Steriliseren met een pokerface

Bij de dierendokter In zijn praktijk in Amsterdam-Zuidoost praat dierenarts Chris Polanen met baasjes over hun zieke huisdier. Deze keer: de baasjes willen niet dat hun ‘getrouwde’ kat wordt gesteriliseerd.


Illustratie Sophie van de Mars

Vandaag werk ik zonder assistenten. Ze zijn op vakantie, ziek of revaliderend. Zo’n dag kan best goed verlopen. Of een complete ramp worden.

Tot een uur of elf loopt alles redelijk, maar plotseling is de wachtkamer vol, stopt de telefoon niet meer met rinkelen en wordt er in de behandelkamer gepoept.

Twee jonge vrouwen melden zich met een witte kat op de arm.

‘Bulten onder de buik’, staat er in de agenda en dat is ook precies wat ik voel. Het is een jong dier met extreem opgezwollen melkklieren. Ze zijn zo groot als kiwi’s. Een vrij zeldzame afwijking: fibroadenomateuze hyperplasie of populair wetenschappelijk: het Dolly Parton-syndroom. (Wie heeft dat in godsnaam bedacht?) Beide benamingen zijn in de praktijk niet bruikbaar. Terwijl ik de kat onderzoek, praten de dames met elkaar in een taal die ik nog nooit gehoord heb.

„Wat is het, dokter?” vraagt een van hen in vloeiend Nederlands. Twee paar blauwgroene ogen kijken mij verwachtingsvol aan.

„Het is een eh… hormonale afwijking”, zeg ik.

De ogen worden groter. „Hormonaal!” roept degene die besloten heeft het woord te doen.

Ja, als je het zo hard roept, klinkt het best eng, schiet het door mijn hoofd. „Maar het is vrij makkelijk te verhelpen, hoor”, zeg ik.

Ze kijken opgelucht.

„Als we haar steriliseren, verdwijnen die zwellingen.”

De stemming slaat om. Druk overleg. Daarna schudden beiden hun hoofd.

„Nee, nee, nee, nee”, zegt de woordvoerster. „We zijn daartegen.”

Ik knik geduldig. Elke dierenarts hoort in de loop der jaren allerlei bezwaren tegen sterilisatie en castratie. We zijn getraind om deze te omzeilen, ontzenuwen, analyseren, subtiel belachelijk te maken en, indien nodig, van de tafel te vegen. De meesten van ons zijn er verdomd goed in.

„Als je het niet doet, gaat het niet over”, zeg ik. „De bulten worden nog groter, kunnen over de grond slepen en opengaan.” Dat is waar.

Puur afgrijzen in de ogen.

„Echt-heel-zielig”, voeg ik er met sombere stem aan toe.

Weer druk overleg. Lichte wanhoop.

Ik wacht geduldig en maak mij klaar voor de technische knock-out.

De woordvoerster heft haar handen en zegt: „Maar ze is getrouwd!”

Die had ik niet aan zien komen. Gelukkig heb ik door de jaren heen een pokerface ontwikkeld dat geen emotie laat zien. „Getrouwd? Met wie dan?” vraag ik.

„Met haar man!”

Die verdiende ik. „Een kater?” vraag ik. Achter mijn pokerface broeit er van alles.

Ze knikken.

„Niet gecastreerd?”

Ze schudden hun hoofd.

„Doen ze… het al?”

„Wat?”

„Springt hij er al op?”

Ze knikken verlegen.

Voordat ik er erg in heb ontsnapt er een soort gekreun uit mijn mond. Maar wacht even…

„Deze maand is de sterilisatie gratis voor houders van een stadspas, wisten jullie dat?” Een dierenarts moet razendsnel van strategie kunnen veranderen.

Ongelovige blikken.

„Alleen deze maand. Daarna moet je de helft zelf betalen.”

Het overleg is emotioneel. Twee botsende meningen. Heftige handgebaren.

Het eindigt abrupt met een duidelijk winnaar en verliezer. „Kunnen we een afspraak maken?” vraagt de woordvoerster.

Chris Polanen schreef de romans Waterjager en Centaur.