N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Indonesië Na een corruptieschandaal liggen medewerkers van de Indonesische belastingdienst onder vuur om hun opzichtige rijkdom. Maar of er ook een echte grote schoonmaak komt, is de vraag.
Beeld uit de film Crazy Rich Asians. De levensstijl van de personages in die film komt volgens critici overeen met die van Indonesische belastinginspecteurs.
Foto Warner Bros
In Indonesië is een bescheiden volksopstand uitgebroken. Niet in de straten van Jakarta maar op sociale media. Sinds enkele weken worden belastingambtenaren in exorbitante villa’s, luxueuze kleding en dure bolides door burgers aan de digitale schandpaal genageld. De belastinginspecteurs en hun kroost pronken met een leefstijl die niet onderdoet voor die van de personages in de film Crazy Rich Asians, vinden zij. Filthy Rich Public Servants, schreef de Indonesische krant The Jakarta Post. Hun vermogen komt niet overeen met het salaris dat bij hun functie hoort. Waar komt al dat geld vandaan?
Nadat het afgelopen jaar de zaak Sambo wijdverspreide misstanden bij de politie blootlegde, is er nu opnieuw een overheidsinstantie die door en door corrupt blijkt. Werknemers bij de belastingdienst hebben zich, zo blijkt nu, jarenlang vrijwel ongehinderd kunnen verrijken via witwaspraktijken. Volgens minister van Politieke, Juridische en Veiligheidszaken Mahfud is sinds 2009 maar liefst circa 19 miljard euro aan persoonlijke rijkdommen en op rekeningen van zo’n 460 belastingambtenaren aangemerkt als verdacht. Dat stelde hij vorige week op een persconferentie. Waarom is er niet eerder een grootschalig onderzoek ingesteld, vroeg hij.
Tientallen belastingambtenaren van wie wordt vermoed dat ze hun vermogen op illegale wijze hebben verkregen, zijn aangehouden
Het schandaal begon eind februari toen op internet beelden verschenen van de zoon van belastinginspecteur Rafael Alun Trisambodo, Mario Dandy Satrio (20), die een 17-jarige student in elkaar trapte. Het slachtoffer, een ex van de vriendin van Satrio, ligt in coma. Al snel vonden speurende Indonesiërs video’s van een buitengewoon luxueuze leefstijl van de inspecteurszoon. Trots toonde hij zijn Harley Davidson. Ook pronkte hij met een Jeep Wrangler Rubicon, een auto van ruim een ton. Verontwaardigd werd verder gezocht. De internetspeurders vonden meer belastingambtenarenfamilies die het verdacht breed lieten hangen. Zo postte de dochter van de regionale belastinginspecteur Andhi Pramono selfies in dure merkkleding, outfits van duizenden euro’s. En waarvan betaalt haar vader zijn miljoenenvilla? Ook een exclusieve motorclub onder leiding van topbelastingambtenaar Suryo Utomo wekte woede.
Oproep tot matiging
Er ontstond zoveel ophef, dat een reactie van president Joko Widodo, ook wel Jokowi genoemd, niet kon uitblijven. Hij verklaarde dat het arrogant is om je welvaart te tonen en riep op tot matiging. „Hopelijk niet een oproep om je stilletjes te wentelen in luxe, maar een signaal dat de herkomst van de welvaart goed wordt onderzocht”, merkte The Jakarta Post fijntjes op.
Ook minister van Financiën Sri Mulyani Indrawati, bondgenoot van Jokowi, kwam onder vuur te liggen. Ze ontbond de motorclub van topambtenaar Utomo. Tegelijkertijd riep ze op om wel je belasting te betalen. Evenals in Nederland is in Indonesië maart de maand van de belastingaangifte. Het leverde haar op Twitter een spervuur van hoon en verwijten op. Inmiddels is er een onderzoek ingesteld. Tientallen belastingambtenaren van wie wordt vermoed dat hun vermogen op illegale wijze is verkregen, zijn aangehouden en moeten zich verantwoorden bij de Indonesische Anti-Corruptie Commissie, de KPK.
Maar de procesgang loopt vooralsnog niet erg gesmeerd. De KPK verklaarde al aan het begin van de maand dat het moeilijk is om bewijzen te verzamelen dat rijkdommen op illegale wijze waren verzameld. Zo bleek dat de financiën van Trisambodo, die maar liefst 3,6 miljoen euro als vermogen had gedeclareerd, al eerder onder de loep waren genomen. Maar door gebrek aan bewijs was de zaak niet doorgezet, zo stelde de KPK.
De grote vraag is nu: zal er deze keer wel een grote schoonmaak plaatsvinden? De zaak komt voor Jokowi, die aan het einde van zijn laatste termijn zit, hoogst ongelegen. Jokowi heeft zich vastgebeten in de bouw van de nieuwe hoofdstad Nusantara op het eiland Kalimantan, die hij als zijn belangrijkste nalatenschap ziet. Indonesië bekostigt slechts een klein deel van de bouw van de stad. Ruim 80 procent van de financiering, zo’n 34 miljard dollar, moet van buitenaf komen. Momenteel zet hij alle zeilen bij om buitenlandse investeerders te trekken. Een groot corruptieschandaal kan investeerders doen terugdeinzen. Indonesië is berucht om zijn bureaucratie, stroperige processen, omkoping en corruptie. Al eerder stelde de organisatie Transparency International, dat vooral in Jokowi’s tweede termijn, ondanks voornemens en beloftes van de president, corruptie is toegenomen. Indonesië is in 2022 op hun corruptiebarometer van 180 landen gedaald van plaats 96 naar 110.
Het gebouw van de belastingdienst in de Indonesische hoofdstad Jakarta. Foto Willy Kurniawan / Reuters
Anticorruptiewetgeving
Volgens Arya Fernandes, politicoloog van de Indonesische denktank CSIS, is dat niet toevallig. Want het mandaat van de Nationale Anti-Corruptie Commissie, opgericht na de val van autocraat Soeharto, is in 2019 door een wetsherziening flink uitgekleed. Nota bene onder leiding van Jokowi zelf. „Jokowi is een populistische leider”, vertelt Fernandes aan de telefoon. „Hij beloofde corruptie te bestrijden, maar hij wilde ook investeren in infrastructuur en economische welvaart.” En om dat te bewerkstelligen had Jokowi de medewerking van lokale zakenlieden nodig. „In Indonesië is de corruptie het sterkst rond de verkiezingen”. legt Fernandes uit. „Want dan worden er beloftes gedaan in ruil voor politieke steun, en die moeten daarna worden ingelost.” Sterke corruptiewetgeving verhindert dat.
Hoewel de anticorruptiewetgeving is afgezwakt, is er volgens Fernandes sinds de val van Soeharto wel degelijk vooruitgang geboekt. „Onderzoek wijst uit dat corruptie in het onderwijs, gezondheidszorg, in het algemene middenkader en onderaan de bureaucratische ketens is afgenomen. De meeste corruptie zit hoog in de top.” De vraag is of dat nou zo geruststellend is.
Want in Indonesië neemt de kloof tussen arm en rijk toe. Volgens Oxfam is Indonesië nummer zes in de wereld op het gebied van ongelijke welvaartsverdeling. De rijkste vier Indonesische mannen hebben meer vermogen dan de 100 miljoen armste Indonesiërs. Tien procent van alle 280 miljoen Indonesiërs leeft onder de armoedegrens.
Politicoloog Fernandes ziet hoop in de nieuwe generatie. „Vergeet niet: er was in 2019 en 2020 vooral onder jongeren grote publieke weerstand tegen de afzwakking van anticorruptiewetten. Ik denk dat het thema corruptie bij de komende verkiezingen een grote rol zal spelen. Jonge kiezers zullen stemmen op kandidaten die zich inzetten tegen corruptie.”
Mario Dandy Satrio is samen met een mededader gearresteerd. Ze kunnen vijf jaar cel krijgen voor mishandeling van een minderjarige. Online activisten houden het proces in de gaten. Ze willen voorkomen dat de rijkeluiszoon er te licht vanaf komt.
Het zijn huiveringwekkende verhalen, die de afgelopen maanden uit de VS komen. Zonder enige vorm van proces worden mensen door de Amerikaanse overheid opgepakt, ontvoerd in feite, en weggestopt in een overzeese martelgevangenis. Het is niet de bedoeling dat ze daar nog uitkomen. De Cecot-gevangenis in El Salvador heeft niemand ooit verlaten, aldus de justitieminister van het land. „Behalve in een doodskist.” En als de deportatie een foutje is, jammer dan. De Amerikaanse overheid heeft geen bevoegdheid om iets aan de situatie in El Salvador te doen, claimt de Trump-regering.
Schokkend, ja. Maar voor sommigen ook: een déjà vu.
Wat er nu gebeurt „zou niemand moeten verbazen”, zegt J. Wells Dixon, advocaat bij het Amerikaanse Center for Constitutional Rights (CCR). De zoektocht naar een plek om gevangenen buiten het bereik van het rechtssysteem te houden is niet nieuw. „Dat gebeurt al twintig jaar in de Verenigde Staten.” Samen met zijn collega’s heeft hij de afgelopen twee decennia zaken aangespannen wegens schendingen van het recht in de war on terror. „En we zijn nu nauw betrokken bij immigratiezaken uit het Trump-tijdperk.”
Na de aanvankelijke verbazing over hoe snel de situatie onder Trump geëscaleerd is, komt in Amerikaanse media steeds meer aandacht voor de overeenkomsten met eerdere periodes. Lijkt dit op de kampen voor Amerikanen van Japanse afkomst in WOII, bijvoorbeeld, of het massa-deportatiebeleid van president Hoover begin jaren dertig, waarbij bijna twee miljoen Mexicanen en Amerikanen van Mexicaanse afkomst zonder eerlijk proces werden uitgezet? Is wat Trump doet nieuw? Of staat hij juist in een typisch Amerikaanse traditie?
Vijand in ons midden
Van oudsher, zegt Beatrice de Graaf, terrorisme-expert en hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen, heeft het land een obsessie met vijanddenken. En vooral met ‘the enemy within’. „Op gezette tijden, als de nood zogenaamd hoog is, richt het beleid zich keihard tegen Amerikanen die dan niet meer als Amerikaans worden gezien. Ook al hebben ze een visum, green card, of zelfs staatsburgerschap: dat telt niet meer. Dan worden ze buiten de orde verklaard en de president wordt een soort oppersheriff, die iedereen van zijn erf mag knallen.”
Ze somt op: na de Burgeroorlog projecteerden Amerikanen hun problemen op Ieren, Italianen en katholieken. In de 20e eeuw maakte McCarthy tijdens de Red Scare jacht op communisten. J. Edgar Hoover, sinds de jaren twintig directeur van de FBI, had het gemunt op de Black Panthers en Students for a Democratic Society. „Wat sommigen nu ‘woke’ zouden noemen.” En onder Nixon gingen wat betreft CIA en FBI-operaties tegen ‘subversieve elementen’ uit de eigen bevolking „allgates of hell open”, zegt De Graaf.
Op gezette tijden wordt de Amerikaanse president een soort oppersheriff, die iedereen van zijn erf mag knallen
De recentste oprisping van de Amerikaanse paranoia zag je tijdens de regering-Bush. Na de aanval op de Twin Towers werd de Patriot Act ingevoerd, die de president weer bevoegdheden gaf die na Nixon juist waren ingeperkt. De Graaf: „Er zijn daarna echt heksenjachten geweest op Amerikanen met islamitische of Arabische achtergrond.”
Wells Dixon heeft de gevolgen van de war on terror van dichtbij meegemaakt. Hij vertegenwoordigt al jarenlang gedetineerden van Guantánamo Bay en andere black sites – geheime buitenlandse CIA-gevangenissen waar mensen die verdacht werden van Al-Qaida-lidmaatschap werden gemarteld. En hij ziet opvallende overeenkomsten tussen de strategie van Bush toen en Trump nu.
Zo probeert ook Trump de presidentiële macht te vergroten door voortdurend te praten over „nationale veiligheid, buitenlandse zaken en oorlogsbevoegdheden”. Trump spreekt over immigratie in termen van een invasie, „met vergelijkbare oorlogsterminologie”.
Zelfde doel
In Bush’ zoektocht naar onbeteugelde presidentiële macht speelde de militaire gevangenis op Cuba, Guantánamo Bay, een sleutelrol, vertelt Wells. „Toen Guantánamo in 2002 werd geopend, moest dat een plek zijn die volledig buiten de wet viel. De regering-Bush noemde dat het juridische equivalent van outer space.”
En dat is precies wat Trump nu in Cecot zoekt. Al gaat het hier om migranten en ‘bendeleden’ in plaats van terroristen, het doel van Bush en Trump is volgens Wells Dixon hetzelfde: mensen buiten het bereik van de rechtbanken brengen. „Naar een plek waar ze nooit de mogelijkheid hebben om de aanklachten tegen hen aan te vechten, waar ze geen toegang hebben tot een advocaat.”
Lees ook
142 decreten, 1 wet en 9.600 miljard dollar verdampt: dit waren de eerste 100 dagen van Trump
Het is in dat licht ook volkomen logisch dat Trump in februari de eerste groepen gedeporteerde immigranten aanvankelijk naar Guantánamo Bay bracht. Hij sprak de ambitie uit er uiteindelijk 30.000 mensen gevangen te zetten. Zijn ‘grenstsaar’ Tom Homan gebruikte voor de gedeporteerden migranten dezelfde woorden als voormalig vice-president Dick Cheney gebruikte voor de gevangenen in Guantánamo: deze mensen zijn the worst of the worst.
Er zat echter één fatale zwakte in het Guantánamo-plan van Trump. Ironischerwijs bleek Guantánamo minder rechteloos dan Trump dacht, en Bush ook al eerder had ondervonden.
Niet rechteloos genoeg
De zoektocht van de regering-Bush naar juridisch niemandsland is namelijk mislukt, dankzij de rechtszaken die werden aangespannen door Wells Dixon en zijn collega’s bij het CCR.
Een belangrijke eerste overwinning kwam in 2004, toen de advocaten van het CCR voor het eerst toegang kregen tot de gevangenis. Wells Dixon was geschokt, weet hij nog. „Het is de deprimerendste plek die ik ooit heb gezien. Een afschuwelijke plek. Het effect op de levens van de mensen die er zitten is verwoestend, ook als ze na tussenkomst van een hof worden vrijgelaten.”
De grootste juridische overwinning kwam in 2008. Het Hooggerechtshof bepaalde definitief dat de gevangen in Guantánamo zich konden beroepen op het Habeas Corpus-principe: ze konden hun zaak aanhangig maken bij de rechter. Guantánamo viel niet buiten het bereik van de Amerikaanse jurisdictie.
Gedetineerden in de Cecot-gevangenis in El Salvador, tijdens een rondleiding voor media eind april.
Foto Secretaria de Prensa de la Presidencia via REUTERS
Dus Trump moest iets anders: de migranten waren in Guantánamo niet rechteloos genoeg. Toen hij zich dat realiseerde, veranderde Trump van koers, denkt Wells Dixon. Hij haalde mensen terug uit Guantánamo, en vlak daarna beriep hij zich op de Alien Enemies Act, „een wet uit de 18de eeuw die de president oorlogsmacht geeft”. Zo kan hij „mensen zonder al te veel procedures uit de Verenigde Staten verwijderen”.
En dan naar een plek waar – anders dan bij Guantánamo – de Amerikaanse overheid niet het heersende gezag is. Dat is de aantrekkingskracht van El Salvador. En daarom kon minister Pam Bondi claimen dat ze niets kon doen om de ten onrechte gedeporteerde Kilmar Abrego Garcia terug te halen. Die is volgens de regering nu écht op een plek buiten het bereik van het Amerikaanse rechtssysteem.
Wells Dixon: „Nu hebben ze het erover dat ze hetzelfde willen doen met Amerikaanse burgers.” Een ontwikkeling die hij ziet als „de natuurlijke evolutie van de wereldwijde war on terror”.
Lees ook
De Amerikaanse democratie sterft niet in de voorspelde duisternis, maar op klaarlichte dag
Ook Beatrice de Graaf ziet een rechtstreekse lijn naar de Bush-jaren. Ze merkt op dat de juristen die voor Bush de Patriot Act opstelden, nu zelfs terugkeren naar Washington om Trumps beleid te rechtvaardigen, zoals Viet Dinh en Jennifer Newstead.
Dat die juristen onder Biden en Obama niet welkom waren in de overheid, betekent overigens niet dat de wens om onwelgevalligen in rechteloze detentie te houden het Witte Huis ooit heeft verlaten. Wells Dixon: „Ook de afgelopen jaren, onder Obama en Biden, hebben de Verenigde Staten buitenlandse regeringen of groepen ingezet om mensen namens hen te arresteren. Je ziet dat in Syrië, waar de Syrische Democratische Strijdkrachten vermoedelijke leden van ISIS voor de VS gevangen houden. Wederom met het doel om mensen weg te houden bij Amerikaanse rechtbanken. Proxy-detentie is nooit verdwenen.”
Angst aanjagen
Toch zet Trump wel degelijk nieuwe stappen, vindt de advocaat. De regering-Bush opereerde aanvankelijk in het diepste geheim. Trump allesbehalve. „De regering-Trump gebruikt de beelden en symboliek van Guantánamo juist actief om immigranten angst aan te jagen. Ze posten erover op sociale media.”
Ook de relatie met rechters is volgens Wells Dixon fundamenteel anders. De regering-Bush probeerde weliswaar de rechtbank ervan te overtuigen dat ze geen bevoegdheid hadden in Guantánamo, maar toen de rechters hun macht eenmaal uitoefenden, verzette Bush zich daar niet tegen. Trump wel. „Die zegt: het maakt niet uit wat de rechters zeggen, we gaan het niet doen.”
Ik denk dat het negeren van rechterlijke uitspraken de ondergang van de Trump-regering zal betekenen
Het wrange is: voor het individu maakt het niet altijd uit of er lippendienst wordt bewezen aan de hoven. Want ook toen er wel gerechtelijke toetsing kwam in Guantánamo was het voordeel voor de gevangenen daarvan beperkt, vertelt Wells Dixon. Zelfs de regering-Obama – die per decreet vastlegde dat Guantánamo Bay binnen een jaar gesloten zou worden – heeft niet voor elke gevangene gerechtigheid gebracht. Sterker nog: er zitten nog steeds vijftien mensen vast uit de periode van de war on terror.
Ook een cliënt van Wells Dixon, een Somaliër waar de Amerikaanse rechter jaren geleden al over oordeelde dat hij geen bedreiging vormt en vrijgelaten moet worden, zit er tot zijn frustratie nog steeds. De VS willen hem niet naar Somalië terugsturen en hebben onvoldoende diplomatieke inspanningen geleverd om hem in een derde land te vestigen. „Ik koester daarover net zoveel wrok tegen de regering-Biden als tegen de regering-Trump. Niemand heeft iets gedaan om hem te helpen.”
Publieke opinie
Maar Wells Dixon put hoop uit de escalatie van de laatste weken. Dat Trump gerechtelijke uitspraken naast zich neerlegt, noemt hij „een enorme strategische fout”. „Ik denk dat het de ondergang van de Trump-regering zal betekenen.”
Met de regering-Bush ging het net zo. Toen de wereld weet kreeg van de misstanden in de black sites, in Abu Graib, en in Guantánamo, zorgde dat voor een verschuiving in de publieke opinie. Nu blijkt uit de peilingen dat 54 procent van de Amerikanen vindt dat Trump zijn bevoegdheden overschrijdt, en zegt 76 procent dat een president geen uitspraken van het Hooggerechtshof mag negeren.
Trump overspeelt zijn hand, denkt Wells Dixon. „En misschien, heel misschien, zal er daardoor eindelijk enige verantwoording komen voor deze jarenlange poging van opeenvolgende Amerikaanse presidenten om mensen buiten de rechtsstaat te plaatsen, waar ze de vrije hand hebben om deze mensen te terroriseren, te martelen of eindeloos gevangen te houden.
Als Gaza een openluchtgevangenis is, is de lucht dan nog een ultieme optie om de hongerende bevolking te bereiken? Kunnen voedseldroppings – hoewel notoir onveilig en inefficiënt – een laatste redmiddel zijn?
Het is een belachelijke oplossing, zeggen noodhulpdeskundigen. Er staan immers vijfduizend vrachtwagens met hulpgoederen in de regio te wachten tot ze de grens over mogen die de Israëlische premier Benjamin Netanyahu begin maart hermetisch heeft laten afsluiten. Eén woord van hem en de duizenden kinderen die de meest ernstige stadia van ondervoeding ingaan, kunnen worden gered.
Er zijn activisten die via de Middellandse Zee proberen Gaza te bereiken. Deze vrijdag meldde de internationale ngo Freedom Flotilla Coalition dat hun schip in internationale wateren ter hoogte van Malta met drones is aangevallen, waardoor er brand aan boord ontstond. Een reddingsactie door Malta heeft de opvarenden in veiligheid gebracht. De organisatie vermoedt dat Israël de aanval heeft uitgevoerd.
Netanyahu is al twee maanden onverzettelijk. Hamas steelt hulpgoederen, zei de premier op 2 maart, en daarom besloot hij dat er niets meer Gaza in mag. Hij zegt hiermee ook de druk op Hamas te willen verhogen om de resterende Israëlische gijzelaars vrij te laten. Waarom dit het uithongeren van twee miljoen burgers zou rechtvaardigen, zei hij er niet bij.
De afgelopen week lag die vraag voor bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De uitspraak kan echter nog maanden op zich laten wachten. Bovendien negeert Israël eerdere opdrachten van het hof.
Laatste voorraden
De Haagse realiteit staat ver af van die in Gaza, waar de nood onderhand extreem is. VN-organisaties hebben een week geleden hun laatste voorraden aan de gaarkeukens gegeven en verwachten dat die binnen enkele dagen op zijn. Hun bakkerijen sloten al eind maart. Als er geen verandering komt zullen grote aantallen mensen sterven van de honger.
Lees ook
Het eten is op – en aan de grens van Gaza staan drieduizend vrachtwagens met noodhulp tevergeefs te wachten
Voedseldroppings, airdrops in jargon, zijn de omslachtigste manier van noodhulpverlening: in een vliegtuig past veel minder lading dan in een vrachtwagen. Vliegen is daarnaast veel duurder dan transport over de weg. De lading moet aan parachutes worden afgeworpen en op een veilige plaats landen.
Dat laatste is moeilijk, zeker in een dichtbevolkt gebied als Gaza. Hulpverleners moeten klaarstaan om het voedsel op een ordelijke manier uit te delen aan mensen die door hun wanhoop pakken wat ze pakken kunnen. Ze moeten bovendien voorkomen dat de pakketten in handen van strijdende partijen komen. Kortom, airdrops zijn vaak veel te beperkt, zeer complex en kosten een veelvoud van hulp over de weg.
Toch zijn er een jaar geleden tientallen airdrops boven Gaza uitgevoerd, door een coalitie van staten, waaronder Nederland. Hulp over land was op dat moment niet helemaal verboden, maar ook toen mocht er veel te weinig naar binnen. Buurland Jordanië coördineerde de airdrops en had daarvoor een Multinational Airdrop Planning Cell ingericht, waar ook de Nederlandse krijgsmacht een officier had gestationeerd.
36.000 kant-en-klaarmaaltijden
Nederland voerde zijn eerste twee airdrops uit in februari vorig jaar, schreef het toenmalige kabinet-Rutte IV aan de Tweede Kamer, en daarna nog enkele in maart en april. Andere landen in de coalitie waren onder meer Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten, Singapore en een aantal West-Europese staten. Om een indruk te geven van de omvang: in één vlucht van de Amerikaanse luchtmacht zaten 36.000 kant-en-klaarmaaltijden. Dat is niet niks, maar gezien de nood een druppel op een gloeiende plaat.
In sommige gevallen – onbekend is bij welke – kostten de airdrops mensenlevens. Op 8 maart vielen er volgens de autoriteiten in Gaza zeker vijf doden doordat een parachute niet open ging en het pakket bovenop hen viel. Later die maand kwamen zes mensen om toen ze onder de voet werden gelopen in gedrang om gedropte pakketten.
Om ongelukken te voorkomen, werden de pakketten soms opzettelijk in de Middellandse Zee geworpen, waarna ze met het getij en de wind mee naar de kust dreven. Eind maart 2024 liep dit toch verkeerd af, toen Gazanen de zee in doken om ze te pakken te krijgen. Zeker twaalf mensen verdronken, onder wie iemand die verstrikt raakte in een parachute.
Sinds februari van dit jaar zijn er geen Nederlandse officieren meer actief bij de planningscel in Jordanië, zegt het ministerie van Defensie desgevraagd. En sinds de hervatting van het Israëlische offensief in Gaza op 18 maart is de cel helemaal niet meer actief. De Jordaanse autoriteiten krijgen geen toestemming meer van Israël om het luchtruim te betreden en hulpvluchten uit te voeren, aldus Defensie.
Daarmee is het einde verhaal, zegt ook het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vorig jaar was die toestemming er wel, nu mag er ook via de lucht geen hulp naar Gaza. Tóch het luchtruim betreden zou leiden tot een diplomatiek incident. Daarnaast wijst Buitenlandse Zaken op de verslechterde situatie op de grond. Door de aanhoudende gevechten en het gebrek aan bescherming van hulpverleners is de veilige ontvangst en verspreiding van de hulp „vrijwel onmogelijk”.
Heel grote hoogte
Hardop denkend komt luitenant-generaal buiten dienst Mart de Kruif, voormalig commandant der landstrijdkrachten, op één theoretische manier om in deze omstandigheden toch voedsel Gaza binnen te krijgen. „Je zou kunnen onderzoeken of een HAHO-drop mogelijk is.” HAHO is de afkorting van high altitude, high opening. „Je werpt de pakketten van heel grote hoogte af buiten het Israëlische luchtruim, dus boven de Middellandse Zee, en berekent hun glijvlucht op zo’n manier dat ze op de wind alsnog in Gaza belanden. Er zijn technische systemen waarmee je dit precies kunt sturen. In Afghanistan hebben we zo special forces diep in vijandelijk gebied bevoorraad.”
De kans dat dit werkt is uiterst klein, zegt De Kruif. „Je betreedt zelf het luchtruim niet, maar die hulp natuurlijk wel. Je moet er daarom op rekenen dat Israël de pakketten uit de lucht zal schieten.” Zou Israël werkelijk het raketschild Iron Dome in werking stellen voor zwevende kant-en-klaarmaaltijden? „Nee, daar gaan ze geen dure raketten aan verspillen. Maar ze kunnen er wel gevechtsvliegtuigen op af sturen.” Deze methode zou airdrops dus nóg omslachtiger maken en het resultaat nog poverder dan het al is.
Staten met invloed, zoals de VS en de EU-lidstaten, kunnen Israël dwingen om de hulp door te laten
Het Global Centre for the Responsibility to Protect, een denktank in New York, wijst airdrops resoluut af, maar niet alleen om redenen van uitvoerbaarheid. De responsibility to protect is een internationale norm, in 2005 aangenomen door de VN, die voorschrijft dat staten zich verantwoordelijk voelen om in te grijpen als een bevolking niet door zijn eigen leiders wordt beschermd tegen genocide of andere ernstige misdrijven. Het centrum vindt dat de VS en de Europese Unie hierin nu ernstig tekortschieten.
Het schrijft per e-mail: „Israëls moedwillige blokkade van levensreddende hulp komt neer op aanhoudende, opzettelijke uithongering van een burgerbevolking. Dat is een oorlogsmisdaad waarvoor het Internationaal Strafhof arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd. Staten kunnen airdrops niet gebruiken om de aandacht af te leiden van hun verplichting om alle politieke, diplomatieke en economische middelen in te zetten ter bescherming van de Palestijnse bevolking.”
„Staten met invloed, zoals de VS en de EU-lidstaten, kunnen Israël dwingen om de hulp door te laten. Ze moeten uitvoering geven aan de arrestatiebevelen van het Strafhof, verbieden dat Israëlische functionarissen door hun luchtruim vliegen, sancties instellen en de export van wapens naar Israël volledig staken. Het is door het ontbreken van deze maatregelen dat Israël zich gesterkt voelt om de huidige belegering van Gaza voort te zetten.”
Eén telefoontje van Barack Obama volstond in 2012 om de Rwandese president Paul Kagame tot inkeer te brengen. Na slechts een week van bezetting verlieten de door Rwanda gesteunde M23-rebellen de strategische Oost-Congolese stad Goma. Één simpele vingerknip vanuit Washington bleek voldoende.
Intussen heeft Kagame zich internationaal gepositioneerd als onmisbare strategische partner, jaarlijks gesteund met meer dan 1 miljard euro aan buitenlandse hulp. Sinds januari heeft M23 opnieuw steden onder controle als Goma en Bukavu, en Rwanda verstevigt stilzwijgend zijn greep op Oost-Congo, zonder tekenen van terugtrekking.
Vrijdag hopen onderhandelaars in Washington een vredesverklaring tussen Congo en Rwanda te bezegelen. Europa bezigde in de afgelopen maanden veel retoriek over mensenrechten, maar wist dat niet in concrete actie om te zetten. De aanstaande deal kwam vooral tot stand onder aansporing van de VS, die hopen te profiteren van de vele grondstoffen in de regio. In de tekst van de vredesverklaring zetten de VS vooral in op een eigen grondstoffenakkoord met Kinshasa als hefboom voor stabiliteit, in de geest van Trumps transactie-denken.
Rwanda heeft als geen ander geleerd de wereld te lezen, zegt Kristof Titeca, hoogleraar aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid van de Universiteit Antwerpen. „Het weet precies hoe het zijn internationale relaties moet beheren, terwijl het zijn eigen agenda doorzet in Congo.”
Hoe verhouden Europa en de VS zich tot Rwanda en wat zegt hun soepele opstelling richting Rwanda, terwijl de schendingen van mensenrechten doorgaan, over de internationale diplomatie?
Europese Unie
De Europese Unie sloot vorig jaar óók een akkoord over grondstoffen met Kigali, dat de delving daarvan ‘eerlijker en duurzamer’ moest maken. Dat was toen al omstreden. In het oosten van Congo klonken al geweerschoten en VN-rapporten spraken toen al van systematische uitbuiting van Congo’s natuurlijke rijkdommen. Toch hield de Europese Commissie hieraan vast en werd ook de hulp aan Rwanda (zo’n 900 miljoen euro) voortgezet.
In Brussel geldt het kleine land als modelstaat: economisch efficiënt, bestuurlijk strak, militair doortastend. Via ontwikkelingshulp, handelsverdragen en defensiesamenwerking groeide Rwanda uit tot een sleutelpartner én toonbeeld van post-conflicttransformatie na de genocide van 1994. „Ze zien het land als een visionair Afrikaans model”, zegt politicoloog Kristof Titeca. „Geen wonder dat invloedrijke stemmen binnen de EU het Kagame-regime ten alle koste blijven verdedigen.”
Ontheemde burgers reizen te voet naar hun dorpen in Goma.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
Pas in maart volgde een eerste diplomatieke berisping. Een Europees sanctiepakket trof hoge Rwandese generaals, M23-leiders en de Rwandese mijnbouwautoriteit. De hulp aan het land blijft intact, een manier voor Europa om Rwanda aan boord te houden als strategische bondgenoot. „Het is opmerkelijk hoe timide deze reacties zijn”, zegt Phil Clark, hoogleraar internationale politiek aan SOAS in Londen. „Het gaat vooral om een signaalfunctie: we sturen een boodschap, maar we willen de relatie niet echt beschadigen.”
Lees ook
Tijdens de protestmars richting het Internationaal Strafhof klinkt de roep om gerechtigheid voor Congo
Erg eensgezind is de EU niet. Sommige lidstaten trekken hun eigen lijn. België verbreekt alle diplomatieke banden met Rwanda en ook het VK en Duitsland nemen maatregelen. Maar Frankrijk, Luxemburg en Portugal houden veel verder gaande sancties tegen, uit angst hun economische en veiligheidsbelangen te ondermijnen.
Critici wijzen op de dubbele moraal: wel sancties tegen Rusland, maar aarzeling tegenover een bondgenoot met soortgelijke modus operandi.
Meer dan ooit is Europa een pragmatische macht geworden, zegt Anjan Sundaram, regio-expert en auteur van Bad News, een boek over de dictatuur onder Kagame. „De oorlog in Oekraïne heeft dat proces versneld. Morele principes worden ingeruild voor strategisch comfort, zelfs als dat betekent dat Europees belastinggeld indirect de oorlogskas van Rwanda financiert.”
Frankrijk
Toen jihadisten in 2020 de gasinstallaties van het Franse TotalEnergies in Mozambique bedreigden, was het niet het Franse leger dat in actie kwam, maar Rwandese militairen. Die wending mag op zijn zachtst gezegd verrassend worden genoemd, want jarenlang was de relatie juist ronduit slecht.
De ommekeer kreeg vaart onder Emmanuel Macron, president sinds 2017. In 2021 erkende Macron – zonder schuld te bekennen – de „verpletterende” Franse verantwoordelijkheid bij de Rwandese genocide in 1994. Mede om die reden was Kagame jarenlang „fel anti-Frans”, zegt Phil Clark. „Maar vandaag is de verhouding een van de hechtste diplomatieke allianties voor Rwanda”. In eenzelfde adem sloten de landen nieuwe militaire en economische akkoorden.
Als op één na grootste hulpdonor speelt Frankrijk een sleutelrol in het versterken van Rwanda’s diplomatieke positie op het wereldtoneel. Dankzij de invloed binnen de EU slaagt Parijs er vooralsnog in Rwanda de politieke rugdekking te verlenen die nodig is om haar aanzienlijke Europese hulpbudgetten veilig te stellen.
Lees ook
Gedekt door slimme diplomatie kan Rwanda zijn agressieve gang gaan
Kigali is bovendien een militaire macht die niet meer te negeren valt. Met bijna zesduizend blauwhelmen is Rwanda de op twee na grootste leverancier aan VN-vredesmissies, en heeft het zich bewezen als een belangrijke strategische pion in Afrika. „Kagame wordt gezien als degene die orde schept waar internationale missies falen”, zegt Lidewyde Berckmoes, universitair hoofddocent aan het Afrika-Studiecentrum in Leiden. „Voor Frankrijk, dat in Afrika militair onder druk staat, is dat aantrekkelijk.”
Ontheemde burgers reizen in Goma in een vrachtwagen langs het vluchtelingenkamp van Mugunga op weg naar het Masisi-gebied.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
België
In Kigali stond de Belgische vlag al scheef nog voor ze werd neergehaald. Toen Rwanda afgelopen maand abrupt de diplomatieke relaties met België verbrak, was dat geen verrassing meer, maar een uiteenspatting van jarenlang oplopende spanningen. Aanleiding: Belgische druk ten behoeve van Europese sancties tegen het Rwandese regime voor zijn bijdrage aan de oorlog in Oost-Congo.
België was een drijvende kracht achter het EU-sanctiepakket. Ook de mineralendeal met Rwanda werd mede op Belgisch aandringen officieel „onder herziening” geplaatst. Voor de Belgische buitenlandminister Maxime Prévot komt die houding voort uit „respect voor het internationaal recht”. Want, zo zei hij eerder dit jaar in de Kamer, „wie de territoriale integriteit van een buurland schendt, moet dat voelen”.
Maar zonder bredere steun binnen de EU dreigt het bij symboliek te blijven, zegt politicoloog Kristof Titeca. „De Belgische houding is moreel helder, maar politiek kwetsbaar. Een kleine speler met een grote mond is voor Rwanda des te makkelijker aan te vallen.”
Lees ook
Is de belofte van vrede voor Oost-Congo meer dan een charmeoffensief?
Volgens hoogleraar Phil Clark speelt de grote Congolese diaspora in België een rol: die dwingt het land tot een scherpere houding. „Belgische diplomaten lijken het koloniale verleden zelf grotendeels achter zich gelaten te hebben. Maar Kigali speelt er gretig op in.”
Met een giftige sneer over de bekoelde relaties beschuldigde Kigali België van „zielige pogingen om neokoloniale illusies in stand te houden.” Rwanda (eveneens een oud-kolonie, red.) benut het Belgische koloniale verleden als retorisch wapen, zegt emeritus hoogleraar Filip Reyntjens. „De voormalige kolonisator is ideaal om internationale kritiek af te doen als neokoloniaal en paternalistisch.”
De Rwandese diplomatiek breuk met België was exemplarisch voor hoe Rwanda omgaat met kritiek: escaleren om te isoleren. „Voor Kagame geldt de simpele regel”, zegt Sundaram. „Wie Rwanda niet onvoorwaardelijk steunt, verliest een plek aan hun tafel”.
Kinderen lopen door het vluchtelingenkamp van Mugunga terwijl anderen hun onderkomens demonteren en afval verbranden.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
Verenigde Staten
In Washington viel vooral de aarzelende en op momenten ongeïnteresseerde houding op ten aanzien van de oorlog in Oost-Congo. Pas in april, na een ongewoon scherpe persconferentie van Trumps Afrika-gezant Massad Boulos, klonk er publieke veroordeling: „De Rwandese troepen moeten zich terugtrekken.”
De publieke veroordeling bleek al snel verweven met strategische berekening. Boulos verwees in één moeite door naar gesprekken over Amerikaanse investeringen in de Congolese mijnsector na toenadering van Kinshasa. Die zouden vrijdag moeten uitmonden in een Rwandees-Congolees vredesakkoord. Toegang tot Congolese mineralen, zoals kobalt en coltan, geldt al jaren als strategische prioriteit in Washington. „Congo zit op rijkdom”, zegt politicoloog Titeca. „En de VS willen China daarin de pas afsnijden. Washington hoopt op een grondstoffenakkoord met Kinshasa, zonder Kigali voor het hoofd te stoten”.
Lees ook
Is de belofte van vrede voor Oost-Congo meer dan een charmeoffensief?
Sinds Donald Trump opnieuw voet zette in het Witte Huis, proberen Congo en Rwanda nerveus in de gunst van de Amerikaanse president te komen. De Rwandese buitenlandminister sprak van „een nieuwe wind” onder zijn leiderschap, terwijl Congolese lobbyisten Washington platliepen in de hoop op een mineralendeal in ruil voor veiligheidsgaranties. Nu Trump terug is, is de aard van het diplomatieke opbod transactioneler dan ooit tevoren, zegt Angela Muvumba-Sellström van het Nordic Africa Institute. „Dat opportunisme komt met een prijs: mensenrechten en regionale stabiliteit zijn nog zelden een leidend motief.”
Regio-expert Anjan Sundaram ziet hoe Washington zich profileert als bemiddelaar, maar intussen de militaire samenwerking met Rwanda, essentieel voor Kigali, gewoon voortzet. „Rwanda blijft een soort militaire huisbewaarder van het Westen in Afrika, die het vuile werk in conflictgebieden opknapt.”
Wie zijn militaire outsourcing aan Kigali toevertrouwt, kan zich geen confrontatie veroorloven, zegt Muvumba-Sellström. „De Amerikaanse strategie is niet om Rwanda in te perken. Het is om hen binnenboord te houden.”
Washington, dat zich altijd gretig heeft geprofileerd als moreel kompas van de wereld, lijkt Rwanda een uitzonderingspositie te gunnen. De VS hebben net als de EU symbolische sancties opgelegd aan individuele Rwandese functionarissen. Maar dat is louter een gebaar, geen beleid, oordeelt Phil Clark. „Het signaal: we veroordelen openlijk, maar we tolereren het eigenlijk wel.”
Verenigd Koninkrijk
Toen Boris Johnson in 2022 zijn asieldeal met Rwanda sloot, zag de toenmalige Britse premier in Kagame een gewillige bondgenoot om zijn beloofde strenge asielbeleid een zet te geven. De zogeheten ‘Rwanda-deal’ – door mensenrechtenorganisaties fel bekritiseerd – hield in dat het VK zo’n 430 miljoen euro betaalde aan Kigali om zijn asielprocedure uit te besteden. Onder de Labourregering van Keir Starmer, die de deal schrapte, veranderde de Britse toon ten aanzien van Rwanda. In maart bevroor het VK onder meer directe hulp aan Rwanda, goed voor 37 miljoen euro per jaar.
Al kort na de inname van Goma bracht de Britse buitenlandminister David Lammy Kigali een ongewoon scherpe waarschuwing: Rwanda zet in totaal ruim 1 miljard dollar aan internationale hulp op het spel. Want zonder materiële steun van Rwanda was het M23 nooit gelukt om militair door te breken, zei hij in het Lagerhuis. In een telefoongesprek had hij Kagame naar eigen zeggen duidelijk gemaakt dat zijn regering niet langer bereid is schendingen van de territoriale integriteit door de vingers te zien. „Net zoals we dat in Europa niet toestaan, kunnen we dat nergens ter wereld toelaten.”
Burgers die de stad Goma verlaten, zien de schade van het geweld.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
Die strengere houding markeert een breuk met het voorheen welwillende beleid dat onder zowel Labour- als Conservatieve regeringen werd gevoerd. Prominente figuren als oud-premier Tony Blair prezen jarenlang de samenwerking met Kigali, terwijl kritiek op Rwandese inmenging in Oost-Congo grotendeels werd gesmoord.
Volgens Titeca toont de migratiedeal hoe in de huidige wereldorde morele principes onderhandelbaar zijn. „Zolang de deal liep, was er opvallend weinig kritiek vanuit Londen op Rwanda. Pas na de regeringswissel volgden diplomatieke maatregelen.”
Lees ook
Hoe Rwanda het lot van Oost-Congo blijft bepalen
Toch zijn nog niet alle banden met Rwanda verbroken. Afgelopen week zegde het VK een nieuwe reeks militaire trainingen toe aan Kigali. Ook binnen Westminster klinken nog altijd geluiden die Rwandese inmenging vergoelijken: zo verdedigde oud-minister Andrew Mitchell, Kigali’s optreden in Oost-Congo, ondanks de ferme taal van zijn partijgenoot Lammy. Lidewyde Berckmoes, universitair hoofddocent aan het Afrika-Studiecentrum in Leiden, ziet in het behoud van de status quo een patroon van passieve tolerantie. „Het uitblijven van daadkrachtige stappen heeft regimes altijd meer ruimte gegeven om geweld te gebruiken.”
Nederland
In de gangen van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag wordt over Rwanda eigenlijk zelden gesproken. Het beleid van het kabinet-Schoof ten opzichte van Rwanda blijft opvallend voorzichtig. Tijdens een recente rondetafel in de Kamer werd duidelijk dat er zorgen zijn over de effectiviteit van de huidige sancties en diplomatieke maatregelen.
Minister Veldkamp kreeg Kamervragen over de passieve houding van Nederland. Terwijl buurlanden als België en Duitsland binnen de EU wél aandringen op verdere sancties tegen Rwanda, verwees het buitenlandministerie naar ‘stille diplomatie’ en de noodzaak om relaties niet te verzieken. En hoewel de buitenlandminister verdere „sancties verwelkomt”, lijkt de uitvoering daarvan nog ver weg.
In plaats van het voortouw te nemen, verschuilt Den Haag zich achter gezamenlijke EU-resoluties en volgt het liever de lijn van grotere lidstaten. „Juist voor een land dat mensenrechten tot zijn grondbeginselen rekent, valt de terughoudendheid op”, zegt Berckmoes. „Terwijl stilte zelden neutraal is en in werkelijkheid ruimte creëert voor escalatie. En dat beseft Kagame maar al te goed.”
In maart erkende Veldkamp in antwoorden op Kamervragen voor het eerst dat Rwandese aanwezigheid op Congolees grondgebied een schending van het internationaal recht. Maar concrete stappen blijven uit: de Rwandese ambassadeur in Nederland is niet ontboden, terwijl de EU dat in februari wél deed. Het blijft bij diplomatieke telefoontjes.
Verder stelt Veldkamp dat Nederland binnen de EU pleit voor een „schorsing van de grondstoffendeal”, maar voegt eraan toe dat deze samenwerking een „basis biedt voor dialoog en transparantie”. Voor Phil Clark voelt het als diplomatiek uitstelgedrag die in de praktijk neerkomt op: aanspreken, maar niet aanpakken. Dat het kabinet wel wijst op de humanitaire inzet van Nederland in Oost-Congo, overtuigt Clark allerminst. „Als je Rwanda op andere vlakken niet aanspreekt, blijft het holle solidariteit.”
In de jaren 2000 kreeg Rwanda nog aanzienlijke Nederlandse steun voor wederopbouw. Vandaag zijn de economische belangen van Nederland in Rwanda bescheiden – Nederlandse export naar Rwanda bedroeg in 2023 zo’n 33 miljoen euro – maar symbolisch niet onbelangrijk. Er lopen samenwerkingen op het gebied van waterbeheer, voedselzekerheid en duurzame energie.
In 2012, toen de wereld kennisnam van de Rwandese steun aan M23, was Nederland een van de weinige landen die tijdelijk de hulp opschortte. Een zeldzaam moment van principiële daadkracht, zegt Lidewyde Berckmoes: „Den Haag had toen nog de ambitie om een moreel kompas te volgen.”
De vluchtelingenkampen Mugunga en Lushagala.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty