Gelukkig is Lydia Tár een nare queer en geen nare man

Emancipatie Vrijheid voor queers bestaat niet als ze in fictie, onder het mom van juiste representatie, beperkt zijn tot braafheid en modelburgerschap, betoogt Eke Krijnen.

Actrice Cate Blanchett speelt dirigent Lydia Tár in de film ‘Tár’.
Actrice Cate Blanchett speelt dirigent Lydia Tár in de film ‘Tár’.

Foto Focus Features

Was Lydia Tár in de film Tár maar een man geweest, verzucht Maartje Laterveer in NRC (Waarom de film Tár een gemiste kans is, 18/3). Nu de charismatische, machtsbeluste orkestdirigent een (lesbische) vrouw is, verdoezelt de film dat het vooral mannen zijn die grensoverschrijdend gedrag laten zien, vindt Laterveer. Wilde de filmmaker écht vernieuwend zijn, dan had hij van Tár een mannelijk personage moeten maken dat niet alleen tot het inzicht komt dat hij een eikel is, maar ook dat de oorzaak voor zijn machtsmisbruik in het patriarchaat ligt.

Laterveer vergeet dat wanneer je beperkingen oplegt aan wat (queer) vrouwen in fictie kunnen zijn, je je nog altijd laat ringeloren door datzelfde patriarchaat. Het patriarchaat inclusief het verzet ertegen schrijft ons dan voor wat we wel en niet kunnen verbeelden. Terwijl, als we ergens vrij horen te zijn, is het in fictie.

Met fictie is iets geks aan de hand. Hoewel we weten dat het verzonnen is, verwachten we toch dat het recht doet aan de werkelijkheid, of dat het de werkelijkheid in de juiste vorm kneedt. Die krampachtige omgang met fictie is me niet vreemd. Representatie van queer vrouwen, zoals Lydia Tár, in mainstream boeken en films is lange tijd beperkt geweest. Als er al lesbische personages werden opgevoerd, waren ze vaak psychisch instabiel, soms kwaadaardig en liep het meestal slecht met ze af.

Lydia Tár vormt wat dat betreft geen breuk met de ‘queer villain’: slechteriken in mainstream films en romans vertonen dikwijls stereotype queer kenmerken. Disney is kampioen in het neerzetten van de queer schurk, denk aan de potteuze zeeheks Ursula in De Kleine Zeemeermin en de nichterige Jafar in Aladdin.

Als queer schurken de enige queers zijn die we verhaald zien, is dat problematisch, omdat ze de maatschappelijke koppeling van queer aan onwenselijk in stand houden.

Knap, leuk en grappig

Toen ik jonger was, en nog niet zo lang uit de kast, kromp ik elke keer als ik een lesbienne aantrof op het witte doek die onsympathiek, stereotype of onaantrekkelijk was, in elkaar. O nee! dacht ik dan. Slechte reclame! Waar hetero’s in fictie vrijuit gingen, had ik strikte eisen voor queer vrouwen in film en literatuur: knap, leuk, grappig en liefst licht verteerbaar voor de massa, zodat de massa ook bereid zou zijn míj te verteren.

Inmiddels zie ik dat het geen oplossing is om queer personages te dringen in een keurslijf van goed, mooi en aangepast zijn. Dát dat een keurslijf is, toont Carmen Maria Machado in haar persoonlijke roman In het droomhuis over huiselijk geweld in een lesbische relatie. Doordat queers om politieke redenen liever niet de vuile was buiten hangen over hun liefdesleven (we kunnen immers geen slechte reclame gebruiken), ontbrak het Machado aan de taal om te spreken over haar toxische relatie met een andere vrouw. In de verhalen die ze kende over huiselijk geweld waren daders altijd mannen. Machado bepleit dat queers in fictie en daarbuiten álles moeten kunnen zijn, goed én slecht, sympathiek én onsympathiek. Hoofdargument: omdat we mensen zijn. Vrijheid voor queers bestaat niet als we in fictie, onder het mom van juiste representatie, beperkt zijn tot braafheid en modelburgerschap.


Lees ook: Is dirigent Lydia Tár alleen jager of toch ook prooi?

Literaire seksscène

Maar wat te doen met de verbeelding van het patriarchaat? In een essay over het schrijven van betere seksscenes zegt Melissa Febos, een Amerikaanse queer essayist, dat een goede literaire seksscène best de bestaande patriarchale machtsverhoudingen kan verbeelden, maar dan moet de scène wel ‘weten’ dat dát is wat er gebeurt. De scène nodigt dan de lezer uit het seksisme erin te bevragen. Niet eens alleen vanwege activisme of emancipatiedrang, maar simpelweg omdat het spannendere literatuur oplevert. Die vermaledijde male gaze en de heteronorm kennen we nu wel. Bedenk eens iets nieuws.

Wat de film Tár weet, en wat niet: dat is aan de kijker. Wat ik zie als ik naar Tár kijk, is niet eenduidig. Lydia Tár is zowel een vrouw die ik wel zou willen zijn, als een vrouw door wie ik wel versierd zou willen worden, als een vrouw bij wie ik het liefst zo ver mogelijk uit de buurt blijf. Net als Maartje Laterveer kan ik de film niet zien zonder na te denken over de wereld waarin we leven, over de verwevenheid van macht en gender, over #MeToo en feminisme, over queer-zijn en representatie. Tár nodigt me uit mijn ideeën hierover zelf te formuleren, in plaats van mij een standpunt op te leggen. In dit soort fictie, die het denken stimuleert in plaats van beknot, zit vrijheid.