Europees Parlement is nog steeds een broedplaats van corruptie

Integriteit Na het Qatar-corruptieschandaal overweegt het Europees Parlement maatregelen. Maar van effectief en streng toezicht is dan nog altijd geen sprake, meent .

Het Paul-Henri Spaak gebouw van het Europees Parlement in Brussel.
Het Paul-Henri Spaak gebouw van het Europees Parlement in Brussel.

Foto Thierry Monasse / Getty Images

Het Europees Parlement (EP) heeft in de loop der jaren een slechte reputatie ontwikkeld door corruptieschandalen, belangenverstrengeling, en financiële malversaties. Het toont zich hardleers en blijkt keer op keer niet in staat om misstanden effectief aan te pakken. Zoals recent weer bleek uit onder andere publicaties in NRC (‘Schokkend corruptieschandaal’ roept vragen op over lobbyregels Europarlement, 11/12/22). Het wangedrag van leden van het EP had de afgelopen decennia onder meer betrekking op misbruik van financiële voorzieningen, zoals het incasseren van dagvergoedingen zonder aanwezig te zijn bij vergaderingen (2004), het aanstellen van familieleden voor persoonlijke assistentie, of het incasseren van een ruime vergoeding voor kantoorvoorzieningen zonder dat feitelijk te achterhalen was dat daadwerkelijk gebruik werd gemaakt van een kantoor (2017).

In 2011 kwam een corruptieschandaal aan het licht, waarbij undercover journalisten leden van het EP omkochten om wijzigingsvoorstellen op Europese wetgeving te steunen (Cash for Amendments Scandal). Het EP stelde daarop een gedragscode vast voor de parlementsleden met op zich zinvolle gedragsregels om belangenverstrengeling en corruptie tegen te gaan, maar van handhaving van de gedragsregels kwam in de praktijk niets terecht, terwijl een effectieve controle op de financiële voorzieningen eveneens uitbleef.

Transparency International wees daarnaast in 2018 op het kwalijke verschijnsel van nevenfuncties van leden van het EP. De ‘Lijst van nevenactiviteiten’, met een overzicht van grootverdieners (Guy Verhofstadt, voorzitter van de Liberalen, harkte 1,5 miljoen euro bij elkaar in de periode 2015-2018 als directeur van een investeringsmaatschappij) maakte duidelijk dat belangenverstrengeling en schijn van corruptie een groot probleem vormen in het EP, doordat leden van het EP allerlei ruim betaalde functies naast hun lidmaatschap uitoefenen als consultant of adviseur bij organisaties en bedrijven die een direct belang hebben bij besluitvorming in het EP over bepaalde onderwerpen.

Gearresteerd

Op 9 december 2022 deed de Belgische Justitie huiszoekingen in verband met mogelijke corruptie in het EP. Bekend werd dat de Belgische politie een aantal personen had gearresteerd. Een van de gearresteerden, Pier Antoni Panzeri, tot 2019 gedurende vijftien jaar lid van het EP, richtte in 2019 een mensenrechten-ngo op, waarmee hij lobby-activiteiten ontplooide in het EP, onder andere namens Qatar. Na zijn arrestatie werd zeshonderdduizend euro cash aangetroffen in zijn Brusselse woning.

Inmiddels heeft Panzeri naar verluidt erkend betrokken te zijn bij corruptie-activiteiten. Hij heeft toegezegd volledig mee te werken aan het onderzoek van politie en justitie.

Ten tweede volgde de arrestatie van Eva Kaili uit Griekenland, vanaf 2014 lid van het EP en sinds 2022 een van de (veertien) vicevoorzitters van het EP. In haar Brusselse appartement werd honderdvijftigduizend euro cash aangetroffen. Haar vader werd eveneens aangehouden met een koffer met enkele honderdduizenden euro’s. De partner van Kaili is inmiddels ook gearresteerd, evenals enkele andere EP-leden.


Lees ook: ‘Schokkend corruptieschandaal’ roept vragen op over lobbyregels Europarlement

Vanuit een oogpunt van corruptiebestrijding in het EP is het op zichzelf goed nieuws dat de Belgische autoriteiten bij verdenkingen van corruptie, zoals het aannemen van steekpenningen, in actie zijn gekomen en strafrechtelijke procedures hebben opgestart. Het strafrecht is en blijft echter ultimum remedium, het uiterste middel. Naast het strafrechtelijk optreden zijn andere maatregelen gewenst en noodzakelijk om belangenverstrengeling en corruptie tegen te gaan. Tegenwoordig wordt alom aangenomen dat het parlement daarnaast een eigen verantwoordelijkheid heeft en zelf actief maatregelen moet treffen en regels te stellen, om (de schijn van) belangenverstrengeling en corruptie in het parlement tegen te gaan.

Effectief en streng toezicht op de financiële voorzieningen van de EP-leden is hard nodig

Na het uitbreken van Qatargate haastten de politici in het EP zich om hervormingsvoorstellen te presenteren ter bestrijding van corruptie. Parlementsvoorzitter Roberta Metsola kwam begin januari met een veertien-puntenplan. Belangrijke elementen daarin zijn: de introductie van een afkoelingsperiode van twaalf maanden voor oud-leden van het EP, waarbinnen zij niet geregistreerd kunnen worden in het Transparantieregister en derhalve geen lobbyactiviteiten kunnen ontplooien; verplichte openbaarmaking van contacten van leden van het EP (en staf) met lobbyisten betreffende activiteiten in het EP; verbod op activiteiten van leden van het EP in informele ‘vriendschapsgroepen’ met derde landen; nieuwe regels voor toegang tot de parlementsgebouwen (registratieverplichting met opgave van het doel van bezoek aan het EP); afschaffing van permanente toegangspassen voor oud-leden van het EP; strengere regels over openbaarmaking van financiële belangen, nevenfuncties en nevenactiviteiten van leden van het EP; versterking van de handhaving van de gedragscode.

Verplichte openbaarmaking

Het voorstel van voorzitter Metsola betekent, als het doorgang vindt, een belangrijke verbetering van de transparante omgang met lobbyisten. Verplichte openbaarmaking van lobbyactiviteiten ten aanzien van alle leden van het EP betreffende hun activiteiten in het EP is een grote stap voorwaarts vergeleken met het bestaande, deels vrijwillige registratiesysteem.

Overigens zou het nog beter zijn om niet de EP-leden maar de lobbyisten zelf wettelijk te verplichten hun activiteiten te registreren en openbaar te maken. Het voorstel dat oud-leden van het EP gedurende een jaar na hun vertrek uit het EP geen lobbyactiviteiten mogen ontplooien (draaideurpraktijk), is ook een hele verbetering. De termijn van een jaar is echter wel erg kort. Dat de informele vriendengroepen in de ban worden gedaan is eveneens positief. Onderbelicht blijft tot nu toe dat het ook hoogst noodzakelijk is om de handhaving van de gedragscode te versterken, liefst met inschakeling van een externe onafhankelijke instantie die integriteitsschendingen onderzoekt. Het is echter de vraag of het EP zo ver wil gaan.

Onduidelijk is ook of men in het EP iets wil doen aan de kwalijke praktijken van commerciële nevenfuncties. Vergaande beperking van deze nevenfuncties levert een belangrijke aanvullende waarborg om belangenverstrengeling en corruptie te voorkomen. Ook een effectief en streng toezicht op de financiële voorzieningen van de EP-leden is hard nodig.

Indien het EP geen fundamentele hervormingen doorvoert, dreigt het zijn bestaansrecht te verliezen in een Europese Unie, die zich er juist voor inzet de rechtsstaat in Europa beter te beschermen.