N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Aan het einde van Lars Von Triers Melancholia (2011) wordt het leven op aarde weggevaagd door een weesplaneet die op de onze botst. In het verhaal dat daaraan voorafgaat staan de zussen Justine en Claire centraal. Justine is zwaar depressief en treedt het naderende einde van de wereld met grote gelatenheid tegemoet. Leven, vertelt ze haar zus, is kwaadaardig. Claire, daarentegen, blijft zich tot het bittere einde aan dat leven vastklampen. Ze huilt, probeert in blinde paniek te vluchten, drukt haar zoontje, dat te jong is om echt te begrijpen wat er gebeurt, tegen zich aan.
Toen ik de film twaalf jaar geleden voor het eerst zag in de bioscoop, zag ik daarin vooral een verbeelding van hoe het voelt om zo depressief te zijn dat het einde van de wereld een rechtvaardiging lijkt van dat gevoel: voor even, en voor het eerst, loopt de toestand van de wereld volledig synchroon met de innerlijke wereld van Justine (niet voor niks is Melancholia de naam van de verwoestende planeet). Hoe dichter het einde nadert, hoe meer zij in het bezit komt van een kalme wijsheid die de juiste, (diep)zinnige houding lijkt te zijn ten overstaan van de op handen zijnde apocalyps.
Toen ik de film recentelijk opnieuw zag, verbaasde het me met hoe weinig aandacht, en sympathie, ik die eerste keer had gekeken naar de zich hevig verzettende, vechtende Claire. Zij sterft luid huilend, met witte knokkels omdat ze de handen van haar zoontje en zus zo stevig vastknijpt. Haar houding lijkt minder soeverein dan die van Justine minder dapper en vooral ook minder rationeel.
De laatste tijd weet ik het niet meer zo zeker: wat moed is, wat redelijk is, wat autonomie betekent. Claire blijft tot het laatst geloven in het leven, en hopen op iets beters dan de dood (Waarom hecht je je aan het leven? Misschien, simpelweg, omdat het alles is wat je hebt). Dat is het tegenovergestelde van cynisch. Met de zinloosheid van haar verzet is een zinnigheid verweven die me fascineert. Twaalf jaar na dato is zíj het die me voorkomt als de wijzere van de twee, niet Justine.
Zesde grote uitstervingsgolf
Wat er in Melancholia gebeurt is een alternatieve – snelle en relatief pijnloze – versie van de zesde grote uitstervingsgolf die momenteel daadwerkelijk gaande is (de vijfde, waarbij de dinosauriërs uitstierven door de gigantische, zonverduisterende as- en zwavelwolk als gevolg van de inslag van een asteroïde, is alweer 66 miljoen jaar geleden). Massa-extincties lijken op een schaal van honderden miljoenen jaren op momenten in de tijd. In werkelijkheid zijn het trage gebeurtenissen die eeuwen, of zelfs tientallen eeuwen in beslag kunnen nemen.
Men noemt deze zesde golf ook wel de holocene, of antropocene massa-extinctie, aangezien ze geheel en al het gevolg is van menselijk handelen. Door onze CO2-uitstoot warmt de aarde op, en als gevolg daarvan wordt ze voor steeds meer soorten, waaronder de onze, onleefbaar (ecofilosoof Timothy Morton stelt dan ook voor niet meer te spreken van ‘klimaatverandering’, en het in plaats daarvan te hebben over ‘massale uitroeiing’, omdat het de netto uitkomst is van die opwarming).
Vanuit ons beperkte menselijke perspectief voltrekt zich dit niet alleen geleidelijk maar ook, grotendeels, in stilte. We kennen inmiddels de herrie van razende stormen, kolkende rivieren en woedende bosbranden, maar nog altijd lukt het ons (de ‘wij’ die vooralsnog niet zijn weggewaaid, verschroeid of ondergedompeld) die patronen te categoriseren als gebeurtenissen – zelfs uitzonderlijke gebeurtenissen. Andere patronen, zoals de extreme droogte die het afgelopen jaar in Somalië al 43.000 mensen deed omkomen van de honger, maken een stuk minder geluid.
Daarbij komt dat we er, misschien logischerwijs, slecht in zijn te zien wat er niet meer is. Ecoloog Marc Argeloo noemt dit ‘natuuramnesie’ in zijn gelijknamige boek over, onder andere, het shifting baseline syndrome: de geleidelijk verschuivende norm voor de toestand van de natuur, omdat we zijn vergeten hoe het eerder was, of het simpelweg nooit geweten hebben.
Lees ook: Musea zouden zelf klimaatactivisme moeten bedrijven, ze zijn er bij uitstek geschikt voor
Grote vervuilers
Anders dan de planeet Melancholia, is de huidige massa-extinctie geen heldere bal aan het firmament die we in zijn geheel kunnen aanschouwen. Van de rechtvaardigheid die optreedt met het plotsklaps ‘cancellen’ der gehele mensheid, is ook al geen sprake. We weten allemaal dat de mensen die verreweg het minst debet zijn aan de opwarming van de aarde – zij die in het mondiale Zuiden wonen, tevens het grootste deel van de wereldbevolking – er op de meest wrede manieren slachtoffer van zijn.
De vraag waar de verantwoordelijkheid ligt is, vanuit een uitgezoomd perspectief, best makkelijk te beantwoorden: bij ons, de grote vervuilers uit het mondiale Noorden, die al eeuwen profiteren van welvaart over de rug van de rest van de wereld.
Ga je meer inzoomen, dan wordt het gebied grijzer. Er zijn klimaatverdragen die met voeten worden getreden, overheden die keer op keer hun beloftes niet nakomen, grote vervuilende bedrijven die hun mond vol hebben van de energietransitie maar ondertussen blijven doorgaan met boren naar nog meer olie. Zij zijn allemaal onderdeel van maatschappelijke en economische systemen – maar in feite is iedereen daar onderdeel van. Iedere burger vervuilt, veel of iets minder, iedereen is op z’n minst een beetje schuldig: of je het nu wil of niet, je hoort bij een gigantisch collectief van systematische vervuilers.
Uit eigen ervaring weet ik dat sluimerend schuldgevoel en ongemak over die toestand kunnen resulteren in een bevroren variant van (hyper)zelfbewustzijn, waarbij schaamte niet leidt tot beweging maar tot stilstand en zelfs afweer. Als je je in deze patstelling bevindt, is het prettig om klimaatactivisten weg te zetten als vervelende drammers die een ander iets willen afpakken, geradicaliseerde lijmers, of ijdele huilers. Wie zelf niet onschuldig is, kan een ander (een overheid, een bedrijf, een heel economisch bestel) bovendien onmogelijk aanspreken op diens verantwoordelijkheid, is de gangbare gedachte – en vrijbrief.
Het maakt niets uit of ik op de A12 sta of niet, en tegelijk maakt het alles uit
Inmiddels komt deze logica me voor als misleidend en zelfs absurd. Morele zuiverheid bestaat nagenoeg niet, al helemaal niet op ecologisch niveau; iedereen die dat meent na te streven vertoont vroeg of laat extremistische trekjes. Bovendien is het precies de retoriek van vermeende hypocrisie die (extreem-)rechts gebruikt als munitie, en ter legitimering om op precies dezelfde voet door te gaan.
Het is duidelijk dat alleen gigantische collectieve inspanningen, en een algeheel verzet tegen de status quo, kunnen leiden tot een nabije toekomst waarin het niet drie, vier of vijf graden warmer is dan nu. Zo’n collectief is noodzakelijkerwijs een rommelige aangelegenheid. Niet omdat je niet kieskeurig kunt zijn als je een kritische massa hoopt te bereiken, maar omdat die massa haar medeplichtigheid onder ogen ziet en vanuit die positie opereert. We zullen het moeten doen met „de inadequate en kapotte instrumenten die we bezitten”, om met Timothy Morton te spreken.
Sinds jaar en dag hangen er twee magneten bij mijn vader op de koelkast. ‘Never underestimate the power of stupid people in large groups,’ staat op de ene. Op de andere een afbeelding van Jezus, in een gloed van hemels licht. ‘Jesus is coming,’ staat eronder. ‘Look busy.’
Het zou te ver gaan om hierin zijn hele wereldbeeld samengevat te zien, maar ik ben wel opgegroeid met een diep wantrouwen jegens georganiseerde religie en een afkeer van opgelegde groepsmoraliteit.
Kritisch denken
Toen ik halverwege de jaren nul begon aan een studie in de geesteswetenschappen werd ik, meer dan tot iemand met een vak, opgeleid tot ‘kritisch denker’. Dat kritische denken was niet alleen een individuele aangelegenheid, maar ook eentje waarbij het individualisme werd beschouwd als vaccin tegen gevaarlijke groepstendensen. Voor je het wist, was je een fascist.
Toen ik, weer later, ging schrijven, werden er af en toe halfbakken discussies gevoerd over de zin en onzin van ‘literair engagement’. Ik stond hierin vooral aan de kant van de onzin: engagement had je vanzelf als je het schrijven serieus nam. Je hoefde je nooit verplicht te voelen bepaalde onderwerpen te behandelen, niet mee te gaan in trends of stromingen, je moest te allen tijde autonoom blijven. De heldere ideologische positie was een vijand van de literatuur, die een plek was voor ambiguïteit, twijfel en tegenstrijdigheden.
Zo denk ik er grotendeels nog steeds over, maar iets van het narcisme van die positie ben ik onderweg verloren. Ik geloof niet langer dat individualiteit zaligmakend is en collectiviteit iets waar je met een boog omheen moet lopen. Kritische distantie kan een oneigenlijk argument zijn om je nergens in te mengen.
De reden dat ik me, begin dit jaar, aansloot bij Extinction Rebellion, had alles te maken met een verlangen aan mijn eigen stilstand te ontsnappen. Mijn denken verliep in fatalistische cirkeltjes, mijn rol als burger kwam me voor als futiel. Het verlangen iets te doen ten overstaan van een niet te overzien, gigantisch probleem, won het van mijn scepsis.
Het is niet zo dat ik inmiddels overtuigd ben van het aantoonbare nut van deze beslissing. Ik meen ook niet een oversteek te hebben gemaakt van de verkeerde naar de goede kant van de geschiedenis. Maar ik geloof in een houding van verzet: als collectieve onderneming en als individuele noodzaak. Op sommige momenten in een leven heeft aanvaarding wel degelijk met moed te maken, maar dit lijkt me niet dat moment.
Ik loop nog wat verwonderd rond in de ruimte van het collectief. Aan mijn aanwezigheid ligt een dubbelzinnigheid ten grondslag die me voorkomt als fundamenteel en waardevol: het maakt niets uit of ik wel of niet op de A12 sta, en tegelijk maakt het alles uit. Ik ben bijna niemand, alleen een minieme toevoeging aan het volume.
Claire uit Melancholia voelt zich tot het einde toe verbonden met het leven op aarde. Alles wat ze doet, is tegen beter weten in. Het lijkt me een juiste manier om, tot je doodgaat, niet te sterven.