Wéér nieuw bewijs voor hersenschade in het voetbal, maar de FIFA houdt een proef voor meer veiligheid tegen

Hersenletsel Opnieuw blijkt: profvoetballers lopen een veel groter risico op dementie. Spelers roepen om bescherming, maar krijgen dat niet altijd. Keepers, die niet koppen, hebben juist geen grotere kans op hersenletsel.

Joel Asoro van Djurgardens IF uit Zweden wint een kopduel in de wedstrijd tegen Lech Poznan uit Polen
Joel Asoro van Djurgardens IF uit Zweden wint een kopduel in de wedstrijd tegen Lech Poznan uit Polen

Foto Radoslaw Jozwiak/AFP

Wanneer hebben voetbalbonden genoeg bewijs gezien om serieus werk te maken van hersenletsel? De vraag dringt zich op na nieuw onderzoek van de Karolinska-universiteit in Zweden dat donderdag is gepubliceerd in The Lancet. Daaruit komt, niet voor het eerst, een duidelijk beeld naar voren: profvoetballers hebben in hun leven veel meer kans op een hersenziekte zoals dementie dan de doorsnee populatie.

De profvoetballers in het onderzoek hadden 46 procent meer kans op een neurodegeneratieve ziekte. Meer dan zesduizend Zweedse profvoetballers zijn in het onderzoek vergeleken met een controlegroep van ruim 56.000 ‘gewone’ Zweden. Negen procent van de voetballers kreeg een neurodegeneratieve ziekte, in de controlegroep was dat iets meer dan zes procent.

Een belangrijke bevinding is dat keepers géén extra risico lopen. De onderzoekers merken op dat ze in dezelfde omgeving sporten en dat hun leven later ook vergelijkbaar is met dat van hun teamgenoten. Waarin het verschil dan zit? Keepers koppen nooit ballen. Dat verschil haalt een belangrijk argument onderuit van mensen die niet geloven dat kopballen een gevaar kunnen zijn voor voetballers.


Lees ook: dit NRC-onderzoek uit 2021 waaruit bleek dat sportbonden wegkijken voor het gevaar van hersenletsel.

Critici zeggen namelijk vaak: je kunt niet zómaar concluderen dat kopballen de doorslaggevende oorzaak zijn van hersenletsel. Wat als die voetballers meer alcohol drinken dan gemiddeld, of vaker roken? Dat kán inderdaad zo zijn. Maar in dit onderzoek wordt, opnieuw, bewezen dat er ook tussen grote en goed vergelijkbare groepen (veldspelers en doelmannen) flinke verschillen zijn in het risico op neurodegeneratieve ziekten. Alleen die kopballen vormen een duidelijk aanwijsbaar verschil tussen de groepen, en zijn daarmee de meest logische oorzaak.

Een limiet op kopballen

Het is allemaal niet voor het eerst vastgesteld. In 2019 bleek uit een grote Schotse studie al dat voetballers een 3,5 keer grotere kans hebben om dementie te ontwikkelen dan de gemiddelde populatie. Ook dat werd later gespecificeerd: voor verdedigers (die veel koppen) is die kans vijf keer zo groot dan gemiddeld, voor keepers was er geen verschil met de doorsnee populatie. En hoewel de Zweedse cijfers wat minder heftig zijn (de kans is 1,4 keer hoger voor profvoetballers), zeggen de onderzoekers dat hun conclusies het Schotse onderzoek ondersteunen. En ook zij zeggen: deze data kunnen worden gebruikt om risico’s in de sport verder te onderzoeken. Uit een ander geruchtmakend Brits onderzoek bleek vorig jaar ook dat de hersenen van oud-profvoetballers na hun vijfenzestigste in slechtere conditie zijn dan gemiddeld.

Het Zweedse onderzoek laat overigens óók zien dat voormalig profvoetballers over het algemeen langer leven dan gemiddeld. Ze zijn vaak fitter dan de gemiddelde populatie. Je zou dus kunnen zeggen: voetballen op hoog niveau is in principe gezond, maar voor de hersenen een risico.

Voor sportbonden biedt dat kansen. Hun sport staat niet onder druk, ze kunnen veilig zeggen dat het gezond is. Tegelijkertijd zou het logisch zijn om aan specifieke maatregelen te werken die het brein kunnen beschermen. In het Schotse en Engelse voetbal gebeurt dat al. Beide landen hebben een limiet op kopballen ingesteld, voor profs en amateurs. In Schotland mogen voetballers de dag voor en na een wedstrijd niet meer koppen. In Engeland loopt een proef waarbij koppen voor kinderen jonger dan twaalf jaar is afgeschaft.


Lees ook: de hersenen van oud-Spartaan Wout Holverda werden onderzocht. Hij bleek dement te zijn geworden door zijn voetbalcarrière. NRC volgde het onderzoek en sprak met de familie Holverda

De Nederlandse voetbalbond KNVB vindt het bewijs voor het risico op hersenletsel tot dusver nog onvoldoende om meer maatregelen te nemen. Wel spelen kinderen al een tijdje met lichtere ballen en wordt er in de jonge jeugd niet meer met inworpen gewerkt, waardoor er minder wordt gekopt. Verder blijft de KNVB bij het standpunt dat kopballen niet verboden moeten worden, omdat kinderen dan niet meer leren om goed te koppen, waardoor ze juist op latere leeftijd meer schade oplopen als ze de bal verkeerd op hun hoofd nemen. In Nederland werd vorig jaar bij de eerste voetballer hersenletsel vastgesteld dat was veroorzaakt door zijn voetbalcarrière. Het gaat om Wout Holverda, die toestemming had gegeven om zijn hersenen te laten onderzoeken na zijn overlijden.

Spelers willen bescherming

Onlangs nog werd wereldvoetbalbond FIFA zwaar bekritiseerd, onder meer door spelersvakbonden, omdat het een proef tegenhield waardoor teams een speler met een mogelijke hersenschudding tijdelijk zouden mogen wisselen. Zo’n tijdelijke wissel, naast de al bestaande extra wissel, heeft een groot voordeel: het zorgt ervoor dat een arts in alle rust kan onderzoeken of een speler een hersenschudding heeft, zonder dat er druk is omdat het team ondertussen met een man minder staat. De praktijk leert dat spelers regelmatig te snel worden teruggestuurd, terwijl een (tweede) klap tegen het hoofd na een hersenschudding levensgevaarlijk kan zijn. De Engelse Premier League, de Franse Ligue 1 en de Amerikaanse MLS wilden zo’n proef doen, maar de FIFA heeft dat plan geblokkeerd, tot woede van zowel de bonden als vertegenwoordigers van spelers.

Het besluit was dan ook uitdrukkelijk tegen de wens van de spelers. In een enquête van de Engelse spelersvakbond PFA had 80 procent van hen aangegeven voorstander te zijn van tijdelijke wissels. Sowieso lijken voetballers zelf beschermd te willen worden tegen hersenletsel. Eerder al gaf 64 procent van de voetballers in een enquête van de Schotse voetbalbond aan dat er een limiet moest komen op kopballen tijdens trainingen.

Daar werd naar geluisterd, maar dat is – ondanks het bewijs dat zich blijft opstapelen – niet altijd zo.