Nu moet duidelijk worden of BBB een levensvatbare partij is

Statenverkiezingen BBB wordt bejubeld als winnaar van de provinciale verkiezingen. De vraag is of de partij ook organisatorisch komende politieke spanningen zal overleven, waarschuwen en .


Foto ERIC BRINKHORST

Bij de provinciale verkiezingen kwam BoerBurgerBeweging (BBB) woensdag als grootste partij uit de stembus. In de afgelopen maanden was al duidelijk dat de partij terrein zou gaan winnen, maar de opmars van deze politieke nieuwkomer bleek nog groter dan verwacht: de partij van Caroline van der Plas werd de grootste in vrijwel alle windstreken én in de Eerste Kamer. Daarmee overtrof ze zelfs de historische overwinning van Forum voor Democratie in 2019.

De verkiezingszege van BBB is in meerdere opzichten opmerkelijk. In 2011 was het voor het laatst dat een partij zoveel zetels behaalde in de Eerste Kamer. In dat jaar won de VVD 16 zetels – maar dat was bepaald geen politieke nieuwkomer. Nooit eerder werd een compleet nieuwe politieke partij bij haar eerste verkiezingsdeelname de grootste fractie in de Senaat. In 2011 kreeg de PVV in een klap 10 zetels, en in 2019 maakte Forum zijn entree met 12 senatoren, maar BBB stevent nu af op 15 of 16 zetels. Opvallend is dat deze partij ook in de grote steden een substantieel aantal kiezers voor zich wist te winnen. In Utrecht en Amsterdam behaalde de plattelandsbeweging zo’n 5 procent van de stemmen, in Groningen zelfs 10 procent.

Toch is het voorbarig om te concluderen dat BBB als succesverhaal de geschiedenisboeken in gaat. Er zijn namelijk verschillende graadmeters van succes.

Persistentie

Politicologen maken doorgaans onderscheid tussen electorale doorbraak en persistentie. Bij een ‘doorbraak’ is er sprake van significante resultaten bij een enkele verkiezing, terwijl ‘persistentie’ verwijst naar de levensduur van een politieke partij. Hoewel onmiskenbaar verwant, zijn dit verschillende processen die niet altijd door dezelfde factoren kunnen worden verklaard.

Vanwege het ontbreken van een kiesdrempel en een lage kiesdeler is een electorale doorbraak in Nederland vrij eenvoudig te bereiken. Hiervoor zijn onder andere media-aandacht, issue-ownership (aandacht voor ‘eigen’ onderwerpen) en een sterke en charismatische leider cruciaal.

Maar na de doorbraak begint het eigenlijke werk pas. Voor electorale persistentie (dus langdurig succes) zijn andere factoren doorslaggevend, zoals een overtuigend inhoudelijk programma, een eigen identiteit en een geïnstitutionaliseerde partijstructuur. Bij de institutionalisering van een partij is een bindend leiderschap cruciaal, zodat eventuele interne conflicten en problemen met volksvertegenwoordigers niet gelijk tot scheuringen leiden.

Na de electorale doorbraak begint het eigenlijke werk pas

Ervaringen uit het verleden laten zien dat nieuwkomers met name aan de rechterkant van het politieke spectrum niet altijd blijvers zijn. Na de eeuwwisseling volgden op de initiële electorale successen van de LPF, de PVV en FVD hoog oplopende interne conflicten. Terugblikkend blijkt dat alleen de PVV zich tot een duurzaam onderdeel van het politieke bestel heeft kunnen ontwikkelen. De verschillen in electorale persistentie zijn deels te wijten aan de partijorganisatie.


Lees ook: Radicaal-rechts is voor een grotere groep kiezers aantrekkelijk geworden

De in februari 2002 opgerichte LPF koos voor een democratische partijstructuur, met leden die op de congressen spreek- en stemrecht hadden. Maar de ledeninvloed vergrootte de chaos waarin de partij na de moord op Fortuyn was beland. Na zijn wegvallen ontstond er ruzie in de partij, wat uiteindelijk leidde tot afsplitsingen en haar implosie. Uit angst voor ‘LPF-achtige toestanden’ koos Wilders voor een ledenloos en autocratisch partijmodel, waarin zijn macht feitelijk onbeperkt is. FvD opteerde voor een tussenmodel met weliswaar veel leden, maar zonder hen veel invloed te geven. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, is de partij in de praktijk nogal ondemocratisch georganiseerd.

Dominante leider

Toch kent ook het autocratische model juist door de centrale positie van de partijleider inherente spanningen. De vaak narcistische, solistische, grillige en dominante leider zet eigenmachtig de koers uit en is weinig ontvankelijk voor kritiek, wat conflicten al snel persoonlijk maakt en de loyaliteit van medestanders zwaar beproeft. Daarbij komt dat garanties voor de organisatorische continuïteit ontbreken. Omdat de leider met zijn of haar partij samenvalt, is het de vraag of de laatste het uiteindelijk onvermijdelijke vertrek van de eerste overleeft.

Zo kan een sterke en charismatische leider voor een electorale doorbraak zorgen, maar daarna electorale persistentie in de weg staan of zelfs onmogelijk maken. Zal dat ook met BBB gebeuren? Natuurlijk herbergt de enorm snelle groei van de partij – niet alleen wat betreft kiezers, maar ook leden – aanzienlijke risico’s. Het is nog maar de vraag hoe sterk de partijorganisatie in de afgelopen jaren is geïnstitutionaliseerd. Ook zullen de leden en kandidaten minder in en door de partij zijn gesocialiseerd dan in de gevestigde partijen, wat tot conflicten kan leiden. Aan de andere kant lijkt de partijleider van BBB in een aantal opzichten te verschillen van Fortuyn, Wilders en Baudet: ze is niet alleen vrouw, maar ogenschijnlijk ook een minder polariserende en meer samenbindende persoon – waarmee electorale persistentie gebaat is. Maar of dat voldoende is voor de partij om haar electorale succes in de toekomst voort te zetten, valt nog te bezien.