N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Tirailleurs Tienduizenden West-Afrikaanse soldaten vochten in beide Wereldoorlogen in Europa aan de zijde van kolonisator Frankrijk. Nog altijd strijden hun nabestaanden om erkenning.
Meneer de president, Op 80-jarige leeftijd en in de schemering van mijn leven, richt ik mij tot u om eindelijk de hele waarheid te weten te komen over de omstandigheden die hebben geleid tot de tragische dood van mijn vader en zijn metgezellen in tegenspoed.
Wat kon de oude man anders doen dan brieven schrijven?
Met de jaren die verstreken, en daarna de decennia, veranderden de presidenten tot wie Birame Senghor zich richtte. Meneer Mitterrand werd meneer Chirac, meneer Hollande werd meneer Macron. Wat niet veranderde, was zijn vraag: wat is het lot van zijn vader en al die andere West-Afrikaanse soldaten die op die eerste decemberochtend in 1944 in het Senegalese stadje Thiaroye onder vuur werden genomen op bevel van Franse officieren, nadat ze net uit Frankrijk waren teruggekeerd?
Waar zijn hun beenderen? Hun graven? En wáárom werden ze afgeslacht, hoewel zij daarvoor hun levens hadden gewaagd om Frankrijk van de Duitsers te helpen bevrijden? Want dat was het, zegt de oude man nu. Een massacre, een slachting. „De verhalen over muiterij zijn leugens.”
Het verhaal van M’bap Senghor, zoals zijn vader heette, staat op een weggestopte pagina van de geschiedenis die, mede dankzij een recent verschenen Franse sterrenfilm, opeens weer volop in de aandacht staat. Hij was onderdeel van de tirailleurs Sénégalais, een geuzennaam voor de troepenmacht van soldaten uit Senegal, maar ook Mali, Guinee en andere, toenmalige koloniën van Frankrijk in Afrika, die in oorlogen werden ingezet die niet de hunne waren, in ruil voor beloftes die nooit zijn waargemaakt. Tot de dag van vandaag vragen inmiddels hoogbejaarde tirailleurs die nog leven om hun rechten. Om het Franse burgerschap dat ze nooit kregen, pensioentjes die ineens werden stopgezet.
En dan is er Birame Senghor die vecht voor iets groters: eerherstel voor de tientallen en mogelijk zelfs enkele honderden West-Afrikaanse soldaten die in 1944 in Thiaroye door Franse kogels werden gedood en wier namen en rustplaats op mysterieuze wijze uit de archieven lijken te zijn verdwenen.
Birame Senghor verschuift voorzichtig in de rode leren fauteuil die hem zou kunnen opslokken, ware het niet dat zijn zoon voorzichtig een kussentje achter zijn rug heeft geplaatst. In zijn schoot glijden gebedskralen onophoudelijk door gerimpelde vingers. Zijn ogen, die nauwelijks meer kunnen zien, staren achter beslagen glazen voor zich uit. Hij was een knaap van dertig toen hij de eerste brief schreef, vertelt Senghor. Inmiddels is hij bijna 84. En nog altijd wacht hij op antwoorden.
De autoriteiten hebben al die jaren gelogen en ik vind het onfatsoenlijk dat de regering deze leugens ook vandaag herhaalt met steun van „historici” die meer geneigd zijn de eer van gecompromitteerde officieren te verdedigen dan die van de strijdende Afrikanen, onder wie mijn vader, te herstellen.
‘Gewelddadige opstand’
Senghor was nog een baby toen zijn vader, een gierstboer uit het hart van Senegal, in 1939 werd opgeroepen om in Frankrijk te helpen de opmars van de Duitsers te stoppen, als een van de ongeveer 180.000 West-Afrikaanse soldaten die in de Tweede Wereldoorlog zouden worden gemobiliseerd. Eerder, in de Eerste Wereldoorlog, lagen naar schatting 130.000 tirailleurs in de loopgraven naast de Franse soldaten. Velen waren onder dwang gerekruteerd. Tienduizenden overleefden het niet.
Senghors vader viel al snel in handen van de nazi’s, die zwarte soldaten opsloten in werkkampen in bezet Frankrijk. Maar van zijn vrijheid, die in 1944 eindelijk kwam, zou hij maar kort genieten.
In hun opmars naar Parijs besloten de Fransen hun troepen ‘wit te wassen’: duizenden Afrikaanse soldaten werden teruggestuurd naar huis. Ook Senghor en de andere bevrijde tirailleurs. Maar voor ze op de boot stapten, ontstond gemor: hun soldij en premies waren niet betaald. In Thiaroye, waar een militair kamp stond, zouden ze hun geld krijgen, was hun beloofd. Maar daar kregen ze weer nul op het rekest. Volgens Franse officieren brak daarop een „gewelddadige opstand” uit. Ze moesten wel schieten.
„Leugens. Allemaal leugens”, herhaalt Senghors inmiddels grijzende zoon op een februarimiddag verbeten. Buiten klinken de hoge stemmetjes van zijn kleinkinderen die achter elkaar aanrennen over de binnenplaats van het familiehuis met tinnen dak in Diakhao. Senghor lijkt het niet te horen. „Ze hadden hen in Frankrijk alles afgenomen. Hun wapens, hun uniformen. Ze stonden daar met lege handen, vragend om waar ze recht op hadden. En dan richt je een mitrailleur op ze?”
Angst voor een opstand
Senghor is niet de enige die dit zegt. Hij wordt gesteund door historici, zowel in West-Afrika als in Frankrijk, die in de schamele archieven die toegankelijk zijn aanknopingspunten vonden voor een andere lezing: de Fransen, bang voor een echte opstand, wilden de soldaten een les leren.
„Dit was geen spontane reactie, dit gebeurde met voorbedachte rade”, zegt Armelle Mabon, een Franse historica die zich al jaren in de kwestie vastbijt. „Het was de officier zelf die die ochtend het bevel gaf hen te verzamelen.” In haar zoektocht trof Mabon niet alleen gaten aan in de anders zo secuur bijgehouden documentatie van de Franse strijdkrachten, maar ook discrepanties en rare fouten. Tekens, zegt zij telefonisch, dat geprobeerd is de waarheid over die dag te camoufleren.
Zo vond ze in het dossier van Senghors vader M’Bap een vergeeld papier waarop stond dat hij als ‘deserteur’ was geclassificeerd en dat hij op 1 december 1944 ontbrak bij het appèl. Diezelfde dag zou hij zijn overleden. „Voor een appèl moet er ook een lijst met gerepatrieerde soldaten zijn geweest”, zegt Mabon. Maar die lijkt niemand te kunnen vinden.
Dat geldt ook voor het aantal doden.
Eerst zouden 35 tirailleurs zijn gedood. Later werd dat, op basis van correspondentie die Mabon wist op te duiken, bijgesteld naar zeventig. Maar dat is volgens haar en andere historici nog steeds een onderschatting: het werkelijke dodental zou volgens sommigen wel vierhonderd kunnen zijn. Hun lichamen zijn niet begraven in de naamloze witte tombes op de militaire begraafplaats in Thiaroye, zoals de Franse autoriteiten lang volhielden, maar in verschillende massagraven.
Nu, met voortschrijdende historische kennis, is duidelijk vastgesteld dat een officieel verhaal werd geconstrueerd om de plundering van lonen, het bloedbad en het aantal slachtoffers te verdoezelen en onschuldige mensen te veroordelen.
Hollywoodachtig drama
Senghor, die zelf een lange carrière bij de gendarmerie had en wiens onderscheidingen in vergulde lijsten aan de muur hangen, maakte er zijn missie van de schuld aan zijn vader te vereffenen en zijn lichaam en dat van al die anderen te vinden. „Ze hebben het recht op een eigen graf.” Hij schreef aan presidenten en ministeries in Frankrijk en Senegal, met het verzoek –- onder meer – om opgravingen te doen. De laatste jaren wordt hij geholpen door Mabon, die bij Franse instanties aanklopte.
Helemaal in het begin kreeg hij nog wel eens een brief terug, vertelt Senghor. Zoals van de stafchef van Léopold Sédar Senghor (geen familie), de eerste president na Senegals onafhankelijkheid in 1960. „Weet je wat hij antwoordde? ‘Meneer Senghor, uw vraag is erg delicaat’.”
Die regel gaat nog steeds op. Tot aan de huidige regering van president Macky Sall lijkt niemand in Senegal zich aan de kwestie te willen branden: de banden met de oud-kolonisator zijn nog nauw. Maar de druk neemt toe. De afgelopen jaren ontbrandden wereldwijd discussies over de slavernij en het koloniale verleden en de noodzaak om ook de donkerste bladzijden onder ogen te zien. Ook in Senegal, waar jongeren steeds kritischer zijn over de invloed die Frankrijk er nog altijd heeft.
Onlangs kreeg die discussie een nieuwe impuls met de verschijning van de film Tirailleurs van de Frans-Senegalese steracteur Omar Sy, bekend van Intouchables. Dit Hollywoodachtige drama gaat over een vader en zoon die in de Eerste Wereldoorlog naar Europa worden verscheept en de loopgraven ingeduwd. Toen Sy tijdens een persvertoning in de Senegalese hoofdstad Dakar werd gevraagd waarom hij deze film nu maakte, antwoordde hij dat het een kwestie van „behoefte” was.
„Misschien hadden de vorige generaties dit verhaal niet nodig, was het nog te pijnlijk en kon die pijn beter met stilte worden geblust. Misschien speelde schaamte ook mee. Maar mijn generatie heeft dit verhaal nodig om te begrijpen waar we vandaan komen en hoe we verder moeten.”
In Senegal was lang geen interesse voor de tirailleurs, zegt ook Mamadou Koné, een historicus en geograaf, tot voor kort verbonden aan het Museum voor Strijdkrachten in Dakar. „Door sommige historici werden ze weggezet als huurlingen van de koloniale macht. De meesten kwamen uit afgelegen dorpen, ze keerden terug naar hun huis en pakten hun levens weer op. Dat was het.”
In Frankrijk leidde Sy’s film tot een kleine doorbraak – al houden de autoriteiten er vol dat de timing „toeval” is: op de dag van de première kreeg een twintigtal oud-tirailleurs die in Frankrijk bleven wonen, te horen dat ze naar hun families in Senegal kunnen terugkeren zonder het recht op hun AOW te verliezen. De mannen van inmiddels voorbij de negentig verbleven vanwege de oude regels noodgedwongen in een sociale huurflat in een buitenwijk van Parijs.
Mijn brieven zijn onbeantwoord gebleven terwijl het ministerie nog steeds weigert een geredigeerd document op te sporen en de archieven beschikbaar te stellen die kunnen helpen de plaats van begraving te achterhalen (de massagraven).
‘Idioten’
Ook rond Thiaroye lijkt het een en ander te schuiven. In 2014 overhandigde de toenmalige Franse president François Hollande de (deels zwartgelakte en volgens historicus Koné, die ze inzag, incomplete) Franse archiefstukken over Thiaroye aan Sall en bezocht hij als eerste Franse president de begraafplaats in het voormalige garnizoensstadje. Tussen de tombes, de Senegalese vlag wapperend op de achtergrond, erkende hij Frankrijks verantwoordelijkheid voor de „verschrikkelijke, onvergeeflijke gebeurtenissen”.
„Ik ben hier om een onrecht recht te zetten en de herinnering te eren aan de mannen die het Franse uniform droegen en op wie de Fransen hun wapens richtten.”
Hollande ging verder. Hij gaf niet alleen toe dat de soldaten vergeefs om hun soldij vroegen, maar ook dat de slachtoffers niet in de tombes lagen die hem omringden: de plek was slechts symbolisch. Hun echte rustplaats noemde Hollande een „mysterie”. „Dan houd je mensen toch voor idioten”, fulmineert historica Mabon. „Vroeg of laat komt de waarheid boven.”
Een woordvoerder van president Sall laat weten dat de Senegalese staat niet van plan is rond de begraafplaats en het oude kamp aan opgravingen te doen.
Ik vraag u, meneer de president, om alstublieft al het mogelijke te doen om het lichaam van mijn vader op te graven en hem te rehabiliteren, evenals al degenen die het slachtoffer zijn geworden van deze misdaad en leugen van de staat.
Hij heeft de speech opgenomen, vertelt Senghor. „Hollande zei zelf: we hebben een bloedschuld.” Waarom heeft hij dan nog steeds geen cent gezien van wat ze zijn vader verschuldigd waren? In 2019 slaagde Senghor samen met Mabon slechts erin het woord ‘deserteur’ uit zijn vaders dossier te laten schrappen. Maar zijn verzoek dit te rectificeren naar ‘gestorven voor Frankrijk’, gebruikelijk voor gesneuvelde soldaten, is nog altijd niet ingewilligd.
Het is laf, zegt de oude man, zijn vingers nog steviger klemmend om de zwarte kralen in zijn hand. Hoelang laten ze hem nu al van hot naar her rennen? Spreekwoordelijk dan, want bewegen doet hij alleen nog voorzichtig, leunend op een naaste en een houten wandelstok. In 2020 bezocht Senghor voor het laatst de begraafplaats in Thiaroye. Maar die twee, drie uur rijden kan zijn lijf niet meer aan. En wat heeft het ook voor zin, zegt hij. Zijn vader ligt er toch niet.
Senghor sluit zijn ogen en prevelt zachtjes een gebed. Als al die jaren hem iets hebben geleerd, dan is het wel dit: alleen op Allah kun je vertrouwen.