Waar die haai allemaal niet symbool voor heeft gestaan. Oerangsten. Massahysterie. Het kapitalisme. Het monsterlijk vrouwelijke. Mannelijke fragiliteit. En dan vergeet ik er vast nog een paar. Deze maand viert Jaws z’n 50ste verjaardag en er zijn veel films die met recht de beste allertijden kunnen worden genoemd, Jaws is de allerbeste.
De zomerhorrorfilm over de witte haai die de kust voor het fictieve Amity Island onveilig maakt, is zo iconisch dat hij zelfs angst aanjaagt bij mensen die hem niet gezien hebben. ‘Ta-da ta-da’, E-F E-F. Een pestkop hoeft die twee tonen maar te neuriën, die componist John Williams als herkenningsdeuntje voor de haai schreef, en je durft het water niet meer in. Ook aan oevers waar nog nooit een haai is gesignaleerd, pakweg het Henschotermeer of de put bij Herwijnen.
Er is geen andere film die zo’n invloed op ons kijkgedrag heeft gehad. Jaws markeerde de geboorte van de zomerblockbuster en sindsdien verwachten we er elk jaar een. Dat is nog geen sinecure. Wat moet Hollywood doen om z’n publiek tevreden te houden? Vijftig jaar na Jaws is Hollywood nog steeds op zoek naar het geheim van die haai.
De lessen voor Hollywood zitten verstopt in de productiegeschiedenis. Niet dat het aanbevelenswaardig is om zoals de 26-jarige Steven Spielberg meteen al met je tweede film drie keer over je begroting te gaan. Het uiteindelijke budget was zo’n negen miljoen, voor huidige Hollywoodbegrippen een aardige middenmotor. Ter vergelijking, een beetje Avengers, Jurassic Park of Star Wars-film kostte deze eeuw al snel iets boven de 350 miljoen dollar. Met inflatiecorrectie: tien tot vijftien keer zoveel.
Bij Spielberg draaide het zeker toen nog niet om geld. Niet om bigger en niet-altijd –better. Toen hij nog een jonge filmnerd was, leerde de filmacademie-dropout het vak bij B-film-koning Roger Corman. Op de set. Waar altíjd te weinig geld was. En waar talent, inventiviteit en koppigheid het enige kapitaal was wat er werkelijk toe deed. Dus: Jaws moest echt in open water worden gedraaid, maar toen het mechaniek van het monster niet bestand bleek tegen het zoute water werden allerlei suggestieve oplossingen bedacht die de film uiteindelijk zo doodeng maken. Iets met nadeel en voordeel en van je zwakte je kracht maken.
Dat gaat natuurlijk nooit zonder slag of stoot. Mijn favoriete anekdote gaat over hoe het productieteam zich zorgen maakte over de grootte van de bijboot waarop het camerateam zou meevaren. Iemand moet toen de eerste zijn geweest die het zinnetje „You’re gonna need a bigger boat” heeft gemompeld. En inderdaad, een beetje Jaws-fan herkent meteen de beroemde zin van politiehoofd Brody als hij op volle zee met haaienexpert Hooper en zeeschuimer Quint voor het eerst oog in oog met het moordlustige wezen staat. Sigaret nog bungelend in de mondhoek. Het stond niet eens in het script, maar acteur Roy Scheider had het inmiddels duizend keer gehoord. Het was op set een gevleugelde uitdrukking geworden voor elke keer dat er iets mis ging. Het flapte eruit.
Jaws gaf de filmtaal een enorme impuls, zegt regisseur Robert Zemeckis in de nieuwe docu JAWS @ 50: The Definitive Inside Story die vanaf 14 juli is te zien op National Geographic. Hij gebruikt het woord ‘supercharge’. Alsof het iets bovenmenselijks is. Maar als Jaws één ding leert is dat je helemaal geen grotere boot nodig hebt. Geen groter monster. Niet eens een groter budget. Je hebt alleen een heel goed idee nodig. En een beetje van het talent van Spielberg. Dat helpt ook natuurlijk.
