N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Klassiek Violist Diamanda La Berge Dramm en het duo van luitist Mike Fentross en basklarinettist Maarten Ornstein krijgen vrijdag de Willem Breuker Prijs uitgereikt. Hun ontwikkeling is verbonden aan het Amsterdamse podium Splendor.
Nadat een lockdown de vorige herfst de tweejaarlijkse Willem Breuker Prijs dwarsboomde, worden er vrijdag in het Amsterdamse Bimhuis maar meteen twee uitgereikt. De jury koos voor violist Diamanda La Berge Dramm en het duo van luitist Mike Fentross en basklarinettist Maarten Ornstein voor „hun bijdrage aan een nieuw muzieklandschap”, een streven dat naamgever van de prijs, saxofonist en componist Willem Breuker (1944-2010), belichaamde.
Ornstein groeide op in de jazz en de geïmproviseerde muziek, het werkterrein van Breuker, die hij – als enige van de drie prijswinnaars – met enige regelmaat tegenkwam. „Ik bewonderde het ongebreidelde in hem. Hij was een muzikale vulkaan. Wanneer hij met zijn collectief speelde, dan ging er een kanon af. Breuker was grenzeloos.” Dat laatste geldt ook voor het duo dat Ornstein sinds een jaar of acht vormt met Mike Fentross, de luitist die zich vooral richt op het herscheppen van stukken uit de Renaissance en de Barok. Ze vermengen muziek uit vele eeuwen en culturen tot een nieuw klankbeeld.
Je kan hier aan de bar kletsen met een andere musicus, iets bedenken en snel de daad bij het woord voegen
La Berge Dramm groeide op in een muzikaal gezin – vader componist, moeder fluitist – waarin een bezoek aan een jazzoptreden in het Bimhuis in Amsterdam even gewoon was als de weg naar een klassiek orkest in het Concertgebouw. Al jong begon haar zoektocht naar een eigen identiteit, te midden van al die invloeden. Nog steeds ontdekt ze nieuwe stemmen in haar viool.
„Ik deed eigenlijk alles, maar probeerde me in bepaalde periodes meer op één genre te richten. Dat maakte me niet gelukkig. Ik vind het belangrijk om vanuit verschillende gezichtspunten te luisteren naar mijn instrument, alsof je telkens een raam opent, frisse lucht naar binnen laat en je hoofd naar buiten steekt om nieuwe dingen te zien, te ruiken en te horen.”
‘Volle bank’
De drie musici zitten enkele weken voor de prijsuitreiking op de zolder van Splendor, een oud Amsterdams badhuis dat zo’n tien jaar geleden door vijftig musici en hun publiek werd omgevormd tot creatieve vrijplaats. Zonder dit gebouw zou het duo Ornstein-Fentross niet hebben bestaan. „We ontmoetten elkaar voor het eerst in Paradiso bij een concert, bedacht door contrabassist Wilmar de Visser, ook de drijvende kracht achter Splendor”, zegt Fentross.
Ornstein: „Een jaar na Paradiso kwamen we elkaar weer tegen, nu bij Splendor. In dit gebouw heerst de atmosfeer: laten we iets doen samen. Je kan hier aan de bar kletsen met een andere musicus, iets bedenken, agenda’s trekken, zien dat er de volgende dag een zaal vrij is en de daad bij het woord voegen. In die zin is zo’n eigen huis van onschatbare waarde.”
La Berge Dramm: „En je hoeft niks. In reguliere zalen kom je met veel nieuwe ideeën vaak in een klassiek korset. Het wordt dan moeilijker om spontaniteit te vinden. Hier leerden we dat we die vrijheid mogen nemen.”
Ornstein: „Moeten nemen.”
Fentross: „Je kunt hier gewoon op je bek gaan.”
Ornstein: „Het is belangrijk invallen uit te proberen waarvan je achteraf denkt: ‘Oef, dit was niet oké.’ Dan weet je dat tenminste ook weer.”
Fentross: „Ik herinner me ons eerste concert hier. We hadden optimistisch de grote zaal geboekt, maar er kwamen nog geen tien mensen. Toen zijn we naar zolder gegaan.” Hij wijst achter zich. „En hadden we een volle bank. Hahaha.”
Noiseband
La Berge Dramm experimenteerde tijdens haar studie in de Verenigde Staten al met andersoortige optredens. „In Boston had ik een concertserie bij mij thuis en in een kunstgalerie met vrienden. Want wat wij doen, gaat over elkaar en over mensen. Hoe klikt het muzikaal? Op die plekken gebeurde van alles: van een noiseband tot een violist die Paganini’s Caprices uitvoerde.”
Fentross: „Wat is een noiseband?”
La Berge Dramm: „Een band die alleen noise maakt. Een vriend zat in zo’n groep die gorillamaskers droeg. Op een dag speelden ze alleen: bambam, bambambambam…. Ze hadden uit hun hoofd geleerd hoeveel keer. Dat ging tien minuten door. Bezoekers vonden het geweldig. Daarom gooi ik graag invloeden op één hoop: wisselwerking tussen musici blijft boeiend.”
Ornstein: „Dat is hier ook zo. Als jazzmuzikant zag ik hoe anderen omgingen met hun instrument. In het begin stond ik op een avond om twaalf uur nog aan de bar. Komt daar Jörgen van Rijen, trombonist van het Concertgebouworkest, binnen: ‘Ik ga nog even twee uur in de grote zaal oefenen’, zei hij. En ik dacht: Jezusmina, zouden ze allemaal zo zijn? Maar ik raakte er ook door begeisterd.”
La Berge Dramm: „Splendor doet me denken aan de studententijd, waarin je de kans krijgt om in vrijheid te bloeien. Daarna kristalliseert alles.”
Fentross: „En dat moet het dan zijn.”
La Berge Dramm: „In dit gebouw bekroop me meteen het gevoel: hier mag ik mezelf ontdekken.”