60 jaar ‘Elyséeverdrag’ – waarom het belangrijk is om een lege huls te vieren

In Europa Caroline de Gruyter

In Europa

De wereld mag turbulent zijn, maar sommige dingen veranderen nooit. De Frans-Duitse betrekkingen, bijvoorbeeld. En de totaal verschillende manier waarop ze naar elkaar kijken, naar Europa en de rest van de wereld.

Neem het zogeheten ‘Elyséeverdrag’ tussen beide landen. Op zondag 22 januari vieren Frankrijk en Duitsland dat president Charles de Gaulle en kanselier Konrad Adenauer precies zestig jaar eerder dat verdrag sloten.

Zeventien jaar na het eind van de Tweede Wereldoorlog beloofden beide leiders dat hun regeringen – los van de Europese integratie die in de jaren vijftig begon, waarin zij de hoofdrol speelden – meermalen per jaar samen gingen vergaderen. Om de Frans-Duitse verzoening dichter bij burgers te brengen, kwamen er ook uitwisselingen voor jongeren.

Met een mis in de kathedraal van Reims op die januaridag in 1963 en de ceremoniële ondertekening van het verdrag werden deze afspraken bezegeld. De twee grootste kemphanen van Europa, wier ideeën over wat er op het continent moest gebeuren en wie de macht had meermalen keihard waren gebotst, begroeven symbolisch nogmaals de strijdbijl. Langs Franse wegen riepen demonstranten: „Geen nazi’s in Frankrijk!” Maar De Gaulle kweelde tegen Adenauer: „De Fransen zien in u een grote Duitser, een grote Europeaan, een groot man, vriend van Frankrijk…”

Enfin, het was rozengeur en maneschijn – zoals dat gaat bij dit soort gelegenheden. Maar Adenauer was nog niet terug in Bonn, de toenmalige hoofdstad van de Bondsrepubliek, of het gelazer begon alweer.

De Bundestag dacht dat Adenauer zich had laten ringeloren door de Fransen. Frankrijk, dat was bekend, wilde dat West-Europa (de rest zat achter het IJzeren Gordijn) zich ontworstelde aan de NAVO. De Gaulle vond dat Europa ‘soeverein’ moest zijn en zich niet door Britten en Amerikanen moest laten dirigeren. In De Gaulles optiek kon maar één land Europa leiden: het machtige Frankrijk.

Duitsland, daarentegen, wilde dat niet en tekende wél voor de Amerikaanse veiligheidsparaplu. Daaronder voelde het zich veilig, kon het zich concentreren op de economische wederopbouw en de nieuwe verzorgingsstaat. Om die ambitie veilig te stellen, eiste de Bundestag een preambule bij het Elyséeverdrag. Met rode lijnen en nieuwe beloftes. Zoals: Frankrijk moest zijn verzet tegen een Brits lidmaatschap van de Europese Gemeenschap opgeven. Het Elyséeverdrag mocht de betrekkingen met de VS evenmin hinderen. En alle Europese defensie-initiatieven moesten plaatsvinden in NAVO-verband.

Toen al zette Duitsland al zijn kaarten op de NAVO en Frankrijk juist niet. Toen al werden regeringsleiders achteraf teruggefloten door hun parlement.

Toen generaal De Gaulle hoorde wat de Bundestag bekokstoofde, riep hij: „Ze zijn zeker bang dat ze nog niet genoeg knipmessen voor les Anglo-Saxons. Ze gedragen zich als varkens!”

Maar ook dit werd weer gelijmd. Later zei Adenauer: „De vriendschap tussen u en mij is een van de zeldzame geschenken die mijn politieke werk me heeft bezorgd.” En De Gaulle: „Adenauer is eigenlijk de enige die ik als mijn gelijke kon beschouwen.”

Frankrijk en Duitsland bekvechten nog altijd over alles, inclusief de rol van de ‘Angelsaksen’ en de NAVO in Europa, over geld, over Rusland en uiteindelijk over welk systeem prevaleert op het continent: de legalistische Duitse politieke cultuur of de etatistische Franse (het liberale systeem is na Brexit verzwakt). Na elk ministersberaad zeggen de Fransen dat de Duitsers ‘weer niks willen’ en de Duitsers dat de Fransen met een absurd grote delegatie kwamen opdagen, de patsers. Om al die redenen is het goed dat dit beraad bestaat. Dat 320.000 jongeren aan Frans-Duitse uitwisselingen hebben meegedaan. En dat kanselier Olaf Scholz en president Emmanuel Macron zondag dat zestigjarige verdrag – die „lege huls”, volgens De Gaulle – vieren met de lancering van nog meer plannen samen, waarvan er ongetwijfeld weer enkele op niets uitlopen.

Zolang ze dit blijven vieren, hoeven we hun diepe meningsverschillen niet te zeer te vrezen.