N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Muziek
Passiemuziek Het duurt even voor Holland Baroque het drama voelbaar maakt in passiemuziek uit Nederlandse kloosters. Maar dan merk je achter je ogen waarom het concert ‘Tranen van Brabant’ heet.
Een mens hoeft niet altijd ver van huis om schoonheid te ontdekken. Tweelingzussen Tineke en Judith Steenbrink, oprichters van Holland Baroque, delven tegenwoordig prachtige 17de-eeuwse kerkmuziek op in liedboeken uit Brabantse kloosters, onder meer rond hun geboortedorp Oeffelt.
Hun onderzoek resulteerde eerder al in de tournee en het album Brabant 1653, nu reizen Holland Baroque en vijf zangeressen langs Nederlandse zalen met Tranen van Brabant, muziek die de veertig dagen van Aswoensdag tot en met Pasen bestrijkt. De belangrijkste componist hierin is de monnik en priester Benedictus à Sancto Josepho, voor wie Tineke Steenbrink al jaren een fascinatie koestert. En niet ten onrechte, hij zou niet misstaan in de klassieke canon. Datzelfde geldt voor de stukken die zijn werk flankeren: anonieme Gregoriaanse koren en muziek van Rosier, Verrijt en Hollanders.
Schoonheid van klank
In de tijd dat de gezangen ontstonden – de decennia na de tachtigjarige oorlog – werd het katholicisme beleden in schuilkerken en moest het kloosterleven zich terugtrekken in enkele plattelandsenclaves. Het protestantisme regeerde en het tolereerde in sommige gebieden. De officiële lijn van het Vaticaan belichaamde in die tijd een ‘onpersoonlijke’ liturgie: het ging niet om meeleven met Christus, maar om de symbolische betekenis van zijn kruisgang. Niettemin getuigen de teksten in Tranen van Brabant van een sterke emotionaliteit. Hier smeekt en voelt de gelovige met het lijden mee, onder meer in het Stabat Mater – hier een toonzetting van Benedictus à Sancto Josepho – het iconische Latijnse gedicht over moeder Maria die haar zoon ziet sterven.
Drama en verdriet komen er in het begin niet echt uit bij de zangers: hun stemmen lijken vooral gericht op de schoonheid van klank. Zijn dit gelovigen in nood? Horen we hier „schipbreukelingen” die roepen „uit de diepten” terwijl ze zijn „geworpen tussen storm en noodweer, tussen winden van verleiding en kliffen van tegenspoed”? Zonder de teksten erbij zou je als luisteraar niet vermoeden dat achter de gezangen indringende smeekbeden schuilgaan.
Troost
Dat besef lijkt het eerst door te breken bij de Franse sopraan Camille Allérat in Rosiers O dulcissime Jesu. Plots voel je de dramatische uitdrukkingskracht die vanaf dat moment langzaam wordt opgevoerd. Herman Hollanders Ecce clamo vormt het ontroerende hoogtepunt: „Zie ik roep, en U hoort me niet. Ik word gekweld door verdriet, en U troost me niet.” Hierin sluiten schoonheid en betekenis een verbond dat ontroert. Nu die sluis nog iets eerder openen.