De welles-nietes verkiezingen

Louise O. Fresco

Of de verkiezingen van vorige week de geschiedenis in zullen gaan als die van de antistem, of juist van de ruk weg van de flanken valt te bezien. Maar het zijn in ieder geval de welles-nietes verkiezingen geweest. Die van het gelijk willen krijgen en het de ander niet gunnen, die van het tegenspreken en herhalen van slogans net zolang tot ze waar lijken. Van de pertinente onzin en de wensdromen. Deels komt dat omdat deze verkiezingen draaiden om drie complexe begrippen: stikstofuitstoot, klimaatverandering en natuur of biodiversiteit. Met luchthartige onkunde worden ze aan elkaar geknutseld, zodat er beweerd kan worden dat vogelhuisjes goed zijn voor klimaatverandering.

Dit is misschien het grootste probleem voor het huidige stelsel: hoe te garanderen dat kiezers met kennis van zaken hun keuze bepalen. Iedereen heeft recht op zijn eigen vooroordelen, maar de kans die vooroordelen te toetsen zou daarbij moeten horen. Je verlangt naar een kieswijzer die je niet naar politieke standpunten dirigeert, maar een lijst van meningen van kanttekeningen voorziet. Een Feitenwijzer.

Als een partij met verontwaardiging roept dat een derde van Nederland voor melkkoeien is gereserveerd, dan zou een feitenwijzer kunnen aantekenen dat dit volgt uit de ongeschiktheid van grote delen van het land voor akkerbouw en kunnen aangeven hoe dat in vergelijkbare landen ligt. Als een partij overmoedig schrijft dat alle vrijhandelsverdragen geblokkeerd zullen worden, dan moet de kiezer ook horen hoeveel speelruimte Nederland binnen de EU heeft. En als een partij zich opwerpt tegen de uitwassen van de ‘genadeloze’ marktwerking, dan moet een Feitenwijzer vragen: welke dan?

Natuurlijk, feiten weerspiegelen niet de absolute waarheid, maar de stand van de kennis. Ook daarover kun je twisten. Niettemin, een Feitenwijzer kan ook aangeven waar verschillen in interpretaties liggen. Maar is dit genoeg? Is zoiets niet een 20ste-eeuwse oplossing voor een 21ste-eeuws probleem? Is het zinvol om de kiezers bij te spijkeren met kennis? Of is kennis ondergeschikt geraakt aan de echokamers van sociale media waar iedere factie zijn eigen wereldbeeld genereert? Zou het een denkfout zijn om een appel op kennis te doen, terwijl juist emoties het stemgedrag bepalen?

Stel je voor dat van alle burgers de voorkeuren opgeslagen worden: wat ze lezen, schrijven, eten, met wie ze omgaan, waar ze komen, wie en wat ze goedkeuren en afkeuren. Dankzij het internet der dingen registreren sensoren in (semi-)publieke ruimtes mobiliteit, koopgedrag, gezichtsuitdrukkingen, sociale netwerken. De analyse van deze continue datastromen biedt patronen, zowel collectief als individueel, waaruit je van alles kunt afleiden over emoties en gedrag en, met aanvullende enquêtes, bijbehorende waarden. Die zijn te vertalen in politieke voorkeuren. Vandaar zou het geen grote stap zijn om verkiezingen overbodig te verklaren. Meningen kunnen immers permanent gevolgd worden, en als de collectieve mening omslaat, waarvoor van te voren drempelwaardes afgesproken kunnen worden, kan het beleid aangepast worden. Of de leiders.

De bovenstaande alinea is de samenvatting van een gedachte-experiment dat beschreef ik in deze krant – in 2016. Het belang van data is sindsdien alleen maar toegenomen. Zo kunnen generatieve AI-programma’s alle relevante beslissingen uit het verleden in alle landen analyseren, om af te leiden wat in gegeven omstandigheden het beste resultaat geeft: belasting op vervuiling verdubbelen, huursubsidies verhogen.

Het is uiteraard onzinnig om democratische verkiezingen te vervangen door digitale informatie. Maar kunstmatige intelligentie inzetten, om het welles-nietes gehalte te verminderen via een Feitenwijzer en lokaal engagement te stimuleren, zou wel eens tot een nieuwe vorm van volksraadpleging kunnen uitgroeien.