Tulpenmanie

Gemma Venhuizen

In de tuin was een eenzame, roze tulp plotseling weer opgeveerd. Dagenlang had de bloem tegen de grond gelegen; de kelk was door aanhoudende regen onder de zwaartekracht bezweken. Maar nu stond ze daar, fier overeind. Het afgelopen etmaal was een aaneenschakeling van droevig nieuws geweest. Genoeg om het hoofd te laten hangen – de stand van de bloem strookte niet met de gebeurtenissen. Weg was de dierbare tante met wie ik zo vaak fraaie voorjaarsfoto’s had uitgewisseld, weg was de hoop op een scenario waarin iedereen lang en gelukkig leefde, waarin medicijnen aansloegen en dingen niet verslechterden maar verbeterden.

En die tulp stond daar maar te pronken. Eerst waren de roze kroonbladeren nog vroom naar binnen gevouwen, maar in de loop van de ochtend lieten de goudgele meeldraden zich van hun meest verleidelijke kant zien. De Week van de Lentekriebels was er niets bij.

In mijn hoofd hoorde ik O. den Beste, oud-leraar Duits, ageren tegen het voorjaar. „Met die bloemen die maar schaamteloos opengaan, zodat je in die kelken kan kijken en die vieze meeldraden en stampers open en bloot ziet hangen. Laat ze die viezigheid voor zich houden!”

Zelfs Wim de Bie was sterfelijk gebleken. Ooit zag ik hem bij de garderobe na een borrel, hij glimlachte vriendelijk, ik was te verlegen om terug te glimlachen. En dus keek ik met neutrale blik door hem heen. Achteraf kwam de spijt. De volgende keer zou ik hem aanspreken, of op z’n minst vriendelijk aankijken.

Natuurlijk is die volgende keer nooit gekomen. Een van de nadelen van de dood is dat je mensen altijd beter had willen leren kennen dan je ze kende. Zelfs bekenden veranderen bij een afscheid in onbekenden. Zoveel wat je nooit meer kunt vragen, kunt ontdekken.

In mijn hoofd weerklonken de woorden van O. den Beste: „De lente maakt te veel emoties los die de mensen niet kunnen hanteren. Dan krijg je regels als in dat Schubert-lied. Es lächelt am tiefblauen Himmel so mild / Und hat mir das Auge mit Tränen gefüllt! / Warum? Warum? Ja, warum moeten mijn Augen met Tränen gefüllt? Dat wil ik helemaal niet! Daar stel ik geen prijs op. Dat is de lente, dat doet de lente.”

Ik keek naar de tulp en dacht aan de zeventiende-eeuwse tulpenmanie, toen bloembollen verhandeld werden voor duizenden guldens – het tienvoudige van een jaarinkomen in die tijd. Toen rond diezelfde tijd een pestepidemie uitbrak, werden tulpen algauw geassocieerd met dood en verderf.

Kop op, zei de tulp. „Leave it behind”, schreef De Bie zelf, in 2008. In die laatste aflevering van zijn weblog Bieslog citeerde hij het gedicht Some final words, van de Amerikaanse dichter Billy Collins. „Take your head out of your hands / and arise from the couch of melancholy.”

Ik trok mijn schoenen aan en ritste mijn winterjas dicht. De buitentemperatuur deed tenminste z’n best om stemmig te zijn.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.