N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Als je als overheidsorgaan in Nederland een besluit neemt, moet dat voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Die zijn belangrijk, want we willen in ons land geen willekeur. In ieder geval moet een besluit op de juiste feiten zijn gestoeld en moet de argumentatie correct zijn en overtuigend.
En juist daar gaat het mis, bij het voorgenomen besluit van minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid, D66) twee van de vier centra voor kinderhartchirurgie in Nederland te sluiten. Genoeg getreuzeld, vindt hij, de discussie duurt al dertig jaar en daar moet een eind aan komen. Dat klinkt niet onredelijk, ware het niet dat er in die dertig jaar van alles is gebeurd. Begin jaren negentig waren er nog zeven centra, daar zijn er nu nog vier van over. Hele goede overigens, want de sterftecijfers in die centra behoren tot de laagste ter wereld.
Waarom wil minister Kuipers eigenlijk twee centra en niet bijvoorbeeld drie, zoals in eerdere rapporten van wetenschappelijke commissies ook als een redelijke optie werd gezien en waar hij, toen hij nog voorzitter van het Erasmus Medisch Centrum was, zelf ook voor pleitte? Hij gebruikt drie argumenten, niet meer, dus dat maakt het overzichtelijk.
Voldoende patiëntjes
Allereerst, zegt hij, zijn er niet genoeg patiëntjes met hartproblemen om meer dan drie centra voldoende werk te geven en daarmee de deskundigheid van de specialisten op peil te houden. Ze moeten zogezegd voldoende vlieguren hebben en dat vertaalt de minister naar tenminste zestig operaties op pasgeborenen per centrum. Waar dat volgens de minister in heel Nederland jaarlijks bij zo’n honderdtachtig baby’s gebeurt, wordt dat kielekiele bij drie centra en daarom kiest hij voor twee.
Maar dit is allemaal niet overtuigend. Zo ligt het aantal patiëntjes in Nederland de afgelopen tien jaar gemiddeld een stuk hoger dan honderdtachtig. Ten tweede noemt de minister het minimumaantal van zestig een ‘veldnorm’, dat wil zeggen dat iedereen in het veld het daarmee wel eens is. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft op grond daarvan eerder ook twee centra geadviseerd. Maar waar komt dat aantal van zestig dan vandaan? Welnu, uiteindelijk blijkt het betreffende aantal patiënten in een rapport uit 2021 te hebben gestaan, dat gebaseerd is op een wetenschappelijk artikel, waaruit blijkt dat grotere centra in Europa lagere sterftecijfers hebben dan kleinere. Alleen hebben de auteurs van dat artikel de minister er inmiddels op gewezen dat hij het artikel verkeerd interpreteert. Er staat niet dat er bij meer dan zestig operaties geen duidelijke verbetering meer waarneembaar is, maar bij meer dan veertig operaties per jaar. Weg argument.
Het tweede argument van Kuipers is dat er te weinig specialisten zijn in Nederland en dat er tenminste vier chirurgen per centrum moeten zijn. Maar de Nederlandse Zorgautoriteit heeft aangegeven dat er binnenkort veertien zullen zijn, ruim voldoende voor drie centra dus en niet iets dat dwingend naar twee centra wijst.
Dan het derde argument. De minister vindt het robuuster. Omdat de eerder genoemde normen bij drie centra maar krap gehaald zouden worden, blijft steeds boven de markt hangen of je van drie niet nog een stap naar twee centra zou moeten maken. Maar als die normen niet hard zijn, blijft er van dit argument ook niets over. Bovendien is er volgens de NZa stabiliteit van het aantal kindpatiënten.
Rotterdam en Groningen
Dan is er nog de vraag, uitgaande van twee kinderhartcentra, waarom Kuipers voor Rotterdam en Groningen kiest. Hij noemt eerst de vijf criteria die zijn voorganger De Jonge in december 2021 al gebruikte en die toen tot een keuze voor Rotterdam en Utrecht leidden. De minister constateert zelf dat deze criteria eigenlijk onvoldoende onderscheidend zijn en dus de keuze niet kunnen bepalen. Dus voegt hij er een zesde criterium aan toe, namelijk de regionale spreiding, hoewel deskundigen en de inspectie eerder hadden aangegeven dat dat er eigenlijk niet toe doet.
En dan wordt het curieus. De minister kiest voor Rotterdam omdat dat het grootste zou zijn en aan alle volumenormen zou voldoen. Niet alleen ontkent de Nederlandse Zorgautoriteit dat (die schrijft letterlijk: „een deel van deze volumenormen wordt nog door geen van de Nederlandse centra gehaald”), het is ook de vraag waar Kuipers vandaan haalt dat het centrum in Rotterdam het grootste is. Rotterdam is ongeveer even groot als Leiden, de verschillen zijn verwaarloosbaar. Als je het echt precies wilt weten en de chirurgische ingrepen en hartkatheterisaties bij elkaar neemt, is het Leidse centrum net iets groter.
Groningen wordt vervolgens uitgekozen vanwege het zesde criterium, regionale spreiding. Volgens de minister heeft dat ook met toegankelijkheid te maken, hoewel hierdoor méér patiëntjes en hun ouders ver moeten reizen dan bij een andere keuze.
Les Covid-19
Al met al kunnen de argumenten het besluit niet dragen en zou het besluit op deze manier niet in stand moeten kunnen blijven. Ik zou de minister aanraden dichterbij het rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit te blijven. Dat is het eerste rapport over deze kwestie dat zo ongeveer alle aspecten heeft bekeken. En waarschuwt voor de grote risico’s van direct doorzetten van de concentratie: risico’s voor de patiëntjes, langere reistijden bij calamiteiten, de noodzaak nieuwe relaties op te bouwen met gewone ziekenhuizen, en de grote tekorten aan gespecialiseerde verpleegkundigen.
Stap voor stap handelen, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit bepleit, is zeker het beste. Er is helemaal geen reden om haast te maken. De zorg in ons land is van uitstekende kwaliteit en er dreigen niet op korte termijn grote problemen. Voor concentratie in twee centra ontbreken de argumenten. Geen enkel land concentreert ook zo ver als minister Kuipers wil. Bovendien heeft Covid-19 ons wel geleerd dat capaciteit te krap plannen grote risico’s met zich meebrengt.