N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Beestjes In deze Boekenweek schrijft Aglaia Bouma over een insect dat van boeken houdt. Maar: „In bibliotheken is hun aanwezigheid niet handig.”
Foto Aglaia Bouma
In mijn woonkamer staat een krantenbak waarin een stapel van de papieren versie van mijn columns is ontstaan. Toen ik daar onlangs een van de eerste stukjes uit wilde opdiepen, schoot er een klein, zilverkleurig insect tussen vandaan, dat onmiddellijk weer verdween tussen andere knipsels. Het kostte me een hoop gegraaf en vooral vingervlugheid om het diertje tussen de papieren te lokaliseren en grijpen om in een potje te doen, zodat ik bijgaande foto kon maken. De meeste mensen zien deze insecten namelijk alleen maar als vluchtende flits of tot poeder geplet lijkje.
Zilverachtige glinstering
Ik heb het over het papiervisje, Ctenolepisma longicaudatum. De manier van bewegen, de naar achteren toe versmallende vorm en de zilverachtige glinstering van de schubben doen inderdaad denken aan een vis. Maar het is dus een insect. Het is wel echt een dier dat een vochtige omgeving nodig heeft. Als hij uitdroogt, moet hij snel op zoek naar een nattige plek om het lichaamsvocht weer aan te vullen. Dit is waarom je papiervisjes, in tegenstelling tot wat bestrijders beweren, het best in de badkamer kunt vinden. Of in de wasbak, waar ze zonder hulp niet uit kunnen komen.
Papiervisjes behoren tot de orde Zygentoma – zilvervisjes in het Nederlands. Dat is een verwarrende naam, want er bestaat ook een soort die ‘zilvervisje’ heet (Lepisma saccharina in het Latijn), tot dezelfde orde behoort, maar dus iets anders is dan een papiervisje. Papiervisjes eten papier. Het zijn echte lettervreters. Zilvervisjes eten geen papier. Ook geen zilver. Zilvervisjes eten zetmeel, net als ovenvisjes, die dus geen ovens lusten.
Verloren extremiteiten kunnen ze regenereren
De orde Zygentoma is ontstaan voordat andere insecten tijdens de evolutie vleugels ontwikkelden. Ze rennen dus onvoorstelbaar lang rond op aarde en verdienen alleen daarom al respect. Maar ze hebben meer bijzondere eigenschappen. Zo hoeven ze geen seks. Een man produceert een zijden draadje met daaraan een zaadpakketje, een zogeheten spermatofoor. Daar leidt hij een vrouw naartoe, waarna zij het pakket opneemt met haar genitale opening.
Belachelijk oud
Hun opvallend lange antennen en staartdraden raken ze gemakkelijk kwijt aan grijpgrage entomologenvingers of echte vijanden. Maar dat geeft niet. Verloren extremiteiten kunnen ze regenereren. In tegenstelling tot andere insecten stoppen ze niet met vervellen als ze volwassen zijn, maar kunnen ze langdurig groeien en intussen beschadigingen herstellen. Onder normale omstandigheden kan het zomaar drie jaar duren voor volwassenheid is bereikt en daarna kunnen ze nog net zo lang blijven leven. Voor een insect worden ze dus belachelijk oud.
Papiervisjes vreten je huis niet op; de schade die ze veroorzaken is marginaal. Ze knabbelen wat aan behang, waarbij ze een voorkeur schijnen te hebben voor groene kleurstoffen. In musea kunnen ze wel een probleem vormen, want ze helpen voor hun eiwitbehoefte bij het opruimen van dode insecten, ook als die zich in een collectie bevinden. En ze houden van schilderijen. In bibliotheken is hun aanwezigheid evenmin handig. Ze verslinden boeken. Dat vinden we alleen positief als een mens het doet.
Columns lusten ze dus ook. Ik ben benieuwd wanneer dit stukje wordt opgeruimd.
De wereld mag dan afstevenen op chaos, rampen en tirannie, in het vakblad Science publiceren drie natuurkundigen een grondige verhandeling over hoe rozenblaadjes aan hun puntige vorm komen.
Die vorm, en vooral de manier waarop die tot stand komt, is bijzonder en nieuw, zegt Sourav Roy, een onderzoeker aan de Universiteit Leiden en het Amsterdamse onderzoeksinstituut Amolf. Roy is gespecialiseerd in elastische materialen, die bijvoorbeeld een rol spelen in zachte robots. „Dit is echt een inspirerende paper. Het geeft ons een nieuwe knop om aan te draaien bij het ontwerpen van elastische structuren”, zegt hij.
Van sommige rozensoorten, bijvoorbeeld de black baccara, plooien de buitenste rozenblaadjes zich tot meerdere puntige uiteinden. Hoe ouder het rozenblaadje, hoe meer punten. Het uiterlijk suggereert een satijnzachte stekeligheid, die mooi past bij de bloem van hartstocht en scherpe doorns.
Maar er is ook een wiskundige kant: de vorming van die puntjes, cusps in het Science-artikel, is het gevolg van wat wiskundigen een ‘geometrische frustratie’ noemen: door lokale variaties in de celgroei ‘wil’ het rozenblaadje een vorm aannemen die ruimtelijk onmogelijk is. Dat geeft interne spanningen, die zich concentreren in de puntige uiteinden.
De randen van andijvie
Eén type frustratie, of ‘incompatibiliteit’ was al goed bekend van allerlei oppervlakken in de natuur, zegt Roy. „We kenden al de Gauss-incompatibiliteit. Die zie je bijvoorbeeld in de golvende randen van bladeren van sommige planten, bijvoorbeeld sla.” Voorbeelden zijn krulsla (lollo rossa) en andijvie. Het bladweefsel aan de buitenste rand van het blad dijt sneller uit dan de binnenste delen. Om hieraan ruimte te bieden, gaan de randen lubberen of golven. Dit verklaart de buitenissige franjes van de lollo rossa, maar ook de subtielere ribbels in veel andere plantenbladeren.
„Je kunt hetzelfde zien als je een vuilniszak met de hand doorscheurt”, geeft Roy nog een voorbeeld, „bij de scheur rekt het plastic ter plaatse op, dat geeft een golvend patroon bij de scheur.”
Maar de punten van het rozenblad zijn het gevolg van een heel ander type incompatibiliteit, laten Eran Sharon en twee collega’s van de Hebrew University of Jerusalem zien in het Science-artikel: de Mainardi-Codazzi-Peterson-incompatibiliteit (MCP). Die is genoemd naar de wiskundigen die hem voor het eerst beschreven in de taal van de niet-euclidische wiskunde, de wiskunde van gekromde oppervlakken. Bij de MCP-incompatibiliteit gaat het niet om lokale variaties in oppervlak, maar in de kromming.
Kromming is de neiging om krom te trekken, zoals bij een poster die lang opgerold is geweest, en die niet meteen plat blijft liggen. Bij zo’n irritant opkrullende poster is de gewenste kromming goed te verwezenlijken.
Maar bij rozenblaadjes leidt dit tot een frustratie: het blaadje trekt krom in de richting van het aanhechtingspunt van het blaadje, maar die richting is niet overal hetzelfde. De kromtrek-richtingen vormen een soort waaiervorm, en vallen niet te combineren. Door de kromming ‘wil’ het uiteinde van het rozenblaadje oprollen tot een rolletje, maar over de richting van dat rolletje kan het blaadje het maar niet eens worden.
Lokale concentratie
De oplossing voor die interne spanningen is de vorming van de puntige cusps, waar de spanning lokaal geconcentreerd wordt. Tussen die punten kan het omkrullende rozenbladrolletje gewoon recht of naar binnen gekromd zijn, wat de rozenblaadjes hun puntige uiterlijk geeft. Terwijl het rozenblaadje groeit, wordt de kromming steeds sterker. Het rozenblaadje verandert dan van een vlakke ronde vorm in een vorm met één, twee, drie en soms wel vier of vijf punten. De verst gevorderde blaadjes zitten aan de buitenkant van de roos.
In de publicatie timmeren de onderzoekers dit mechanisme dicht met wiskunde en computersimulaties van ronde oppervlakken, maar ze maken ook plastic versies van de rozenblaadjes, met precies geprogrammeerde krommingen: daar duiken dezelfde puntige uiteinden op. Millimeterdunne reepjes rozenblad, minutieus uitgesneden, tonen bovendien aan dat de kromming vooral aan de rand zit, en gericht is naar het aanhechtingspunt. In de breedte krommen de blaadjes niet.
„Deze groep deed al eerder onderzoek naar de MCP-incompatibiliteit, maar nu laten ze overtuigend zien dat het ook in de natuur voorkomt”, zegt Roy. Het wiskundig verklaren van de vorm van rozenblaadjes kun je zien als poëtisch, of juist het tegenovergestelde, maar de onderliggende principes kun je ook terugvinden in andere toepassingen.
„Je kunt denken aan zachte robots, gemaakt van elastische materialen”, zegt Roy. Zulke robots, bijvoorbeeld gemaakt van siliconen, kunnen omgaan met tere materialen en zijn voor mensen minder gevaarlijk dan krachtige metalen robots. Ook medische hulpmiddelen, zoals stents die in een bloedvat uitvouwen tot de gewenste vorm, leunen op elastische ontwerpprincipes.
„Het ‘ploppen’ van de ene vorm naar de andere heeft bijna altijd te maken met een geometrische incompatibiliteit”, zegt Roy, „en dit is een heel nieuw soort incompatibiliteit, die we kunnen gebruiken bij het ontwerp van elastische structuren.”
Dat het verschijnsel juist de kop opsteekt in de roos, een van de meest gewaardeerde en met symboliek beladen bloemen in de westerse cultuur, is verder eigenlijk toeval, vermoedt Roy. „Ik denk eigenlijk dat de onderzoekers ook weer niet zo veel om rozen geven.”
De moord op Aboubakar Cissé (21) staat niet op zichzelf. Dat schrijft de rector van de Grote Moskee van Parijs Chems-eddine Hafiz in Le Monde, een kleine week nadat de Malinese Cissé werd doodgestoken in een moskee in La Grand-Combe, een stadje in het zuidelijke departement Gard. „Het is het hoogtepunt van een klimaat (…) dat door collectieve onverschilligheid kon ontstaan: een klimaat waarin islamofobie niet langer schandelijk is, maar gewoon, banaal en bijna bestuurlijk”, schrijft Hafiz.
De moord vond afgelopen vrijdag plaats. Op videobeelden van de moskee is te zien dat Cissé en zijn aanvaller Olivier H. (21) kort met elkaar praten waarna ze naar de gebedsruimte gaan. Hier lijkt Cissé voor te doen hoe te bidden, waarna H. plots opstaat, een mes tevoorschijn haalt en de geknielde Cissé ruim veertig keer steekt. H. nam achteraf een video op waarin hij zijn stervende slachtoffer toont en spreekt over „jouw klote Allah”.
Hierna sloeg H. op de vlucht, zondagavond gaf hij zichzelf aan in de Italiaanse stad Pistoia – wat hij daar deed, is onduidelijk. Bij de Italiaanse politie heeft H., een in Lyon geboren, christelijke Fransman van Bosnische afkomst, ontkend uit ‘moslimhaat’ te hebben gehandeld. Hij zei simpelweg „de eerste persoon op zijn pad” te hebben gedood. Het maken van de video zei hij zich niet meer te kunnen herinneren.
Lees ook
Lees ook: Wonen in het mikpunt van extreem-rechts
‘Geen verrassing’
Vanwege de locatie van de moord – een moskee waar H. nooit kwam – en zijn video lijkt het volgens de politie en advocaten van de familie aannemelijk dat het motief wel degelijk moslimhaat was. Dat creëert grote angst onder Franse moslims, maar de brute aanval was volgens rector Hafiz voor velen geen verrassing. „Sinds lange tijd zijn blikken, beledigingen en aanvallen geen uitzonderingen meer”, schrijft hij. „De tragedie van La Grand-Combe verraste alleen degenen die weigerden dat te zien.”
De rector vertolkt een sentiment dat veel Franse moslims hebben. Velen ervaren discriminatie bij het zoeken van een baan of woonruimte, ze ontvangen scheve blikken, worden met racistische termen uitgescholden. Sommige prominente Fransen gebruiken onversneden racistische of anderszins beledigende taal als ze praten over Arabieren, moslims en de islam, vooral in radicaal-rechtse media zoals de populaire tv-zender CNews – die tientallen keren is berispt voor onder meer haatzaaien. Franse moskeeën hebben wekelijks te maken met dreigbrieven.
Volgens onderzoek zou 46 procent van de Fransen de islam zien als ‘een dreiging voor de identiteit van Frankrijk’
De ervaringen worden ondersteund door cijfers. Het ministerie van Binnenlandse Zaken registreert jaarlijks rond de tweehonderd ‘antimoslimfeiten’ („vormen van discriminatie of geweld tegen personen of instellingen vanwege hun werkelijke of vermeende islamitische overtuiging”) – waarschijnlijk een forse onderschatting omdat alleen de bij de autoriteiten bekende zaken zijn meegeteld. En volgens de Nationale Adviescommissie voor de Mensenrechten CNCDH delen steeds meer Fransen vooroordelen over moslims en de islam.
Zo zou 46 procent van de Fransen de islam zien als „een dreiging voor de identiteit van Frankrijk”. Het gaat hierbij niet alleen om Fransen die radicaal-rechts stemmen: het sentiment wordt ook breed gedeeld onder aanhangers van klassiek rechtse partijen (79 procent onder stemmers van de conservatieve partij Les Républicains) en middenpartijen als die van president Emmanuel Macron en premier François Bayrou (57 procent). Binnen linkse partijen liggen de percentages lager maar ook 42 procent van de kiezers van de Parti Socialiste ziet de islam als bedreigend voor de Franse identiteit.
Lees ook
Lees ook: Franse studenten zijn bezorgd over racisme, toegenomen geweld en hun lege portemonnee
Reactionaire minister
Het aandeel islamkritische, radicaal-rechtse kiezers stijgt al jaren gestaag – het is niet uitgesloten dat Frankrijk aan het einde van Macrons termijn in 2027 een radicaal-rechtse president krijgt. Intussen nemen meer centristische partijen ideeën uit het radicaal-rechtse boekje over. Zo kiezen Macron en zijn premiers voor steeds strenger immigratiebeleid en worden ministers aangenomen die bekendstaan om hun felle standpunten over zaken als islamisme, een koepelterm voor radicale en politieke islam.
Zoals minister van Binnenlandse Zaken Bruno Retailleau (Les Républicains). Hij werd tot voor kort uit de binnenste cirkels van de macht gehouden omdat hij beschouwd werd als te extreem en reactionair (zo is hij tegen het homohuwelijk), maar is nu een steunpilaar van de regering. Retailleau spreekt zich al jaren uit over het vermeende gevaar van islamisme, deze week nog waarschuwde hij dat er in 2026 „leden van de moslimbroederschap op de electorale lijsten zullen staan”. Ook wil hij het dragen van hoofddoeken tijdens sportevenementen verbieden.
Volgens veel linkse Fransen dragen politici als Retailleau een verantwoordelijkheid voor de verhitte discussies omtrent de islam. Zo zei parlementariër Aurélie Trouvé van de radicaal-linkse partij LFI bij een demonstratie na de moord op Cissé dat „islamofobie dodelijk is. En politieke leiders zijn hiervoor verantwoordelijk”. Vervolgens haalde ze een aantal uitspraken van Retailleau aan.
Demonstratie tegen islamofobie in Parijs na de moord op Aboubakar Cissé. Op het bord staat ‘Extreem-rechts doodt in Frankrijk, Retailleau is medeplichtig’, een referentie aan de Franse minister van Binnenlandse Zaken Bruno Retailleau.
Foto Teresa Suarez / EPA
Anderen bekritiseren Retailleau omdat hij geen contact had opgenomen met Cissé’s familie en pas na twee dagen naar La Grand-Combe afreisde, terwijl hij bij een andere moord dezelfde dag nog ter plekke was. Moskeerector Hafiz noemt Retailleau in Le Monde niet bij naam, maar ook hij noemt een uitspraak van de minister als voorbeeld voor het „ongeremde publieke discours” over de islam. Retailleau vindt zelf dat links Frankrijk de moord op Cissé probeert te politiseren en stelt dat hij „zo snel als hij kon” naar La Grand-Combe reisde.
Ook de nabestaanden van Aboubakar Cissé zijn kritisch op de staat. Zij vinden het onbegrijpelijk dat de moord niet wordt onderzocht door het terroristisch parket, zoals gebruikelijk met terreurfeiten. Donderdag maakten zij bekend een aanklacht in te dienen om dat alsnog af te dwingen. „Ik heb de video gezien en het duurde niet lang voordat ik begreep dat het om een terroristische daad ging”, aldus de advocaat van de familie, Mourad Battikh, op BFM TV. „Verplaats je in de schoenen van de gelovigen, voor wie elke dag duidelijker wordt dat er sprake is van een dubbele maatstaf. Het is ronduit choquerend.”
Betogers demonstreerden afgelopen zondag in Parijs tegen islamofobie, na de moord op Aboubakar Cissé in een moskee in het zuiden van Frankrijk.
Majed Nameh (42) rookt een sigaret in het fietsenhok. Om hem heen staan fietsen, een houten picknicktafel en een zwarte bureaustoel. De Syriër pakt zijn telefoon en spreekt een bericht in dat direct vertaald wordt. „Goedemorgen”, zegt de Google-vertaalstem, „Hier woon ik.” Nameh wijst naar het gebouw naast het fietsenhok.
De Syriër heeft een verblijfsvergunning, maar kreeg nog geen eigen huis toegewezen. Hij woont met veertig andere vluchtelingen die ook wachten op een woning, in een voormalig schoolgebouw in het Gelderse Nijkerk. Het is een zogeheten ‘doorstroomlocatie’. In zijn kamertje passen net een bed, een tv en een koelkast. De bewoners, met name mannen, delen zes douches en een keuken met twee fornuizen. Voor Nameh is het een vooruitgang: hiervoor deelde hij in het asielzoekerscentrum van Vlissingen één kamer met vijf anderen.
Als mensen na zeven jaar wachten eindelijk een huis krijgen is het te laat, dan maken ze de stap naar inburgering niet meer
Toch zou Nameh het liefst zo snel mogelijk weer vertrekken. Hij gluurt naar een andere bewoner een paar meter verderop, buigt voorover en fluistert: „Er is hier één christelijke persoon: ik.” Andere bewoners namen het hem kwalijk dat hij niet meedeed aan de ramadan, vertelt hij terwijl hij het opvangterrein afloopt. „Ze willen dat ik niet rook of eet, maar we zijn in Nederland. Ik eet stiekem op mijn kamer.”
In afwachting van een eigen huis wonen op achttien plekken in Nederland statushouders in doorstroomlocaties. Het kabinet wil dat meer van zulke opvangcentra openen en met een financiële regeling probeert minister Faber (Asiel, PVV) gemeenten hiertoe te verleiden, zodat de druk op de reguliere, overvolle opvangcentra afneemt en statushouders alvast kunnen beginnen met inburgeren. Maar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) waarschuwt haar leden niet te zwichten voor de ‘Faber-bonus’. Die is eenmalig 30.000 euro per opgevangen statushouder. Er kleven „verstrekkende risico’s” aan de opvangvorm, stelt de VNG. Vluchtelingen dreigen jarenlang vast te zitten in doorstroomlocaties – op kosten van de gemeenten.
‘Niet sober genoeg’
Jaarlijks krijgen zo’n vijftienduizend vluchtelingen een verblijfsstatus in Nederland. Zij moeten ergens wonen, maar er zijn niet genoeg huizen beschikbaar. Op dit moment zitten circa twintigduizend statushouders vast in asielzoekerscentra van het COA, waar ze wachten tot ze een woning krijgen toegewezen in een gemeente.
Om hen uit de opvang te krijgen, is de doorstroomlocatie bedacht door toenmalig staatssecretaris Eric van der Burg (VVD, Justitie en Veiligheid) uit het vorige kabinet. Daar kunnen statushouders alvast „starten met werken en inburgeren”, schreef Faber eerder aan de Kamer. De doorstroomlocaties dragen, volgens haar, „bij aan participatie en integratie”. Naast de vergoeding voor opgevangen statushouders betaalt Faber ook de eventuele verbouwing van de opvanglocaties. Zo ontving de gemeente Nijkerk 641.000 euro van het Rijk om het oude schoolpand bewoonbaar te maken.
Duidelijke regels waar de huisvesting aan moet voldoen, zijn er niet. Faber spreekt in een brief aan de Tweede Kamer van een „bij voorkeur onzelfstandige” woonruimte. Eerder keurde ze een doorstroomlocatie in Apeldoorn af, omdat statushouders een eigen slaapkamer zouden krijgen. Dat vond Faber „niet sober genoeg”.
NRC bracht de achttien doorstroomlocaties in kaart die door Faber worden betaald. Wat blijkt: overal hebben statushouders eigen kamers. De PVV-minister financiert zo doorstroomlocaties die niet aan haar eigen eisen voldoen.
Onderling verschillen de locaties sterk van elkaar, zowel in omvang als in begeleiding voor de statushouders. Hoewel minister Faber het liefst grote locaties ziet – een minimum aantal noemt ze niet – voldoen lang niet alle doorstroomlocaties daaraan. In Waalwijk verblijven elf jonge statushouders in een voormalig zorgcentrum; in Zwolle zitten ze samen in een omgebouwd kantoorpand en in het Gelderse Brummen wonen 26 mensen in een vervallen villa op een landgoed. In de Oude IJsselstreek wonen zeven statushouders in een doorstroomlocatie. En in Noord-Limburgse Horst aan de Maas wonen honderden statushouders in een vakantiepark.
De tijdelijke opvanglocatie voor statushouders in Zwolle.
Foto Ruben Meinten
Workshops
De begeleiding van de statushouders op de locaties verschilt en is geregeld door medewerkers van de gemeenten. In het oude schoolpand van Nijkerk ontfermt Brigitte van Bennekom zich, in dienst van de gemeente, over alle bewoners. Ze loopt door de woonkamer, waar beige Ikea-banken voor een scheef hangend televisiescherm staan. Aan de muur hangt een schilderijtje met de tekst „samenwerken” erop. „Die komt van het oude gemeentehuis”, zegt Van Bennekom. De locatiemanager heeft het schilderijtje en nog wat andere ingelijste tekstjes zelf meegenomen „om de boel hier wat op te vrolijken”.
In de huiskamer worden statushouders met workshops wegwijs gemaakt in Nederland, zegt Van Bennekom. Ze krijgen uitgelegd hoe een OV-kaart werkt, hoe je een bankrekening opent en wanneer uitkering en zorgtoeslag worden overgemaakt. Ook meer huishoudelijke onderwerpen komen aan bod, zegt Van Bennekom, zoals opruimen. „Want”, zegt ze: „Als je hier niet schoonmaakt, doe je het straks in je eigen huis ook niet.” Het doel van de locatiemanager in Nijkerk is statushouders klaarstomen voor een eigen woning. „Ze zitten hier voor maximaal twaalf maanden”, zegt ze. „Tenminste: dat is de bedoeling.”
De doorstroomvoorziening op recreatiepark Kasteel Ooijen in Broekhuizenvorst, in de Limburgse gemeente Horst aan de Maas.
Foto Stefan Koopmans
Maar door nieuw kabinetsbeleid dreigen doorstroomlocaties juist niet tijdelijk te zijn. Het kabinet wil statushouders geen voorrang meer geven op sociale huurwoningen. Het gevolg: de doorstroom naar een eigen huis stokt en statushouders komen jarenlang vast te zitten in doorstroomlocaties. „Het worden zoek-het-maar-uit-locaties”, zegt VNG-voorzitter Sharon Dijksma, tevens burgemeester van Utrecht.
Parellelle samenleving
De Syrische Wahid, die niet met zijn achternaam in de krant wil in verband met zijn privacy, opent nog snel het raampje van zijn kleine kamer in de doorstroomlocatie net buiten Raalte – een voormalig landgoed in een bosrijke omgeving. Het ruikt er muf en zijn bed ligt bezaaid met spullen. Er staan een tv, koelkastje en een tafeltje. Verder: een wasbak en een douche. Daarvoor betaalt de 41-jarige Wahid 450 euro per maand huur. Een schappelijke prijs, volgens locatieleiders Timo de Jong en Marije Stalknecht, toeristen betalen een soortgelijke prijs voor een midweek of een weekend.
Wahid is zes jaar in Nederland en woont sinds februari 2024 op de doorstroomlocatie. De omgeving hier is prima, zegt hij, maar er is weinig te doen. In Raalte gaat hij naar school, in Zwolle winkelt hij. Maar hij vraagt zich vooral af wanneer hij een huis krijgt van de gemeente.
Die vraag houdt alle bewoners bezig, zegt De Jong. „Bewoners vragen: hoelang moet ik nog wachten?” Hij antwoordt altijd hetzelfde: „Je moet niet wachten. Je leven in Raalte begint hier. Op een dag krijg je een huis.”
In Raalte worden statushouders „heel mooi” voorbereid op hun stap naar zelfstandig wonen. Stalknecht en De Jong helpen met praktische en bureaucratische zaken, zoals het betalen van rekeningen en het afsluiten van een zorgverzekering, maar opvang in de doorstroomlocatie moet niet eindeloos duren.
Lees ook
Castricum ‘schaamt zich dood’ voor containerwoningen statushouders. ‘Zó’n rijke gemeente. We kunnen dit écht beter’
In februari heeft Mona Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, een wetsvoorstel ingediend dat ervoor moet zorgen dat statushouders geen voorrang meer krijgen bij sociale huurwoningen. Zestien gemeenten – waaronder Amsterdam, Den Haag, Haarlem en Utrecht – zijn „verbijsterd” hierover, schrijven zij in een gezamenlijke brief, omdat de doorstroom van statushouders naar huizen hierdoor nog meer vastloopt. Een medewerker van de gemeente Raalte: „Het is mooi als mensen via de doorstroomlocatie dichter bij inburgering komen, maar als de woningvoorraad niet groeit, dan stopt het hier.” Stalknecht: „Op een gegeven moment zit het hier vol, en dan?”
Het is niet je eigen huis, het is tijdelijk en dat weet je, je kunt er niet wortelen en een eigen netwerk opbouwen
Ricky van Oers, universitair docent aan de Radboud Universiteit, is kritisch over de opvang in doorstroomlocaties. De statushouders worden zo nóg langer in de wacht gezet: de inburgering van deze groep begint pas als ze „tussen de Nederlanders” wonen, zegt zij. In een doorstroomlocatie maken ze nog steeds geen onderdeel uit van de Nederlandse maatschappij. „De doorstroomlocaties vormen een parellelle samenleving: het is niet je eigen huis, het is tijdelijk en dat weet je, dus je kunt er niet wortelen en een eigen netwerk opbouwen.”
Ook het schip Silja Europa in Rotterdam wordt momenteel gebruikt als doorstroomlocatie voor vluchtelingen met een verblijfsstatus in Nederland.
Foto Hedayatullah Amid
Uit onderzoek blijkt, volgens Van Oers, dat de gevolgen van het lange wachten voor statushouders groot zijn. In het begin zijn mensen erg bereid te participeren, zegt de onderzoeker, maar hoe langer de periode van „gedwongen inactiviteit” duurt hoe meer tijd iemand nodig heeft om goed te participeren op de arbeidsmarkt. Statushouders verliezen door het lange wachten in asielzoekerscentra en doorstroomlocaties hun vaardigheden en leren geen nieuwe bij, zegt Van Oers. „Uiteindelijk zullen veel meer van hen een langdurig beroep moeten doen op de bijstand.”
De christelijke Syriër Majed Nameh gaat inmiddels drie dagen per week naar school en twee dagen werkt hij in een autogarage in Amersfoort. Hij is het wachten zat. Een vriend van hem heeft in Nijkerk een huis toegewezen gekregen. „Ik moet misschien nog wel een jaar wachten.”
Lees ook
Statushouders zitten vast op Rotterdamse cruiseferry: ‘Ik rook, slaap en wacht’
<dmt-util-bar article="4891837" data-paywall-belowarticle headline="De ‘Faber-bonus’: een doorstroomlocatie waar de statushouder niet meer weg komt ” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/05/01/de-faber-bonus-een-doorstroomlocatie-waar-de-statushouder-niet-meer-weg-komt-a4891837″>