N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Necrologie
Necrologie Masatoshi Ito, keizer van de gemakswinkel Vijftig jaar nadat Ito (1924-2023) in Tokio de eerste 7-Eleven opende, is konbini niet meer weg te denken uit het Japanse straatbeeld.
Ze zijn bedoeld voor de hongerige student, die na een dag vol colleges geen zin meer heeft om te koken. En voor de klusser die zich in zijn vingers heeft gesneden en zonder pleisters zit. Voor de toerist die op de valreep nog kaartjes zoekt voor een concert. En voor de zakenman die een nacht doorhaalt, maar de volgende ochtend wel in een schoon overhemd op kantoor wil verschijnen.
Wie ooit een bezoek heeft gebracht aan Japan kán de konbini simpelweg niet hebben gemist: de gemakswinkel die in elke stad op zo ongeveer elke straathoek zit. Als ’s nachts de straten in schemer zijn gehuld, zijn de felverlichte panden gemakkelijk te vinden. Heel de dag zijn ze open, en verkopen ze alles wat een consument maar nodig heeft: van eten en drinken tot tijdschriften, kleding, wasmiddel en schroevendraaiers.
Aan de basis van het succes van de konbini – een afgeleide van het Engelse convenience store – staat multimiljardair Masatoshi Ito. Het was weliswaar niet Ito die in Japan als eerste zo’n buurtsuper opende, maar hij introduceerde wel het concept zoals het hele land dat nu kent. Deze week maakte zijn Seven & I Holdings, wereldwijd de grootste uitbater van gemakswinkels, bekend dat grondlegger Ito op 98-jarige leeftijd is overleden.
Bezoek aan de VS
Ito begon zijn miljardenimperium in het bedrijf van zijn familie, Yokado, een kledingwinkel met één filiaal aan de randen van het enorme centrum van Tokio. De zaak werd destijds gerund door zijn oom en zijn halfbroer, en Ito begon er kort na de Tweede Wereldoorlog – nadat hij kort had gediend in het leger. Nadat zijn halfbroer in 1956 overleed, nam hij als 32-jarige de kledingwinkel over en doopte die om tot Ito-Yokado.
Tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten, begin jaren zestig, zag Ito de toekomst. Net zoals supermarktondernemers Albert Heijn en Karel van Eerd van Jumbo vergaapte hij zich er aan de gigawinkels, vaak aan de randen van de stad, die bijna alles verkochten. Logistiek zag Ito enorme voordelen: alles was vers, de schaal was enorm en de consument bediende zichzelf.
De ondernemer besloot dat concept mee te brengen naar Japan. Het werd een succes, mede doordat in het land restricties golden voor warenhuizen, waardoor er eigenlijk geen winkels waren met een dusdanig breed assortiment. Datzelfde verbod, bedoeld om markten te beschermen, ging in de jaren zeventig echter ook gelden voor supermarkten, waardoor Ito-Yokado op zoek moest naar alternatieven.
Het was uiteindelijk een jonge manager, Toshifumi Suzuki, die Ito wees op de kleinere gemakswinkels. Daarvoor golden immers geen regels, en door een heel breed assortiment te voeren, waren ze alsnog een aanvulling op de bestaande buurtwinkels. Hij overtuigde het bedrijf en de oprichter ervan op te trekken met een partner die al ervaring had met zulke winkels. Dat werd het Amerikaanse 7-Eleven.
Lees ook: De keerzijde van Japans 24-uurseconomie
Hele dag open
In 1974 opende Ito-Yokado de eerste kleine winkel, opnieuw aan de randen van Tokio. Al na een jaar bleek die naam niet accuraat meer: de Amerikaanse eigenaar koos er ooit voor om de openingstijden aan te geven – van zeven uur ‘s ochtends tot elf uur ‘s avonds – maar ging halverwege jaren zeventig al de héle dag open.
De Japanse franchise-nemer besloot dit voorbeeld te volgen. De kleine gemakswinkels bleken een voltreffer. In de Japanse economie in opbouw, waar werknemers zeer lange dagen maakten, was 7-Eleven precies wat de consument wilde. Al snel volgde er concurrentie: van het eveneens Amerikaanse Lawson bijvoorbeeld, of het in 1981 in Japan opgerichte Family Mart. Maar bijna vijftig jaar na dat eerste filiaal is 7-Eleven nog steeds de grootste: van de bijna 65.000 buurtwinkels in Japan, baat die keten er ruim 21.000 uit.
Geholpen door het succes van de gemakswinkels groeide het bedrijf van Masatoshi Ito in de jaren tachtig uit tot een winkelreus. Ito-Yokado had op dat moment ook eigen warenhuizen en restaurants, zoals de eveneens vanuit de VS geïmporteerde formule Denny’s. Die groei maakte van oprichter Ito een van de rijkste inwoners van zijn land.
Volledig Japans
Waar 7-Eleven in Japan een doorslaand succes bleek, had de naamgever in de VS het in diezelfde jaren juist heel lastig. Het concern wankelde na de beurscrash van 1987 en dreigde enkele jaren later failliet te gaan. Voor Ito was dat het moment om de macht te grijpen: voor 430 miljoen dollar (405 miljoen euro) nam hij 70 procent van de aandelen over.
De overname van zijn franchisegever was niet alleen een zakelijke kans, zou Ito jaren later tegen de Japanse zakenkrant Nikkei zeggen. Hij deed het vooral omdat hij bang was dat het management, dat in zijn ogen slordig handelde, de Japanse tak zou beschadigen. Hoe Amerikaans de naam ook mag klinken: sindsdien is de keten volledig Japans – net als concurrent Lawson overigens.
Toch was het Ito zelf die twee jaar later dreigde de reputatie van zijn bedrijf te beschadigden. De oprichter kwam in 1992 onder vuur te liggen nadat bleek dat personeel van zijn bedrijf geld had betaald aan criminele bendes, om te voorkomen dat zij wanorde zouden stichten tijdens een jaarvergadering. Hoewel Ito directe betrokkenheid ontkende, trad hij wel af. Toshifumi Suzuki werd zijn opvolger.
Pas jaren later keerde Ito – inmiddels een minderheidsaandeelhouder – terug bij het bedrijf dat hij uitbouwde. Dat gebeurde nadat Ito-Yokado ook de laatste 30 procent van 7-Eleven kocht, en daarmee volledig eigenaar werd van ’s werelds grootste uitbater van buurtwinkels. De naam van het moederbedrijf werd omgedoopt tot Seven & I, een verwijzing naar Ito’s achternaam. De grondlegger kreeg een rol als erevoorzitter, die hij tot zijn dood vervulde.