kan krijgen gaat toch eigenlijk te ver.”

Gijs Schreuders (rechts), hoofdredacteur van De Waarheid, werd in 1982 namens de CPN lid van de Tweede Kamer. Foto Anefo

Joop Wolff, van 1958 tot 1978 hoofdredacteur van het communistische dagblad De Waarheid, leest in 1991 in zijn tuin de krant. Foto Rien Zilvold

Wie was de mol?

Zijn voorganger Joop Wolff, als voormalig verzetsman bevriend met prins Bernhard, klimt op van correspondent in Moskou tot hoofdredacteur. Hij wordt van 1947 tot 1989 afgeluisterd, bespioneerd en gevolgd. Wolff staat in opdracht van de BVD in het „geheim gesignaleerd” bij de grensbewaking. Dat zorgt voor oponthoud. In dertig jaar passeert hij zestig keer de grens en telkens moet zijn koffer open. In 1950, op weg naar Boedapest, noteert de BVD de vondst van zes grammofoonplaten met titels als The Soul of the Red Army en een borstbeeldje van Jozef Stalin.

Alles vindt de BVD interessant. Zijn vakantieadres in Zuid-Limburg, de ligplaats van zijn boot in Aalsmeer en zijn vrouw die volgens de dienst „vooral met de partij getrouwd” is. Veel aandacht is er voor de gezondheid van Wolff. In 1963 noteert de BVD reuma, in 1965 een nierkwaal, in 1967 een beknelde rugzenuw. Als Wolff in 1983 zijn cardioloog bezoekt, weet de dienst nog dezelfde dag dat zijn hartconditie „prima” is. Wekelijks tikt de BVD een rapport. En ze staan bij hem in de straat:

Meer dan veertig jaar ligt ook redacteur Wim Klinkenberg onder het vergrootglas. Dat gaat door als hij – na zijn ontslag bij De Waarheid – 26 jaar (1968-1994) vicevoorzitter is van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de journalistenvakbond. De BVD heeft een mol binnen de NVJ. Die licht de dienst in over aanstaande bezoeken van Klinkenberg aan buitenlandse congressen en vergaderingen, en over zijn plannen en ideeën. Als de afdelingsvoorzitters van de NVJ in oktober 1984 vergaderen, weet de dienst dat Klinkenberg zich tijdens de bijeenkomst „op de achtergrond” gehouden heeft. Hij vertelt niets over zijn „betrokkenheid” bij de Oost-Europese plannen „om journalisten te mobiliseren voor de strijd tegen de kernbewapening”.

Mijn vader wist dat ze met hem bezig waren. Als hij aan het bellen was, meende hij te kunnen horen dat hij getapt werd

Teuntje Klinkenberg dochter Wim Klinkenberg

„Het verbaast mij niet dat ze hem in de gaten hielden”, reageert Huub Elzerman (79), destijds bestuurslid van de NVJ. „Klinkenberg was overtuigd communist en had contacten in Oost-Europa. Wat mij wel prikkelt is: wie was de mol? Ik heb geen idee.”

In het gezin Klinkenberg werden grappen gemaakt over de BVD, herinnert dochter Teuntje Klinkenberg zich. „Mijn vader wist dat ze met hem bezig waren. Het was een deel van zijn leven. Als hij aan het bellen was, meende hij te kunnen horen dat hij getapt werd. We lachten erom, maar tegelijk was het ook heel vervelend. Het belemmerde zijn carrière.”

Zoveel mogelijk informatie

Het doel van de BVD was om zoveel mogelijk informatie in te winnen over zaken die een mogelijke bedreiging zouden kunnen vormen voor de Nederlandse staat. „Dat kon ook het werk van journalisten zijn”, zegt Beatrice de Graaf. Ze is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, expert op het gebied van veiligheidskwesties en promoveerde op een onderzoek naar de inmenging van geheime diensten in de Nederlandse vredesbeweging tijdens de Koude Oorlog.

Dat die dreiging vooral gezocht werd onder mensen met communistische sympathieën, is volgens haar niet zo gek als je de ontstaansgeschiedenis van de BVD kent. „De dienst werd na de Tweede Wereldoorlog gevuld met veelal gereformeerde mensen uit het voormalige anti-communistische verzet. Zij hadden bijna alleen oog voor het communistische gevaar. Dat is een belangrijke reden dat de BVD in de jaren zeventig de Molukse acties niet heeft zien aankomen.”

Op een gegeven moment moet bij de BVD toch wel doorgedrongen zijn dat op de redactie van De Waarheid geen staatsgreep werd gepland. Waarom bleef de surveillance dan toch zo intensief? De Graaf: „Afschalen was destijds moeilijk voor de dienst. Er waren mensen voor wie het in kaart brengen van wat er op die redactie gebeurde hun dagelijkse bezigheid was. Die zaten in een kamer vol met kaartenbakken, dat was letterlijk hun levenswerk. Dan kun je niet zomaar iets anders gaan doen.”

Redactievergadering van De Groene Amsterdammer in 1986, met aan het hoofd hoofdredacteur Martin van Amerongen, van wie de BVD decennialang een dossier bijhield. Foto Bert Verhoeff/ANP

Minder gevaarlijke journalisten

Je hoefde als journalist geen linkse of communistische sympathieën te hebben om de aandacht van de BVD te krijgen. Een reis naar een Oostblokland of een kritisch artikel in de krant kon al voldoende zijn.

Dat is het geval bij Henk Hofland, later hoofdredacteur en columnist van NRC Handelsblad. Volgens bronnen in zijn dossier was hij iemand uit „een zeer goed milieu” en „conservatief liberaal”. Toch is hij meer dan dertig jaar doelwit.

Het begint als de Hongaren in 1956 in opstand komen tegen het communistische regime en Hofland er als buitenlandredacteur naartoe wil. Zodra hij zich aan de grens meldt, krijgt de BVD een seintje van de marechaussee. Vanaf dat moment heeft de BVD de handen vol aan hem. Hofland heeft een uitgebreid programma aan recepties en partijen, ook bij ambassades van Oostbloklanden. Genoteerd wordt met wie hij spreekt, wat hij zegt en wat hij vindt. Ook bij hem wordt elke buitenlandse reis vastgelegd.

Verder is zijn dossier gevuld met zijn krantenartikelen en pagina’s uit zijn boek Tegels lichten (1972). Daarin beschrijft Hofland hoe hoofdredacteur Herman Planten hem in 1955 vraagt om koffie te gaan drinken met iemand die zich later bekendmaakt als BVD’er. Deze „onnozele, zenuwachtige man” wil dat Hofland nota bene zijn chef, Anton Constandse, gaat bespioneren. Constandse zou een „verdacht figuur” zijn. Hofland weigert.

Dat Anton Constandse drie mappen heeft, verbaast niet. Hij is een erudiet man, koestert anarchistische idealen. Voor de BVD voldoende om veertig jaar lang zijn publicaties, reisbewegingen en spreekbeurten („goed redenaar”) in de gaten te houden. Wat Hofland weigert te doen, doet daarna een BVD’er met een notitieboekje wél. In juni 1955 observeert die hoe Constandse de tweede secretaris van de Russische ambassade, Vasili Drankov, ontmoet in café-restaurant ’t Goude Hooft in Den Haag:

Constandse wordt om de paar jaar doorgelicht. In 1962 luidt de conclusie dat hij geen communist is; hij is zelfs „geen acuut geval”. Toch haakt de dienst niet af. Een geheime notitie: „Constandse blijft echter altijd de moeite waard om het oog op te houden.” Dat zal de dienst doen, tot zijn dood in 1985.

De meeste journalisten van wie NRC de dossiers onderzocht, worden op de voet „gevolgd, hun politieke geaardheid, schrijf- en reisgedrag gecontroleerd. Jan Blokker (VPRO, de Volkskrant, NRC) „wordt als relatief redelijk gezien”, Henk Lunshof (Elsevier) heeft „geen extreme ideeën of principes”, Sem Davids (De Groene) „heftige, doch onbestemde niet duidelijk gerichte linkse sympathieën”.

Journalist Jan Blokker op de redactie van het Algemeen Handelsblad in 1959. Foto Henk Jonker/MAI

Journalisten die samenwerken met de BVD

De gemiddelde krant was tijdens de Koude Oorlog gezagsgetrouw. Het is de tijd dat kranten en weekbladen politieke of kerkelijke spreekbuizen zijn. De dossiers laten zien dat ook innig wordt samengewerkt met de BVD.

Om kranten en weekbladen in de pas te laten lopen en de publieke opinie te sturen, biedt de geheime dienst gratis kant-en-klare artikelen aan. Een van de afnemers is Hendrik Eldermans, hoofdredacteur van het Rotterdamsch Nieuwsblad. Hij wil in 1952 wel „exclusieve kopij” van de BVD, staat in een vertrouwelijk rapport. „Nieuws, artikels en eventueel ook kort commentaar.”

Bij het Algemeen Handelsblad, de voorloper van NRC, is het niet anders. Herman Planten, hoofdredacteur van 1950 tot 1958, kan lezen en schrijven met de BVD. Daarvan getuigt een stapeltje gespreksverslagen in zijn persoonlijke dossier. Zoals een verslag van 25 juli 1952: „Mr. Planten toonde volledig begrip te hebben voor de taak van de BVD.”

Namens Planten neemt de chef van de Haagse redactie van het Handelsblad, Jules van der Wielen, „welwillend” en „discreet” kopij af. Volgens Van der Wielen hebben artikelen „met een nieuws-element” de meeste kans op plaatsing, noteert de BVD. Van der Wielen heeft meteen „interesse” in een bericht dat de dienst heeft gemaakt over een internationaal medisch congres in Italië, blijkt uit een gespreksverslag.

Een zoektocht in de krantendatabase Delpher leert dat Van der Wielen de daad bij het woord gevoegd heeft. Op 23 juni 1952, drie dagen na het gesprek, brengt het Handelsblad een bericht onder de kop ‘Internationaal medisch congres onder communistische invloed’. „Onze Haagse redacteur” meldt dat achter het congres een communistische mantelorganisatie schuilt. De krant schrijft „dat men in de medische wereld ook nu weer niet beseft met een communistisch initiatief te doen te hebben”.

Het Algemeen Handelsblad, voorloper van NRC, publiceerde een bericht dat werd geschreven door de BVD.

De BVD slijt ook kopij aan G.B.J. Hiltermann. Hij is de hoofdredacteur van de Haagse Post en zal landelijke bekendheid verwerven met zijn wekelijkse radiocommentaar De toestand in de wereld, door mr. G.B.J. Hiltermann. In een gespreksverslag uit 1952 staat dat Hiltermann aandringt op exclusieve artikelen over „subversieve activiteiten” die de aandacht „van de grote persen en het publiek” trekken. De BVD concludeert dat hij „met gretigheid kopij zal aanvaarden, waarvoor geen honorarium betaald hoeft te worden”.

Politiek staat de rechts-liberaal Hiltermann aan de ‘goede’ kant, maar dat weerhoudt de dienst er niet van om ook hem in de gaten te houden. De politiek commentator wordt bij bezoekjes aan ambassades en afspraken met diplomaten geobserveerd door de dienst. Of anders is er wel iemand uit zijn omgeving die de BVD inlicht.

De dienst reist mee in het kielzog van Hiltermann. Als hij in 1977 een Siberië-reis organiseert voor lezers van zijn blad, heeft de BVD de deelnemerslijst en wordt iedereen gecheckt. Een informant gaat mee, en heeft oog voor details: „Tijdens een Wodkafeest bij het Baikalmeer kwamen enkele deelnemers ver boven hun theewater, onder anderen Hiltermann. Deze laatste kreeg meer dan normale belangstelling voor de aanwezige dames, wat duidelijk de irritatie van zijn echtgenote opriep.”

Mr. G.B.J. Hiltermann in 1995. In de jaren 50 was hij als hoofdredacteur van de Haagse Post bereid kopij af te drukken die door de BVD geschreven was. Foto Vincent Mentzel

Solliciteren bij de CIA

De BVD-dossiers laten zien hoe de geheime dienst de pers controleerde. Hoe communistische, linkse en kritische journalisten werden bespioneerd. Hoe de publieke opinie werd beïnvloed met kant-en-klare kopij. Maar de verstrengeling ging nog verder, blijkt uit het dossier van Gerhard Werkman, vanaf 1951 hoofdredacteur van het Deventer Dagblad.

Werkman wil in 1953 informant worden van de CIA. In zijn dossier zit een verzoek van de CIA aan de BVD om de antecedenten van sollicitant Werkman na te trekken, aangezien hij „toegang zal krijgen tot geclassificeerd materiaal”. De BVD laat de CIA weten dat over Werkman „zeer gunstig geoordeeld” wordt. „In tegenstelling tot zijn broers die socialist zijn, is Gerhard conservatief en een echte liberaal.”

Meer journalisten werken voor een geheime dienst. Jan Heitink is in 1957 redacteur bij De Telegraaf als hij bij de BVD aan de slag wil. Zijn sollicitatiebrief zit in zijn dossier. Hij krijgt een gesprek met de hoogste BVD-baas. Die concludeert dat Heitink „op zichzelf wel te gebruiken zou zijn”. Toch komt het dat jaar niet tot een overstap. Heitink wordt voor zijn krant correspondent in Parijs.

Dat betekent niet dat de BVD hem hoeft af te schrijven. Heitink blijft hand- en spandiensten verlenen, later ook als lid van de hoofdredactie. Als BVD-informant duikt hij op in het dossier van journalist Willem Oltmans – die ook op de voet gevolgd wordt. Heitink tipt de dienst in 1972 over een ontmoeting in de woning van Oltmans. Daar zijn, laat hij in een telefoontje weten, naast onder meer redacteur Henk Hofland van NRC Handelsblad, ook Russische diplomaten aanwezig. Een Telegraaf-medewerker maakte „clandestien” foto’s van het gezelschap, meldt Heitink.

NRC berichtte vorig jaar dat geheime diensten in Nederland een lange traditie hebben in het rekruteren van journalisten als informant of agent. Het dossier van Willem Oltmans levert daar nieuw bewijs voor. Het bevat een „geheime notitie” uit 1979 over een publiekelijke bewering van Oltmans dat de BVD contact gezocht had met twee journalisten, onder meer om het NOS Journaal wat meer „pro-Amerikaans” te maken. In de notitie staat inderdaad dat de dienst beide journalisten „benaderd” heeft.

In het archief duikt ook een voorbeeld op dat laat zien dat een krant zich, ondanks de tijdgeest, kon onttrekken aan de greep van de BVD.

Het gaat om W.L. (Boebie) Brugsma, journalist van het Haarlems Dagblad en later de Haagse Post, VARA en NOS. In de jaren vijftig heeft de BVD ook hem in het vizier. De dienst doet navraag naar hem bij hoofdredacteur Robert Peereboom van het Haarlems Dagblad. Daar blijkt Peereboom niet van gediend. Het verslag: „Hij vraagt zich af: wat wil de BVD? Legt men daar dossiers aan van mensen die te goeder trouw belangstelling hebben voor wat er in het oosten gebeurt.” En: „Kunnen deze mensen later van deze belangstelling hinder ondervinden?”

Als Peereboom dreigt ruchtbaarheid aan de zaak te geven, staakt de BVD het onderzoek.

Het is niet gek dat journalisten in de Koude Oorlog meewerkten met de BVD, zegt Beatrice de Graaf. „Ze wilden hun steentje bijdragen aan de strijd tegen het communisme, en de dienst was er goed in om zulke mensen binnen te halen. ‘U staat aan de frontlinie van een ideologische oorlog’, werd ze verteld. „En wellicht kregen ze er ook wat informatie voor terug.” Op basis van de door NRC aan haar voorgelegde gevallen concludeert De Graaf dat het optreden van de BVD tegen de journalistiek tijdens de Koude Oorlog vergelijkbaar was met dat van andere westerse geheime diensten.

Uit onderzoek van NRC bleek vorig jaar dat de AIVD (sinds 2002 de opvolger van de BVD) ook journalisten volgde en als bron of informant heeft geworven. De Graaf durft niet te zeggen hoever de dienst tegenwoordig gaat in het volgen van journalisten. „Ik heb daar geen harde gegevens over, maar ze zijn er heus wel van doordrongen dat ze goed in de problemen zouden komen als zou blijken dat ze structureel journalisten volgen.”

Om te voorkomen dat ze hun boekje te buiten gaan, is het belangrijk dat geheime diensten goed worden gecontroleerd door de politiek, zegt ze. „Daar schort het in Nederland aan. Hier houdt een handvol politici zich daarmee bezig, terwijl dat er in een land als Duitsland tientallen zijn. Het toverwoord is ‘toezicht’, en dat kan in Nederland echt beter.”