N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In de foyer van een schouwburg informeerde een man naar mijn moeder. Ik had opgetreden, hij had een van boekjes met columns over haar in de hand. Ik keek naar de kaft: ik en mijn moeder in 2019. In veel betere tijden. Toen de foto gemaakt werd hadden we net een dubbelinterview met Rinskje Koelewijn achter de kiezen. Ik vond het nog steeds een mooie foto.
De man had ook een moeder, zei hij.
Logisch.
Iedereen heeft een moeder.
Hij had het met plezier gelezen, het was ‘herkenbaar’.
Ik vind ‘herkenbaar’ niet meteen een compliment, maar meneer bedoelde het meer dan goed.
Hij begon passages na te vertellen.
Daarna veranderde zijn toon.
„Ik vind het onbevredigend dat ik niet weet hoe het is afgelopen.”
„Het is niet afgelopen”, zei ik. „Ik ben gestopt met schrijven.”
Ik voegde eraan toe dat ik ook nog een broer en zus heb en dat het ook hun moeder is/was.
„Is het nu een herhaling van zetten?”, vroeg hij. „Vallen en opstaan, zeker? Alles is al een keer gebeurd?”
Precies dat.
„Ik had het toch graag gelezen.”
Er viel een stilte.
Hij gaf me het boek. Ik vroeg wat ik erin moest schrijven, want dat is dan meestal de bedoeling. Hij wilde ‘de datum’, ‘de plaats’, ‘een handtekening’ en de zin ‘dement zijn we allemaal’.
Ik vond het een wat aparte opdracht, maar meer ook niet, ik ben inmiddels gehard, ik heb op commando gekkere dingen in boeken geschreven. Ik vouwde het boek open en zag op de eerste witte pagina mijn eigen handtekening. „Zet het er maar onder”, zei hij. „Doe jij ook eens twee keer hetzelfde.”
Toen ik klaar was vroeg hij hoe het voelde om iets te doen wat ik al eerder gedaan had. Ik voelde niets, ik begreep het wel dat ik me er niets van herinnerde.
„Maar ik vind het wel gek”, zei hij.
Hij nam afscheid met ‘tot de volgende keer’, want dat had ik mijn moeder in een column bij het afscheid ook een keer laten zeggen.
Ook daar herinnerde ik me niets van.
Het was een rare ontmoeting, wat was de bedoeling? Wat wilde deze man me leren? Wilde hij dat ik me beter kon inleven in demente mensen? Ging ik hierdoor mijn moeder beter begrijpen? Kreeg ik straf omdat ik haar maar weinig bezoek? Of was dit een manier om af te dwingen dat ik zo nu en dan schrijf over mijn inmiddels 91-jarige moeder?
Het gaat nog hetzelfde met haar.
We zijn haar niet vergeten, zij ons wel.