30 procent sociale huur is ‘absurd’, aldus de VVD. Maar wat vinden wethouders?

Sociale huurwoningen Gemeenten moeten van minister De Jonge minstens 30 procent sociale huur bouwen. „Niet te doen”, zegt een wethouder. Een ander is juist „ongelofelijk blij”.

Sociale huurwoningen van Project Zuiderveld in Nijmegen worden klaargemaakt voor bewoning.
Sociale huurwoningen van Project Zuiderveld in Nijmegen worden klaargemaakt voor bewoning.

Foto Flip Franssen/ANP

‘Meer centrale regie’ wil minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge (CDA) al sinds zijn aantreden een jaar geleden. In de tussentijd kwam hij met tal van programma’s en voorstellen, zoals het reguleren van de middenhuur, het bouwen van meer woningen en zorgen voor meer betaalbare huizen. Vorige week presenteerde hij het wetsvoorstel dat die regie werkelijkheid moet maken.

Met name het onderdeel ‘betaalbaarheid’ in deze Wet versterking regie riep de afgelopen week weerstand op. Coalitiepartij VVD kraakte de plicht voor gemeenten om minimaal 30 procent aan sociale huur op te nemen in nieuwbouwplannen. Een „absurd idee” dat zou neerkomen op het uitrollen van „achterstandswijken over het land”, aldus Tweede Kamerlid VVD Peter de Groot. Na kritiek nam hij de uitspraak deze week terug.


Lees ook: Rijk gaat gemeenten sociale huur opleggen

In het programma ‘Een thuis voor iedereen’ presenteerde de minister een klein jaar geleden in feite een nog grotere opgave voor gemeenten. Destijds zei De Jonge dat zij ervoor moesten zorgen dat minimaal 30 procent van de bestáánde woningvoorraad uit sociale huur moest bestaan. Dat leidde tot kritiek van plaatsen met relatief weinig sociale huurwoningen. De minister gaat er niet over welke woningen gemeenten moeten bouwen, was te horen, ze moeten zelf kunnen bepalen wat in de samenstelling van huizen past. Woningcorporaties waren juist tevreden dat er eindelijk een norm werd gesteld.

In de beoogde nieuwe wet staat dat gemeenten die niet aan het landelijk gemiddelde voldoen een extra inspanning moeten leveren. Denk aan Bloemendaal in Noord-Holland (18,2 procent van de woningen was in 2019 sociale huur), Rozendaal in Gelderland (8,4 procent) of het Brabantse Oirschot (15,2 procent) – deze plaatsen zaten ruim onder het landelijk gemiddelde van 27 procent. Minimaal 30 procent van wat hier de komende jaren gebouwd wordt, moet sociale huur zijn. Gemeenten die juist boven het gemiddelde uitkomen, veelal grotere steden, hoeven niet te voldoen aan deze norm. Voor hen ligt er juist een opgave om meer middenhuur en betaalbare koop te bouwen.

Wachttijden voor sociale huur

Koepel voor woningcorporaties Aedes is tevreden over het wetsvoorstel en de middelen die het kabinet krijgt om aan volkshuisvesting te doen. Wel „betreurt” de organisatie het afzwakken van de „doelstelling om te werken naar 30 procent sociale huurwoningen in iedere gemeente”. Het ministerie zegt dat het normeren van nieuwbouw de „meest effectieve” manier is om sociale huur evenrediger over het land te verdelen.

De Amstelveense wethouder van Wonen Adam Elzakalai (VVD) denkt dat het „coûte que coûte afdwingen” van een norm niet de beste oplossing is om meer sociale woningen te creëren. Zijn gemeente zit momenteel op ongeveer het landelijk gemiddelde, maar de wachttijden voor sociale huur zijn enorm: tot negentien jaar. Amstelveen heeft plannen om zo’n zevenduizend woningen bij te bouwen. Daarvan wordt iets meer dan 10 procent sociale huur.

Je moet geen monotone wijken creëren met hier sociale huur en daar villa’s

Adam Elzakalai VVD-wethouder Amstelveen

„Belangrijk is dat je kijkt naar de mix in de stad, je wil diversiteit in wijken hebben”, zegt Elzakalai. „Je moet niet monotone wijken creëren met daarin alleen maar sociale woningen, en aan de andere kan alleen maar villa’s.” Die verdeling, zegt de wethouder, kunnen gemeenten het beste inschatten – niet het Rijk.

Voor een kleine gemeente als het Drentse Tynaarlo is de eis voor sociale huur bovendien „niet te doen”, zegt wethouder Wonen Jurryt Vellinga (Leefbaar Tynaarlo). De gemeente zit bijna 10 procentpunt onder het landelijk gemiddelde. De komende jaren zal het de voorgestelde norm niet halen, met name omdat het financieel niet lukt.

„Wij verkopen kavels voor sociale woningbouw aan corporaties voor een vast bedrag dat ver onder de marktwaarde ligt”, zegt Vellinga. „Dat betekent dat wij verlies maken op deze woningbouw.” Hij schat het verlies tot 2030 op zo’n 5 tot 6 miljoen euro. „Dat kunnen we dragen. Het is een politieke keuze, omdat we de afgelopen jaren te weinig sociaal bij hebben gebouwd. Maar de huidige inwoners moeten dat bedrag wel betalen.”

Flexibele Flevopolder

Bovendien is het bouwen in dorpen zo makkelijk niet, zegt Vellinga. „In een stad als Assen of Groningen is het makkelijker om sociale huur neer te zetten dan in een landelijke gemeente”, aldus de wethouder. „Daar zet je makkelijker appartementencomplexen neer. In dorpskernen past dat niet.”

De Amstelveense wethouder Elzakalai wijst juist naar de nabijgelegen Flevopolder. Daar zijn veel weilanden in handen van het Rijk, waar nog weinig mee gebeurt. „Je hebt daar meer flexibiliteit om te bouwen wat je wil.”


Lees ook: Slechts moeizaam komt de sociale woningbouw van de grond. ‘Omwonenden vrezen dat de barbecue de hele tijd zal aanstaan’

Lang niet alle gemeenten zijn kritisch op de plannen van de minister. Neem een gemeente als Eemnes in Utrecht. Huizen zijn hier gemiddeld twee ton duurder dan het landelijk gemiddelde, het aantal sociale huurwoningen ligt op 19 procent van het totaal. „Van oudsher zijn we een gemeente waar mensen een koopwoning willen”, zegt wethouder Wonen Theo Reijn (CDA). „Maar het is duidelijk dat we een inhaalslag moeten maken.”

De komende jaren wil Eemnes zeker 35 procent aan sociale huur bouwen als onderdeel van nieuwbouwprojecten. Ook Bloemendaal – met een prijs van 1,18 miljoen euro per gemiddelde koopwoning de duurste gemeente van Nederland – zegt de komende jaren aan de nieuwbouwnorm te zullen voldoen.

In het Groningse Pekela, met een gemiddelde verkoopprijs van 230.000 euro de goedkoopste gemeente van Nederland, zijn ze „ongelofelijk blij” met de doelstelling, aldus wethouder Ellen van Klaveren (SP). „De sociaal-economische situatie is bij ons anders dan in Wassenaar. Starters en lage inkomens hebben hier veel moeite om huizen naar hun portemonnee te krijgen”, zegt ze. „Wij hebben al 35 procent sociale huur, maar daar mag zeker nog wat bij.”