N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Burgerslachtoffers Bij een Nederlands bombardement op een vermeend IS-hoofdkwartier in Mosul in 2016 kwamen zeven onschuldige burgers om het leven. Hoe kon het zo misgaan?
Op een lenteochtend zitten Zeyad Thonnoon en Fadeya Mowaffak samen te ontbijten. De twee Iraakse academici doceren aan de Universiteit van Mosul en wonen in een appartementencomplex naast de campus. Ze zijn veertien jaar getrouwd, hebben vier dochters en werken allebei aan de biologiefaculteit. ‘Het gelukkige koppel’, noemen collega’s hen. Dit zal hun laatste ontbijt samen zijn.
Het is 22 maart 2016. Mosul is al bijna twee jaar bezet door Islamitische Staat (IS), een terreurgroep die dan grote delen van Syrië en Irak in handen heeft. De jihadisten gebruiken delen van de Universiteit van Mosul als militaire basis. De internationale coalitie tegen IS, waar Nederland onderdeel van is, voert er daarom geregeld luchtaanvallen uit. Uit angst voor de bombardementen zijn Zeyad en Fadeya tijdelijk ingetrokken bij Fadeya’s ouders. Ze willen zo snel mogelijk verhuizen.
Die ochtend zijn ze terug in hun huis naast de campus om spullen in te pakken. Ze hebben hun jongste dochter Amina meegenomen. Het driejarige meisje draagt een geelgroen jurkje. Hun andere drie dochters zijn bij opa gebleven, maar Fadeya’s moeder, zus en broer zijn allemaal meegekomen om te helpen.
Rond het middaguur vertrekt Zeyad om een eerste lading spullen af te leveren bij zijn schoonvader. Hij klopt eerst nog even aan bij zijn buren en collega-academici, Thafer al-Badrani en zijn vrouw Seba Hassan Saadallah. Ze horen hem niet. ‘Komt zo wel’, denkt Zeyad. Hij loopt naar buiten en wandelt naar zijn auto een paar straten verderop. „Het was toen even na twaalven”, zegt Zeyad zeven jaar later op dezelfde plek als toen. „Ik herinner me de exacte tijd, want de moskeeën riepen op dat moment net op tot het gebed.”
Eenmaal achter het stuur hoort Zeyad twee doffe knallen. De auto trilt, maar de explosies lijken ver weg. Zeyad is er wel aan gewend. Hij rijdt snel door, dropt de spullen bij zijn schoonvader en keert weer terug. Bij aankomst springt een IS-strijder met Kalasjnikov voor zijn auto. ‘Er is een luchtaanval geweest!’, schreeuwt de man. ‘Ga weg of ik schiet je dood!’
„Toen sloeg de waanzin toe”, zegt Zeyad. „Ik trapte vol op het gaspedaal. Ik moest naar mijn familie.” De academicus scheurt langs de strijder, springt de auto uit en rent naar zijn huis. Op dat moment vindt er nog een luchtaanval plaats. Die raakt de landbouwfaculteit, vlak naast de appartementen.
Toen sloeg de waanzin toe. Ik trapte vol op het gaspedaal. Ik moest naar mijn familie
Zeyad Thonnoon
Zeyads gebouw staat in lichterlaaie. De zijkant ervan, waar Thafer en Seba woonden, is volledig weggeblazen. Op de plek van zijn eigen appartement zit een gapend gat. In blinde paniek rent Zeyad het brandende gebouw binnen, maar hij kan zijn familie nergens vinden. Misschien zijn ze gevlucht, denkt hij. Snel rijdt hij naar zijn schoonvader, maar die weet van niets.
Wanneer hij terug is op de plek des onheils, is het stof gedaald. Tussen de smeulende brokstukken zoekt de academicus naar zijn geliefden. Op zo’n twintig meter van het gebouw ziet hij de onderste helft van een vrouwenlichaam. Zijn schoonmoeder. Even verderop ziet hij een geelgroen jurkje. Zijn dochtertje Amina. Ook zij leeft niet meer.
Omwonenden en reddingswerkers snellen toe om te helpen. Ze vinden een zwartgeblakerd lichaam zonder hoofd. Uit zijn ID-kaart blijkt dat het Zeyads schoonbroer is. Twee andere lichamen zijn al naar het ziekenhuis gebracht. Zeyad wordt gevraagd hen te komen identificeren. Hij herkent zijn buurman Thafer, maar diens vrouw is alleen nog herkenbaar aan haar trouwring.
Even voor zonsondergang komen er nog twee lichamen het ziekenhuis binnen. Zeyad bidt dat het niet zijn vrouw en schoonzus zijn. Maar wanneer de lijkzakken opengaan, ziet hij dat het voorbij is. „Mijn leven was in één klap zinloos geworden”, zegt de 56-jarige Zeyad, vechtend tegen de tranen. „Ik was mijn vrouw en levensgezel kwijt. Ik was mijn jongste dochtertje Amina kwijt. Mijn schoonfamilie, mijn buren. Zeven onschuldige burgers, allemaal gedood door deze luchtaanval.”
No collateral damage
Die luchtaanval was het werk van Nederland, blijkt uit gezamenlijk onderzoek van NRC, de NOS en Nieuwsuur. Defensie bevestigde de coördinaten, de datum en het tijdstip van de aanval alsook dat die is uitgevoerd door Nederland. Het doelwit was door de coalitie aangemerkt als ‘IS-hoofdkwartier’, aldus Defensie.
Toch berichtten Iraakse media al een paar uur na de aanval over burgerdoden bij een bombardement op „woningen van professoren.” Ook verschenen op de website van de universiteit condoleance-berichten voor de slachtoffers. Nederland deed niets met deze meldingen. Dat was immers de taak van het Amerikaanse opperbevel Centcom. Zij zouden „werkelijk alle” meldingen van burgerslachtoffers „zeer zorgvuldig” onderzoeken, zo verzekerde toenmalig minister Hennis-Plasschaert (Defensie, VVD) in een overleg met de Kamer in 2015.
Centcom pakte de zaak inderdaad op, zij het pas nadat de NGO Airwars die aankaartte. De Amerikanen stelden in 2017 een rapportage op over de Nederlandse aanval die in 2021 openbaar werd. Daarin staat een ‘analyse’ van welgeteld twee zinnen. „Het doelwit werd bewaakt en alleen IS personeel kreeg toestemming het gebouw in te gaan”, stelt Centcom. Evaluatie van videobeelden van de aanval „leverde geen bewijzen van collateral damage.” Conclusie: „Aantal doden: 0. Aantal gewonden: 0.”
Bij zo’n uitkomst wordt Nederland niet geïnformeerd. Andersom nam het kabinet zelf ook geen initiatief om deze of andere rapportages op te vragen. Het kabinet ging er gewoon van uit dat Centcom te vertrouwen was. „Zij zijn de scheidsrechter in dit soort zaken”, zei premier Mark Rutte in een kamerdebat in 2019 nadat NRC en de NOS berichtten over zeker zeventig burgerdoden bij de Nederlandse luchtaanval op Hawija. „Het is een gezaghebbende club, het is een command van de Amerikanen […] Uiteindelijk moet je je daarop baseren.”
Lees ook De Nederlandse ‘precisiebom’ op een wapendepot van IS
NRC, de NOS en Nieuwsuur deden wel onderzoek in Mosul. Halverwege februari bezochten drie verslaggevers de Iraakse stad. Ze bestudeerden de locatie van de luchtaanval en spraken met zes nabestaanden van de slachtoffers en meer dan twintig omwonenden van het door Nederland geraakte gebouw. Ook beschikt de krant over de overlijdensaktes van de slachtoffers en andere documenten gerelateerd aan de aanval.
De bevindingen stroken niet met de aannames van Defensie en conclusies van Centcom. Het gebouw dat Nederland bombardeerde, was een appartementencomplex van academici. Er woonden weliswaar ook vrouwen en kinderen van IS-strijders, maar zij zijn geen legitiem doelwit en lijken al voor de aanval te zijn vertrokken. Omwonenden zijn het oneens over de precieze mate van IS-activiteit in het gebied, maar betwijfelen ten zeerste dat dit specifieke gebouw een hoofdkwartier was. Waarom Defensie daarvan uitging, blijft onduidelijk. Ook is onzeker of er überhaupt IS’ers gedood zijn.
Wat wel vast staat, is dat de rapportage van Centcom vol fouten staat. Het gebouw werd niet bewaakt en stond in een woonwijk. Burgers kwamen vrij naar binnen en waren kort voor de aanval te zien in de directe omgeving van het gebouw. Het risico op collateral damage was overduidelijk. Nederland doodde niet ‘nul’, maar zeven Iraakse burgers. De overlijdensaktes bevestigen dat zij op de dag van de aanval overleden door de „verbrijzeling van het lichaam door een zware explosie”.
In één klap volwassen
„En als je iemand doodt, dood je ook zijn dierbaren”, zegt Nour al-Badrani (24), de oudste dochter van de door het Nederlandse bombardement gedode Thafer al-Badrani en Seba Hassan Saadallah. Ze zit thuis op de bank met haar broers Farouk (23) en Mohammed (21). Haar zusje Farah (17) en broertje Ahmad (12) wachten liever in een andere kamer tot het gesprek voorbij is. „Ze kunnen het niet aan om het hier weer over te hebben.”
De wezen laten foto’s zien van hun vader en moeder. De twee leerden elkaar kennen op de universiteit. Zij studeerde management en economie en zorgde later voor de kinderen. Hij bleef aan de universiteit werken en werd hoofd van de faculteit Computerwetenschappen en Wiskunde. „Ze hebben ons geleerd dat school het allerbelangrijkste is, vooral onze moeder”, zegt Mohammed. Zijn broer Farouk knikt. „Mijn moeder hielp me altijd met mijn huiswerk. En toen was ze er ineens niet meer.”
Mijn moeder hielp me altijd met mijn huiswerk. En toen was ze er ineens niet meer
Farouk verloor zijn moeder door het bombardement
Op de dag van de luchtaanval zaten de kinderen bij hun oom. Hun ouders waren net als Zeyad en zijn familie die ochtend naar het appartementencomplex gegaan om hun spullen in te pakken. „Rond het middaguur hoorde we de bommen”, zegt Farouk. „Ik rende naar het dak om te kijken. Terwijl ik naar boven rende dacht ik nog: als er maar niets met mijn ouders is.” Kort daarna hoorde hij van zijn oom dat ze allebei gedood waren. Farouk, de oudste zoon, was toen zestien, zijn jongste broertje Ahmad zes. „Het was een catastrofe”, zegt Farouk. „We werden in één klap volwassen.”
Zeven jaar later begrijpen de wezen nog altijd niet hoe dit heeft kunnen gebeuren. „Wie bombardeert er nou een gebouw vol academici?”, zegt Farouk. „En dat door een internationale coalitie met de meest geavanceerde wapens. Dan kijk je toch vooraf of er vrouwen en kinderen zijn? Deze coalitie bevrijdde de stad ten koste haar inwoners. Zoals we in Mosul zeggen: IS doodde ons vanaf de grond, de coalitie vanuit de lucht.”
Zwarte jaren
Bijna drie jaar lang zaten de inwoners van Mosul vastgeklemd tussen die twee gevaren. De stad aan de oevers van de Tigris, in de Bijbel bekend als Nineveh, werd in juni 2014 razendsnel onder de voet gelopen door IS doordat het Iraakse leger de benen nam. Een maand later riepen de jihadisten vanuit de historische al-Nouri-moskee hun kalifaat uit. Samen met de Syrische stad Raqqa zou Mosul één van de machtscentra van de terreurgroep worden, en daarmee ook één van de hoofddoelwitten van de coalitie. Tot aan de bevrijding van de stad in juli 2017 voerde de coalitie hier duizenden luchtaanvallen uit.
„We waren omsingeld door angst”, zegt Nasreen al-Saygh (65). Ze woont in de straat naast het door Nederland geraakte gebouw. Haar huis raakte daarbij beschadigd en een deel van het plafond is nog steeds ingezakt, want Nasreen heeft geen geld voor de reparatie. De psychologische schade, vertelt ze, is nog veel groter. „Ik zie mezelf graag als een dapper persoon, maar ik kan de angst niet vergeten.” Ze begint te huilen. „Het was alsof we vast zaten in een donkere put. Ik noem het de zwarte jaren.”
De bommen vielen meestal na middernacht, vertelt Nasreen, „net wanneer je wilde gaan slapen.” Haar kleinzoon was in die tijd drie jaar oud. „Hij klampte zich altijd aan me vast wanneer de vliegtuigen kwamen. Soms kropen we onder die tafel daar. Onzin natuurlijk, maar we konden nergens heen. Zo had je tenminste het idee dat iets je beschermde.”
Tegelijkertijd voerde IS een terreurbewind. De religieuze politie, de hisbah, patrouilleerde door de stad en legde strikte kledings- en gedragsvoorschriften op. Wie niet gehoorzaamde, kon rekenen op lijfstraffen of executie. Ook bezette IS de huizen van gevluchte inwoners. Strijders stopten daar hun vrouwen en kinderen in terwijl zijzelf vaak elders in de stad of op het slagveld verbleven. Op deze manier nestelde IS zich overal in tussen de burgerbevolking.
Hussein Hama Ali (65) kan zich zijn nieuwe IS-buren nog goed herinneren. De literatuurwetenschapper doceert aan de universiteit en woont tegenover het door Nederland geraakte gebouw. Zowel daar als in zijn eigen appartementencomplex woonden enkele IS-gezinnen, zegt hij. „Ze kwamen uit Irak, Syrië, Tunesië en de Emiraten, maar ook uit Afghanistan, India en Tsjetsjenië. Er zat zelfs een Amerikaanse dame bij. De meesten waren vrouwen en kinderen, maar hun mannen kwamen soms ’s nachts terug. Ze gebruikten ons als menselijk schild.”
De academici hier waren bepaald geen fan van de jihadisten. „Het waren barbaren”, zegt Hussein, die onderzoek doet naar Italiaanse en Engelse Renaissance-poëzie. „We vermeden ze, want ze waren altijd op zoek naar redenen om ons te straffen. We mochten niet eens romans lezen!” Gevraagd of zijn overbuurman Zeyad iets met IS te maken hadden, reageert hij verontwaardigd. „Hij haatte hen juist!”, zegt hij. „We spraken altijd in het geheim over hun misdaden. Hij is een verlicht persoon, die volgt geen barbaren.” Andere omwonenden onderschrijven dit. „Er waren wel mensen in Mosul die met IS samenwerkten”, zegt Nasreen. „Maar hier had iedereen een hekel aan hen.”
Waarom vluchtten ze dan niet, zoals honderdduizenden stadsgenoten voor hen? „We hebben eraan gedacht”, zegt Nasreen. „Maar vluchten kost geld, dat hadden we niet. Bovendien is Mosul van ons, ik houd van deze stad! Als we waren weggegaan, had IS ons huis ingenomen. Dat wilden we niet.”
Zeyad en zijn gezin probeerden wél te vluchten. „Vier keer zelfs”, zegt hij, „maar alle pogingen mislukten.” Eén keer sprak hij met een chauffeur af die hen dwars door de woestijn zou rijden, maar op het laatste moment ging het plan toch niet door. „Het was te riskant. Als ikzelf dood zou gaan, oké, maar ik dacht aan mijn vrouw en dochters.”
Lees ook Langzaam herstel in IS-stad Mosul: ‘De stad is nooit zo open-minded geweest’
Universiteit
Zeyad werkte destijds nog steeds aan de universiteit. IS had vakken als literatuur en filosofie verboden, maar liet het onderwijs in de natuurwetenschappen doorgaan. „Als je niet kwam opdagen, kon je worden geëxecuteerd”, zegt Zeyad, een microbioloog gespecialiseerd in virologie. „We moesten onze baarden laten staan. Vrouwen en mannen mochten niet met elkaar praten. De universiteit ging eeuwen terug in de tijd.”
Rondom de universiteit staat een muur. IS bewaakte de toegangspoorten. Terwijl de colleges doorgingen, gebruikten de jihadisten delen van de gigantische campus – groter dan de binnenstad van Utrecht – als militaire basis. In de laboratoria van de universiteit knutselde IS zelfs aan chemische wapens. Niet voor niets had de coalitie dit gebied in het vizier.
Op 19 maart 2016, drie dagen voor de Nederlandse luchtaanval, bombardeerde de coalitie het administratief centrum van de universiteit. IS gebruikte het gebouw als hoofdkwartier, aldus het Pentagon. Airwars beschreef de aanval als „één van de meest brute” die de NGO tot dan toe documenteerde. Naast meer dan veertig IS-strijders zouden ten minste vijftien burgers om het leven zijn gekomen, aldus Airwars.
Het bombardement leidde tot paniek in de nabijgelegen wijk van Zeyad. Met name de IS-gezinnen maakten dat ze wegkwamen en waren al voor de Nederlandse aanval vertrokken, zeggen omwonenden. Voor burgers was dat lastiger. Ze vreesden dat hun huizen geplunderd zouden worden, moesten een nieuwe woning vinden en konden niet zomaar komen aanzetten met een verhuiswagen. „Dat zou wijzen op een vluchtpoging”, zegt Zeyad. „Daarvoor zou je worden opgepakt.”
Veel mensen verhuisden daarom beetje bij beetje. Aangezien de coalitie doorgaans ’s nachts aanviel, sliepen ze bij familie en pakten ze overdag hun spullen. Ook op de dag van de Nederlandse aanval waren nog meerdere burgers bezig te verhuizen. „Toen ik rondom het middaguur naar buiten liep, kwam ik collega’s tegen die ten einde raad waren”, zegt Zeyad. „Het was een chaotische situatie. Iedereen zocht naar een oplossing.”
De bewoners voelden de dreiging. Ze deden er alles aan om die uit de weg te gaan. Maar dat de coalitie midden op de dag een wooncomplex zou aanvallen, dat kan Zeyad nog steeds niet bevatten. „De coalitie zei altijd dat ze burgers zouden beschermen”, zegt hij. „Ik vertrouwde hen, maar het bleek een leugen. IS bleef ongedeerd, de burgers werden gedood.”
Gebied Nederlandse luchtaanval
Klik op de punten voor meer informatie
‘Smart weapons’
Burgers beschermen. Dat was „echt de allerhoogste prioriteit”, benadrukte toenmalig minister Hennis-Plasschaert (Defensie, VVD) tegenover Kamerleden in 2015. Juist om die reden gebruikte Nederland volgens de minister uitsluitend gps- en lasergestuurde ‘smart weapons’ waarmee je „heel precies” een gedeelte van een gebouw kunt bombarderen. Doelwitten zouden worden vastgesteld „op basis van een zeer nauwkeurige informatiepositie” en nevenschade zou koste wat het kost voorkomen worden. Mochten er toch burgers aanwezig zijn rondom een doelwit, dan zou de piloot van de F-16 een aanval altijd nog last-minute kunnen afblazen.
Hoe kon dit bombardement dan gebeuren? Waarom dacht de coalitie dat het gebouw een IS-hoofdkwartier was? En hoe kwam Centcom tot de conclusie dat het gebouw ‘bewaakt’ werd?
Waarom dacht de coalitie dat het gebouw een IS-hoofdkwartier was?
Dat laatste lijkt eerder van toepassing op de landbouwfaculteit naast het wooncomplex. Die faculteit werd kort na het Nederlandse bombardement gebombardeerd door een coalitiepartner. De faculteit zag er hetzelfde uit en lag wél op de campus, dus kan in die zin als ‘bewaakt’ worden aangemerkt – al zeggen omwonenden dat het leegstond.
Het Nederlandse doelwit daarentegen was ten tijde van de aanval duidelijk van de campus gescheiden door een muur, blijkt uit satellietbeelden. Het was voorheen een faculteit, maar werd al in de tijd van Saddam Hoessein omgebouwd tot een appartementencomplex met zo’n veertig woningen voor universiteitsmedewerkers. Het gebouw deelde een binnenplaats met drie soortgelijke flats die eveneens buiten de campusmuren liggen. De toegang tot de binnenplaats loopt via een straat in een normale woonwijk. Deze toegang en die tot het gebouw zelf werden niet bewaakt door IS, bevestigen meer dan twintig omwonenden.
Wel was er veel IS-activiteit in het gebied. Zo stond in de straat naast de binnenplaats een huis waar IS-strijders woonden. Meerdere omwonenden vermoeden dat zij het huis gebruikten als gevangenis. Yaser Taher Eidan (46), die twee huizen verderop woonde, beschrijft het gebouw zelfs als ‘basis’. „Er kwamen dagelijks strijders naar binnen en buiten”, zegt hij. „Eén keer hadden ze een groep geblinddoekte burgers bij zich.”
IS-strijders kwamen ook weleens de binnenplaats oprijden. Zo ook vlak voor de luchtaanval, zegt Haitham Abdulkarim (39), een administratief medewerker van de universiteit die op die dag bij de appartementen was om vrienden te helpen met hun verhuizing. Rond het middaguur zat hij stiekem in zijn auto op de binnenplaats een sigaretje te roken toen hij plotseling een „IS leider”, zoals hij dat noemt, zag aankomen.
„Je kon zien dat het een leider was omdat zijn auto geblindeerde ruiten had”, zegt Haitham vanaf dezelfde plek als toen. „Hij had een kind bij zich, was ongeveer dertig jaar oud en had zwart haar, een grote baard en een Kandahari outfit (een lang gewaad gedragen in onder meer Afghanistan, red). Tien minuten nadat ze naar binnengingen, vond de luchtaanval plaats.” Twee overburen van het gebouw – bekenden van Haitham – bevestigen zijn verhaal. Ze gaan er alle drie van uit dat de IS’er en het kind zijn omgekomen, maar geen van hen heeft hun lichamen zelf gezien. Veruit de meeste omwonenden zeggen dat er überhaupt geen IS’ers bij de aanval zijn omgekomen.
Het idee dat het gebouw een ‘hoofdkwartier’ was, vinden omwonenden onwaarschijnlijk of ronduit onzinnig. Er woonde één politieman van IS, maar voor de rest gebruikten de jihadisten het gebouw volgens omwonenden alleen als gratis verblijfplaats voor hun vrouwen en kinderen. De mannen kwamen weleens op bezoek, maar niemand in de wijk bespeurde er militaire activiteiten. „Zulke bases lagen op de campus”, zegt Nasrat Saleh (49), een academicus en overbuurman van het gebouw. „We woonden hier en zagen wat ze deden. Je zag gewoon niets dat erop wees dat het een hoofdkwartier zou zijn.”
Wat de reden voor de aanval ook was, het is overduidelijk dat burgers erdoor in levensgevaar kwamen. De coalitie had dat kunnen weten, zeggen de omwonenden, want hun drones zoemden voortdurend boven dit gebied. De enige verklaring die Zeyad voor de aanval ziet, is dat de coalitie burgers verward heeft met IS’ers. „Als je naar beelden zou kijken, zou je zeggen dat we allemaal bij IS zaten”, zegt hij. „Iedereen had een baard en we moesten zogenaamde islamitische kleding dragen. We konden niet anders!”
Inlichtingen
Maar daar houdt de coalitie rekening mee, zegt Wes Bryant, een voormalig officier in een elitekorps van de Amerikaanse luchtmacht. „Er is veel meer nodig dan enkel kleren of baarden om iemand als strijder aan te merken”, zegt hij. „Wij weten natuurlijk ook dat IS burgers als menselijk schild gebruikt.”
Bryant vocht in Afghanistan, Syrië en Irak, hielp zelf bombardementen plannen en is daarom bekend met de procedures. In 2019 schreef hij samen met generaal Dana Pittard een boek over de luchtoorlog tegen IS, ‘Hunting the Caliphate’. In een telefoongesprek en mailuitwisseling met NRC beklemtoont Bryant de zorgvuldigheid waarmee de coalitie aanvallen voorbereidde. Dronebeelden waren volgens hem nooit de enige inlichtingenbron. De coalitie putte ook uit andere inlichtingen zoals afgetapte chats of telefoongesprekken van IS-strijders en waarnemingen vanaf de grond door Iraakse informanten. Voorafgaand aan een aanval werd bovendien altijd gecheckt of de informatie nog up-to-date was, aldus de oud-officier.
Bryant is niet bekend met de inlichtingen achter het Nederlandse bombardement, maar bekijkt de casus met de blik van een ervaringsdeskundige. Het lijkt hem „zeer waarschijnlijk” dat de inlichtingen voor de Nederlandse aanval en de aanval van een coalitiepartner op de landbouwfaculteit in hetzelfde informatiepakket (targeting folder) zaten. Omdat deze doelwitten op of naast een campus liggen en universiteiten „beschermd gebied” zijn, zal de coalitie volgens Bryant extra voorzichtig te werk zijn gegaan. De IS-gezinnen met vrouwen en kinderen kunnen sowieso niet de reden van de aanval zijn geweest, want die zijn „geen legitieme militaire doelwitten.” De komst van de ‘IS-leider’ vindt Bryant daarentegen wel interessant, „maar er is veel meer nodig dan de komst van één mogelijke leider voordat een locatie wordt aangemerkt als ‘ hoofdkwartier’. Er moet iets zijn geweest dat erop wees dat het doelwit gebruikt werd voor militaire of bestuurlijke activiteiten van IS.”
Vast staat dat de Amerikanen onterecht concludeerden dat het doelwit bewaakt werd en er geen burgerdoden bij de aanval vielen
Wat die inlichtingen precies waren, kan NRC niet achterhalen. Defensie wil er niets over kwijt en Centcom laat diverse verzoeken om uitleg en toelichting onbeantwoord. Vast staat evenwel dat de Amerikanen onterecht concludeerden dat het doelwit bewaakt werd en er geen burgerdoden bij de aanval vielen – met als gevolg dat Nederland de aanval nooit zelf onderzocht.
Naar aanleiding van de bevindingen van NRC, de NOS en Nieuwsuur laat minister Kajsa Ollongren (Defensie, D66) een onderzoek uitvoeren door enkele ambtenaren van haar departement naar de gevolgen van de Nederlandse aanval in Mosul, zo meldt zij deze donderdag aan de Kamer. Ook openbaart Defensie een overzicht van alle bombardementen die Nederland van 2014 tot en met 2018 uitvoerde op IS-doelen. Het gaat om ruim zeshonderd aanvallen met bijna 2.200 bommen. De gepubliceerde gegevens bevatten ondermeer de coördinaten van aangevallen doelwitten in Irak en Syrië en de data en tijdstippen van de aanvallen. Deze informatie kan journalisten en onderzoekers helpen zicht te krijgen op de gevolgen van de Nederlandse bombardementen.
Menselijk schild
Dat daarbij nog veel meer burgers zijn gedood, is zeer waarschijnlijk. Airwars schat dat de luchtoorlog tegen IS in totaal aan tussen de acht- en dertienduizend burgers het leven kostte. Die schatting is conservatief: als je ‘zwakke’ of ‘bestreden’ meldingen meeneemt, kom je zelfs uit op een aantal tussen de 18.000 en 29.000 burgerdoden. De coalitie zelf houdt het op ‘slechts’ 1.437 burgerdoden.
De bevrijding van Mosul was buitengewoon bloedig. Toen het Iraakse leger in oktober 2016 operatie ‘Nineveh, we komen eraan’ begon, nam ook het aantal luchtaanvallen door de coalitie drastisch toe. IS gebruikte burgers als menselijk schild en executeerde hen als ze probeerden te ontsnappen. De negen maanden lange eindstrijd om Mosul kostte bijna tienduizend burgers het leven, aldus een onderzoek door persbureau AP. Ruim drie duizend van hen zouden zijn gedood door de coalitie of het Iraakse leger. Zo’n 80 procent van de historische binnenstad lag in puin. Tot op de dag van vandaag is de schade overal zichtbaar.
„Dit is geen bevrijding, dit is vernietiging”, zegt Nasreen al-Saygh. „Ze bombardeerden moskeeën, prachtige gebouwen, zelfs ziekenhuizen! Om IS’ers te doden zijn hele families begraven onder het puin.” Gevraagd of de coalitie daar verantwoording voor moet afleggen, blijft de Iraakse vrouw even stil. „Daar heb ik nooit over nagedacht”, zegt ze. „Ik denk alleen dat ze dit niet gedaan hadden als ze ons zagen zoals ze hun eigen familie zien. Het is alsof Iraakse levens minder waard zijn.”
Literatuurwetenschapper Hussein ziet het anders. Het moment dat de Iraakse soldaten tijdens de bevrijding op zijn deur klopte, beschrijft hij als een ‘wedergeboorte’. Dat er bij luchtaanvallen zoals de Nederlandse burgerdoden vielen, ziet hij als een ‘verschrikkelijke fout’. „Maar dit is oorlog”, zegt hij. „Als je de geschiedenisboeken lees, zie je dat in oorlog altijd zulke fouten gemaakt worden. En dat burgers er helaas altijd het slachtoffer van zijn.”
De nabestaanden hebben daar geen boodschap aan. Voor de vijf wezen voelde de bevrijding ‘leeg’, vertelt Farouk al-Badrani. Ze hadden geen ouders meer, geen huis en geen idee wat hen te doen stond. „Als ik me niet verantwoordelijk had gevoeld voor mijn broertjes en zusjes, had ik allang zelfmoord gepleegd.”
De grootste pijn zit in de straffeloosheid en het gebrek aan antwoorden
De wezen woonden eerst drie jaar afwisselend bij hun oma en opa en hun oom en delen nu een eigen huis. Allemaal bleven ze doorleren, zoals hun ouders gewild hadden. Ahmad en Farah zitten nog op de middelbare school, Mohammed studeert geneeskunde, Nour behaalde een Master in de wiskunde – met honours – en Farouk een Master – eveneens met honours – in de wiskunde en de computerwetenschappen, net als zijn vader. „We hebben geprobeerd de dromen van onze ouders waar te maken”, zegt Farouk. „Maar onze wonden helen nooit.”
Zeyad werkt nog steeds aan de universiteit, maar vertelt dat ook hij met zelfmoordgedachtes rondliep. „Mijn drie dochters zijn de enige reden dat ik nog leef”, zegt hij. „Om hen kracht te geven, speel ik de rol van een sterk persoon. Ik zeg weleens dat ik een goed acteur ben geworden. Ik speel dat ik blij en gelukkig ben. Zo verberg ik de pijn.”
Wat alles nog zwaarder maakt, zegt de academicus, is de stigmatisering die hij heeft moeten verduren. Omdat zijn familie gedood is door de coalitie, kostte het Zeyad jaren om de Iraakse veiligheidsdiensten ervan te overtuigen dat zij geen IS’ers waren. Pas daarna kreeg hij een kleine vergoeding van de Iraakse regering voor zijn vrouw en dochter. „Het papierwerk voor mijn schoonfamilie is nog steeds niet rond.”
Maar de grootste pijn zit in de straffeloosheid en het gebrek aan antwoorden. Zeven jaar nadat Nederland hun geliefden doodde, hebben Zeyad en de wezen nog altijd geen idee hoe dit kon gebeuren en wie er verantwoordelijkheid draagt. Allemaal eisen ze een onafhankelijk onderzoek naar het bombardement. „Ik zie dit niet als een fout, maar een misdaad”, zegt Zeyad. „Diegenen die deze aanval voorbereidden, uitvoerden en erbij betrokken waren, moeten de zwaarst mogelijke straf krijgen.”
Financiële compensatie lijkt de academicus minder te interesseren. „Ik heb daar niet over nagedacht”, zegt Zeyad. „Als het kon zou ik hen betalen om mijn familie terug te krijgen.”
Nechirvan Mando droeg bij aan de verslaggeving in Mosul.
Fotografie: Zaid al-Obaidi