N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Verbouwing Parijse musea Het ingrijpend heringerichte Musée de Cluny is mooier dan ooit. Ook elders in Parijs kunnen middeleeuwse schatten weer pronken. Dat komt goed uit, want onze tijd lijkt op toen.
Daarom toog ik vol verwachting naar het onlangs heropende Musée de Cluny in Parijs, Frankrijks nationale museum van de Middeleeuwen. Met vervolgens ook een bezoek aan de restauratie van de Notre-Dame, de kapel Sainte-Chapelle en de spectaculair nieuw ingerichte Galerie Mazarin van de Bibliothèque Nationale de France, waar schatten uit de Sainte-Chapelle liggen te pronken, een ware pelgrimage naar de Middeleeuwen, op zoek naar wonderen.
Olympische Spelen
Parijs maakt zich momenteel op voor de Olympische Spelen van zomer 2024 en doet er alles aan om zich straks van zijn beste kant te laten zien. Dat resulteert nu al in gemiddeld ieder kwartaal de opening van een nieuwe culturele instelling of een heropening van een bestaand museum dat als herboren uit de steigers tevoorschijn komt. Het Musée de Cluny in hartje Parijs heropende eerder dit jaar en beleeft een verbouwing die in vier fases verloopt. Als eerste werd het topstuk van het museum, de zesdelige tapijtserie De dame met de eenhoorn in 2013 gerestaureerd. Naar ontwerp van architect Bernard Desmoulin volgden in 2018 een nieuw entreegebouw en na twee jaar sluiting opende onlangs het volledig heringerichte museum. In de vierde en laatste fase zal de tuin worden aangelegd naar een middeleeuws plan. Maar nu al is het museum open en straalt de collectie – 500 van de 1.600 getoonde objecten zijn gerestaureerd – als nooit tevoren.
Gelaagdheid
De indrukwekkende restanten van een Romeinse badhuis zijn onderdeel van de renovatie en tonen letterlijk de gelaagdheid van de geschiedenis. Midden in het Quartier Latin gaat de oorsprong van Musée de Cluny terug naar de vijftiende eeuw. De abt van het invloedrijke benedictijnerklooster in Cluny in de Bourgogne, destijds het grootste ter wereld, wenste een vertegenwoordiging dichtbij het Franse koninklijke hof op het nabijgelegen Île de la Cité. En zo verrees op de resten van het Romeinse badhuis een glorieus stadspaleis met binnenplaats. Beide zijn nu voortreffelijk gerestaureerd en opgenomen in het museale parcours. De elegante kapel vormt een hoogtepunt van flamboyante gotiek, een laatste klaroenstoot voordat de Renaissance een einde maakt aan spitsboog en ribgewelf. Waar vroeger de bezoeker vanuit de nauwe Rue Du Sommerard via een poortje de binnenplaats betrad en vervolgens het museum, heeft architect Desmoulin de ingang verlegd naar een nieuw entreegebouw dat tegelijk bescheiden en aanwezig is. Vanaf de boulevard Saint-Germain, letterlijk over de resten van het badhuis, betreed je nu het museum.
Jassen-tassen-plassen
De nieuwe gevel is bekleed met gebronsde aluminiumplaten van verschillende afmetingen en met allerlei textuur. Het geheel doet tegelijk modern en ambachtelijk aan. De voortreffelijke winkel en noodzakelijke publieksfaciliteiten (jassen-tassen-plassen) zijn functioneel bijeengebracht voordat de museale rondgang begint. De architect is erin geslaagd om de meer dan twintig hoogteverschillen in de verschillende gebouwen haast onmerkbaar te overbruggen. Deze transformatie is de eerste in meer dan zestig jaar en behalve het gebouw zijn ook de collectie en de opstelling radicaal gewijzigd. In dit geval betekent dat een enorme vooruitgang en niets minder dan een hernieuwde kennismaking met de Middeleeuwen.
Verstoft gebouw
In tegenstelling tot ons land schrikt Frankrijk er niet voor terug om op gezette tijden het museumlandschap drastisch te herzien. Zo kon destijds de weg worden vrijgemaakt voor een volledig nieuw Centre Pompidou en een uit verschillende bestaande collecties samengesteld van bovenaf afgedwongen museum van de negentiende eeuw, het Musée d’Orsay. Door dit ruilverkavelen van collecties raakte Musée de Cluny in het verleden 5.000 objecten uit de Renaissance kwijt en in 1998 ook nog eens alle Joodse objecten, dit keer voor het nieuwe Musée d’Art et d’Histoire du Judaïsme. Wat overbleef waren enkel objecten uit de Middeleeuwen, in een verstoft gebouw, in een opstelling die vooral educatief was en thematisch ingericht naar materiaalsoort, glas, steen, beeldhouwkunst. Ooit was bepaald dat de middeleeuwse voorwerpen in het Louvre bestemd waren om de bezoeker te bekoren, en die in Musée de Cluny om het ambacht te tonen. Als onderscheid tussen denken en doen.
Object centraal
De nieuwe opstelling is een openbaring, zowel in eenvoud als in schoonheid. Een chronologisch verhaal over wat de Middeleeuwen eigenlijk zijn. Duizend jaar Europese cultuurgeschiedenis ontrolt zich. Juist omdat de collectie niet alleen bestaat uit verfijnde kunstvoorwerpen maar ook uit dagelijkse, weliswaar luxe, gebruiksvoorwerpen is de nieuwe presentatie verfrissend. Niet het object als geïsoleerd kunstwerk staat centraal, maar de rol die het speelde in het dagelijks leven. Objecten als zinnen in een verhaal. Een bloemrijke vertelling over een voorbije tijd die opvallende overeenkomsten vertoont met de onze, zo wordt mij duidelijk. Waar in de Middeleeuwen de grote pestepidemieën hele gemeenschappen wegvaagden en het openbare leven ontwrichtten, houdt nu een pandemie de wereld in zijn greep. En waar de middeleeuwer tot berouwvolle inkeer kwam na ijdelheden, vermaak en luxe, en boetepredikers een groeiende aanhang verwierven, verkondigen nu klimaatactivisten hel en verdoemenis. Toen en nu, superbia, hoogmoed en hebzucht als bron van alle kwaad.
Duizend jaar Europese cultuurgeschiedenis ontrolt zich voor je voeten
Parallellen met onze tijd zijn makkelijk te trekken. Waar de uitvinding van de boekdrukkunst destijds een nieuw tijdperk inluidde, doet nu het internet dat. In het museum lijkt het opnieuw zoals Johan Huizinga ons al in zijn Herfsttij der Middeleeuwen laat lezen: „Het is een boze wereld. Het vuur van geweld en haat brandt hoog, het onrecht is machtig, de duivel dekt met zijn zwarte vlerken een duistere aarde. En spoedig wacht de mensheid het eind van alle dingen.”
Het is ook Huizinga die de Middeleeuwen typeert als een tijdperk waarin alles zich scherper aftekende. Daarom ging elke levensgebeurtenis gepaard met ceremonies, zegens, spreuken en omgangsvormen, met een prominente rol voor geboorte, huwelijk en sterven. En er was volop ruimte voor wonderen. Voor de betovering van het buitenaardse. Ontastbaar en onbegrijpelijk. Ik vind het terug in de kunst van de Middeleeuwen.
En het beste wordt in Musée de Cluny voor het laatst bewaard: de grandioze tapijtserie over de Dame met de eenhoorn, waarvan we weten dat vijf van de zes kleden de zintuigen als onderwerp hebben. Maar over het zesde tapijt zijn de geleerden het niet eens. De raadselachtige tekst „Mon seul désir” geeft reden tot speculatie. Vermoedelijk is het een verwijzing naar het zesde zintuig, naar het hart, en een zinspeling op zowel aardse als goddelijke liefde. Ik weet het niet maar ga op in het geheel en verwonder me. De kleuren en details zijn in ieder geval verbluffend en de intieme opstelling om mij heen is wat we tegenwoordig immersive noemen.
Kroon & licht
Eenmaal buiten wandel ik naar de nabijgelegen Sainte-Chapelle, de vroegere kapel van de Franse koningen op het Île de la Cité. Deze kapel werd gebouwd voor de doornenkroon van Christus die Lodewijk IX op 18 augustus 1239 voor 135.000 livre had verworven in Constantinopel. Sainte-Chapelle gold vanaf de opening als het toonaangevende voorbeeld voor alle koninklijke kapellen elders. Toen de doornenkroon, waarvan de aankoop ruim drie keer de kosten van de kapel bedroegen, op 14 september 1241 aankwam verkreeg de stad Parijs in één keer het prestige dat het tot op de dag vandaag heeft. In deze magistrale ruimte is momenteel op zaterdagen en zondagen (tot 31 december) de 360 graden geluidsinstallatie Gloria van Robert Wilson te horen met gezongen fragmenten van De Rerum Natura, over de natuur der dingen. In het telkens wisselende schijnsel van zonlicht door de ruim 15 meter hoge glas-in-loodramen voelen de Middeleeuwen niet ver weg.
Even verderop staat de Notre-Dame in de steigers. Ook hier wordt hard gewerkt om de schade van de verwoestende brand van 15 april 2019 te herstellen. In de crypte onder het voorplein zie ik een hommage aan een van de beroemdste kerken ter wereld. Het vormt tegelijk een eerbetoon aan de Middeleeuwen. Aan Victor Hugo die begin negentiende eeuw met zijn Klokkenluider van de Notre-Dame na de plunderingen en verwaarlozing van de Franse Revolutie aandacht vroeg voor de glorietijd van de Franse gotiek. De aan Maria gewijde kathedraal vormde in zijn ogen het summum van menselijk intelligentie en vernuft: „Le temps est l’architect, le peuple est le maçon.” Hierdoor kon in 1843 Musée de Cluny ontstaan en startte de restauratie van zowel de Notre-Dame als de Sainte-Chapelle.
De hernieuwde belangstelling voor de gotiek kreeg tot in Nederland navolging in talloze Cuyperskerken, stations, postkantoren en het Rijksmuseum. Daarvan is nu geen sprake, ook al zijn de Middeleeuwen ineens alom aanwezig. Hildegard von Bingen is herontdekt, Bart van Loo’s boek De Bourgondiërs beleeft reuzenoplages, het vasten krijgt weer navolging en tijdens de door lawaai verstoorde tv-toespraak van de minister-president waarin hij de lockdown aankondigde (14 december 2020) stond zowaar een exemplaar van Huizinga’s Herfsttij prominent op de achtergrond. Huizinga had het goed gezien: „Het is meestal de oorsprong van het nieuwe, wat onze geest in het verleden zoekt.”