Staand voor geprojecteerde nieuwsbeelden van brandweerlieden en de verwoesting zingt Billie Eilish in de eerste minuten met Green Day’s Billie Joe Armstrong: „Ik ben hier om jou te eren. Als ik alles verlies in een brand, stuur ik al mijn liefde naar jou.” Rockband Green Day was gevraagd ‘Last Night on Earth’ te spelen vanwege de plots passende tekst van hun liefdesliedje. „Dat is de kracht van muziek”, vatte zanger Armstrong vooraf op nieuwsstation CBS samen. „Omdat de branden zo meedogenloos waren, moeten we dat nu ook zijn om de ziel van LA weer terug te brengen.”
Na een recorddroogte van acht maanden ontstonden op 7 januari kort na elkaar twee grote bosbranden die door extreem harde wind (tot 160 kilometer per uur) met ongeveer een half voetbalveld per minuut groeiden. In ieder geval 29 mensen kwamen in het getroffen gebied van 195 vierkante kilometer om het leven. Bijna 10.000 huizen en gebouwen in de Pacific Palisades, Malibu, Altadena en Pasadena werden verwoest.
Zangeres Billie Eilish, links, met Billie Joe Armstrong van Green Day. Foto Chris Pizzello
Daags na het ontstaan van de branden zette muziekmagnaat Irving Azoff, de voormalige CEO van Ticketmaster en manager van artiesten als The Eagles en Christina Aguilera, het concert op poten. Met hulp van zijn vrouw en beroemde vrienden en in samenwerking met concertorganisator Live Nation en basketbalteam LA Clippers – die alle kosten op zich hebben genomen – verzamelde hij 27 artiesten, twee concertlocaties en 25 streamingpartners, waaronder HBO Max, YouTube, TikTok en X.
Azoff hoefde eigenlijk niemand te vragen, vertelde hij vooraf aan muziekweekblad Billboard. „Rod Stewart was de eerste die toezegde, toen mijn vrouw met zijn dochter sprak. Daarna belde Stevie Nicks om te vragen wat we gingen doen. Voor ik het wist sms’te [singer-songwriter] John Mayer en zo ontstond het sneeuwbaleffect.” Ook na het toevoegen van een tweede locatie waren er meer mensen dan plek op het podium. „Gelukkig hebben we samenwerkingen met anderen kunnen bewerkstelligen.” Zo verraste rapper Dr. Dre onder andere met een optreden samen met rapper Anderson .Paak van ‘California Love’, en er vond een onaangekondigde Nirvana-reünie plaats met originele bandleden Dave Grohl en Krist Novoselic. Met Kim Gordon, Joan Jett en Violet Grohl als invallers voor wijlen Kurt Cobain.
Rod Stewart bij FireAid. Foto Mario Anzuoni
Opbrengsten
Al vóór de start van de show haalde het benefietconcert 60 miljoen dollar op, dankzij de kaart- en merchandiseverkoop en online fondsenwerving. „Historisch”, noemde Irving Azoff dat, „maar dat zijn deze branden helaas ook.” In de eerste minuten van de liveshow doneerde U2 één miljoen dollar. Een bedrag dat, net als elke gedoneerde dollar tijdens de live-uitzending, door de eigenaren van de LA Clippers, miljardairs Connie en Steve Ballmer, zal worden verdubbeld.
De totale schade wordt na drie weken op 250 miljard dollar geschat
De opbrengsten gaan naar een speciaal opgerichte stichting en worden verdeeld tussen directe hulpverlening voor mensen die hun huis of spullen verloren en langetermijn-initiatieven om toekomstige rampen in Zuid-Californië te helpen voorkomen. De Annenberg Foundation, een belangrijke filantropische organisatie in Los Angeles, zal een team coördineren dat bepaalt waar het geld heengaat. De totale schade wordt na drie weken op 250 miljard dollar geschat.
Veel artiesten op het podium verloren zelf hun huis in de branden. Acteur Billy Crystal kwam aan het begin van de avond het podium oplopen in het kloffie waarin hij drie weken geleden zijn huis ontvluchtte. Of de band Dawes, waarvan twee bandleden hun huis en studio in Altadena verloren. Maar de schijnwerpers werden vaker op de hulpverleners gericht. Stevie Nicks droeg haar hit ‘Landslide’ op aan de ‘echte helden’: de brandweerlieden die ook haar huis redden en daarmee tientallen andere in de straat. „Je kunt je hun moed niet voorstellen, tot je het met eigen ogen hebt gezien.” Zo’n 2.500 van de hulpverleners hadden voor het concert gesponsorde stoelen gekregen en waren herkenbaar aan de ‘first responder’ T-shirts die ze droegen.
Singer-songwriter John Mayer bij FireAid. Foto Daniel Cole
De zaal viel stil toen wiskundedocente Aurora Barbosa Flores vertelde 21 jaar lang gespaard te hebben voor de aanbetaling van haar huis in Altadena. Op een geleende fiets, met een mondmasker en veiligheidsbril, keerde ze recent terug, waar ze haar droom in puin zag liggen. Ze wist alleen een juwelenschaaltje te redden waar ‘ík denk dat ik vandaag gewoon gelukkig zal zijn’ op stond. Met tranen in haar ogen verklaarde ze tegenover de volle zaal dat, ondanks dat het moeilijk zal zijn, „we, de stad, er wel doorheen komen”.
De boodschap van FireAid was ferm: we zullen opbouwen. In een jeans en blauwe trui introduceerde John Mayer zijn versie van Tom Petty’s ‘Free Fallin’’ als het nummer dat veel mensen voor het eerst een kijkje gaf in een Californisch leven. „Voor de mensen wier dromen hier nu gebroken zijn, komen we vanavond samen, en nog vele avonden, zodat die dromen weer opgebouwd worden.”
Toen Martina Hefter (1965) afgelopen oktober de Deutscher Buchpreis won, de meest prestigieuze literaire prijs van Duitsland, was één man het er niet mee eens. Het was „eine Scheiße” en „een brutaliteit”, tierde concurrent Clemens Meyer bij het verlaten van de prijsuitreiking, „een schande voor de literatuur”, dat het „Büchlein” (‘boekje’) van „mevrouw Hefter” gewonnen had, in plaats van zijn dikke historische meesterwerk. Hefters vierde roman, Hé goedemorgen, hoe gaat het? is inderdaad bescheidener van omvang – 220 pagina’s tegenover Meyers 1.050 – maar uiteindelijk gaat het in de literatuur om kwaliteit, niet kwantiteit. „Op fascinerende wijze”, lichtte de jury van de Buchpreis haar keuze toe, „verbindt de roman een slopend alledaags leven met mythologische figuren en kosmische dimensies en reflecteert, navigerend tussen melancholie en euforie, op vertrouwen en bedrog.”
Dat doet Hefter aan de hand van drie personages. Hoofdpersoon is Juno, een danseres en performancekunstenaar van halverwege de vijftig. Juno is getrouwd met Jupiter, een schrijver die lijdt aan multiple sclerose en bijna niks meer zelf kan behalve moedig doortypen op zijn laptop. Als Juno ’s nachts, overbelast door werk, huishouden, de zorg voor Jupiter en eindeloos tobben over geld, niet kan slapen kletst ze voor de gein via Instagram met zogenaamde lovescammers. Dat zijn foute figuren die met een namaakprofiel – „bruinverbrande types voor zeiljachten, witte mannen met grijs haar, een honkbalpetje en een driedagenbaard” – in contact proberen te komen met eenzame Europese vrouwen, in de hoop ze van hun spaargeld te kunnen ontlasten.
Lees ook
Lees de recensie: Alleen op het podium speelt ze geen toneel
Met een zo’n oplichter, Benu, ontwikkelt Juno haast per ongeluk een vriendschap. Benu presenteert zich aanvankelijk als ‘Owen_Wilson223’, een knappe Texaan van rond de vijftig, strak in het pak, toastje met zalm in de hand, brede zelfverzekerde glimlach. Maar als Juno hem ontmaskert als lovescammer – als Benu een Nigeriaan blijkt te zijn van rond de dertig – blokkeert hij haar niet. Zo ontstaat er een soort driehoeksverhouding tussen Juno, Jupiter en Benu. Overdag gaat Juno naar de dansschool, bereidt ze zich voor op een nieuwe voorstelling, doet boodschappen voor Jupiter, strikt zijn veters; ’s avonds, als iedereen slaapt, wisselt ze WhatsApp berichten uit met Benu.
Eerst maar eens die namen, Juno en Jupiter. Daar heeft Martina Hefter lang over nagedacht, vertelt ze als ik haar spreek in een hotel ergens in de buurt van Amsterdam. Juno en Jupiter zijn de koning en de koningin van het Romeinse godenrijk – de Latijnse versie van Zeus en Hera – maar ze hebben ook een astrologische connotatie en die is belangrijk in de roman. „Jupiter is niet alleen een god, het is ook een planeet, de grootste en zwaarste planeet, met de hoogste zwaartekracht in het zonnestelsel. En Juno is een ruimtesonde, die ronddraait in een baan rond Jupiter. Dit vond ik een mooi symbool voor hun relatie. Juno is beweeglijk, veel van huis voor haar werk. Jupiter is een rustige man met meer zwaarte, hij geeft haar een veilige thuisbasis waar ze altijd naar terug kan keren.”
Het lijkt alsof ze nauwelijks nog contact hebben, alsof ze volledig uit elkaar gegroeid zijn.
„Veel mensen hebben hun relatie zo geïnterpreteerd, ja. Dat komt misschien omdat ik er niet van hou om over relaties te schrijven, over de vertrouwelijke, intieme momenten tussen twee echtelieden. Ik wilde geen psychologisch portret van hun huwelijk geven, dat interesseert me niet. Maar als lezers daardoor de relatie tussen Juno en Jupiter als afstandelijk interpreteren heb ik daar geen moeite mee, dat staat iedereen vrij. Zelf denk ik dat ze gewoon geen grote praters zijn, dat ze daarom ook samen zijn. Ik denk dat ze elkaar goed kennen en een heel sterke band hebben.”
Wat trekt Juno in de lovescammers? Wat wil ze van hen? Zoekt ze afleiding, omdat ze niet kan slapen? Of heeft ze behoefte aan mannelijke aandacht, nu ze ouder wordt?
„Allebei, denk ik, ze zoekt afleiding en ze wil aandacht. Maar het heeft ook te maken met haar werk, het is een vorm van artistieke nieuwsgierigheid. Juno is een performancekunstenaar, ze houdt ervan om nieuwe rollen uit te proberen, bepaalde kanten van haar persoonlijkheid te overdrijven, andere levens te verzinnen voor zichzelf en te zien hoe mensen daarop reageren. Dat prikkelt haar fantasie.”
In de loop van de roman laat Juno steeds meer tatoeages zetten, van citaten, afbeeldingen, overal op haar lichaam. Doet ze dit ook omdat ze wil zien hoe mensen reageren?
„Misschien, ja. Maar het heeft er ook mee te maken dat ze geïnteresseerd is in het transformeren van haar lichaam. Net zoals dat met ballet ook het geval is, op een bepaalde manier. Je doet iets met je lichaam, dwingt het bepaalde houdingen aan te nemen, je verandert het.”
Dus de tatoeages zijn ook een vorm van performancekunst?
„Ja! Ik denk dat je het zo kan zien.”
Wanneer Juno Benu confronteert met zijn oplichting – „Trouwens, jij bent helemaal niet Owen Wilson uit Texas. Jij bent een lovescammer in een internetcafé” – lijkt het alsof hij haar zijn ware zelf laat zien. Hij vertelt over zijn leven in een troosteloze, middelgrote stad in het binnenland van Nigeria, over het geweld en de schietpartijen die daar aan de orde van de dag zijn, over de elektriciteit die het maar een paar uur per dag doet – totdat het stroomaggregaat automatisch wordt uitgeschakeld en Benu en zijn moeder bij kaarslicht leven – over de vele jointjes die hij rookt om het leven een beetje dragelijk te maken.
Maar Juno blijft verhalen verzinnen. Ze vertelt Benu niet dat ze is getrouwd, zegt dat ze in Chemnitz woont in plaats van Leipzig, hangt stoere verhalen op over haar wilde avonden uit, in haar eentje in de kroegen van de stad. „Dat is vooral,” legt Hefter uit, „omdat ze op haar hoede wil zijn. Ze is bang dat hij haar misschien alsnog zal proberen op te lichten. Juno heeft een aantal documentaires gezien waarin lovescammers, ook nadat ze ontdekt zijn, het voor elkaar krijgen om de relatie in stand te houden en zo uiteindelijk toch de vrouwen hun geld konden aftroggelen.”
Het roept spannende vragen op over wie nu precies wie bedriegt in de roman, over waarheid en leugen. „Soms moet je liegen”, zegt Benu op een gegeven moment. „Soms zit er gewoon niets anders op.” Juno „vond het grappig dat juist deze woorden uit de mond van een lovescammer kwamen. Toen realiseerde ze zich dat ze zoiets net zo goed zelf had kunnen zeggen. Houd je door te liegen niet in de eerste plaats jezelf voor de gek?”
Op dit punt in het interview worden we onderbroken door een schattig klein muisje dat langs onze tafel rent. „Oh wat lief!” roept Hefter. Als de muis verdwenen is zegt ze: „Ja, voor mij is dit het belangrijkste thema van de roman. Wat is echt? Wie buit wie uit? Wanneer is het misschien oké om te liegen, of is het nooit oké om te liegen? Met betrekking tot de digitale werkelijkheid worden dit soort vragen extra relevant. Online is het zo makkelijk om te doen alsof je iemand anders bent. Tijdens het onderzoek voor de roman las ik veel over mensen die relaties hadden die zich uitsluitend online afspeelden, die elkaar nooit in het echt ontmoeten, maar alleen op de computer. Ik kon me niet voorstellen hoe dat in vredesnaam zou kunnen werken. Het is een van de dingen die ik met Juno en Benu wilde uitzoeken.”
Lang gedicht
In Hé goedemorgen, hoe gaat het? maakt Hefter mooi gebruik van WhatsApp en Instagram. De berichten die Benu en Juno uitwisselen worden weergegeven als losse fragmenten die de lopende tekst onderbreken, vooral de appjes van Juno lezen haast als gedichten – vindt ook Benu: „Je gedicht met dat paard is nice”, zegt hij over een van haar poëtische berichtjes. Niet voor niks heeft Hefter naast romans vijf dichtbundels geschreven, sterker nog: dit is haar eerste roman in zestien jaar.
„Ook dit boek”, legt ze uit, „ontstond aanvankelijk als een lang gedicht. Als een hoorspel in verzen. Toen was het alsof ik een innerlijke stem hoorde die zei: je gaat een roman schrijven, je gaat een roman schrijven… Eerst negeerde ik die stem en schreef ik verder aan het gedicht maar toen moest ik concluderen dat de stem gelijk had. De versvorm stond het me niet toe om te zeggen wat ik wilde zeggen, was te rigide, niet geschikt voor het verhaal. Maar in de WhatsApp berichtjes heb ik de dichtvorm bewaard.”
Ook Hefter heeft een man die aan multiple sclerose lijdt en net als Juno is Hefter performancekunstenaar en danseres. (Daarom zitten we ook in dit hotel, ver weg van alles – het heeft een sportschool en Hefter moet daar elke dag oefeningen voor een aanstaande voorstelling doen.) Recensies van Hé goedemorgen, hoe gaat het? benadrukken het autobiografische gehalte van de roman, het is consequent als autofictie beschreven.
Dansvoorstelling
Op dit punt in het interview worden we onderbroken door een schoonmaker met een extreem lawaaiige stofzuiger die in de ontbijtruimte de kruimels die de muis heeft laten liggen komt verwijderen. Martina Hefter en ik kunnen elkaar nauwelijks nog verstaan, maar de schoonmaker verzekert ons dat zijn werk niet kan wachten. Luidkeels vervolgen we ons gesprek.
„Ja”, roept Hefter, „natuurlijk. Veel in dit boek komt rechtstreeks uit mijn eigen leven. Ik zou echter zeggen dat alleen de situatie autobiografisch is. Daaroverheen heb ik een dikke laag fictie gelegd, heel veel mijn fantasie gebruikt. Een groot deel van de verhalen in de roman is verzonnen en de figuren zijn echt romanpersonages geworden. Het karakter van Juno, bijvoorbeeld, lijkt heel weinig op dat van mij. Dat vind ik juist zo leuk aan schrijven: ik kan mezelf een ander leven geven, een andere rol spelen dan ik in het echt vervul.”
In dit opzicht, gaat ze verder, is de dansvoorstelling die Juno met haar balletvriendinnen voorbereidt belangrijk. „Het is Pas de Quatre, van Jules Perrot, uit 1845. Dit is een van de eerste abstracte balletten die ooit zijn gemaakt. Er is geen dramaturgie, geen plot, de handelingen zijn helemaal vrij. De vier hoofdrollen kunnen op elke manier ingevuld worden: het kunnen vier kinderen zijn, vier meisjes op weg naar een feest of diep in gesprek, vier oude vrouwen die met moeite vooruit komen. Mijn hoofdpersonen zijn met z’n drieën in plaats van met vier maar dat maakt niet uit. Waar het om gaat is dat hun rollen als het ware vrij ingevuld kunnen worden. Die dans is een soort subtiele sleutel voor de interpretatie van de roman.”
Het oudste nog bewoonde christelijke klooster in de wereld wordt bedreigd in zijn bestaan. Volgens een Egyptische rechter behoort het terrein van het Grieks-Orthodoxe Sint-Katharinaklooster in de Sinaï-woestijn toe aan de Egyptische staat. Deze uitspraak van de rechter leidt wereldwijd tot zorgen over de toekomst van dit religieuze monument.
De vrees is dat het klooster deels wordt onteigend, omgevormd tot museum, en dat de monniken worden uitgezet.
De uitspraak vloeit voort uit een jarenlang juridisch conflict tussen het klooster en de Egyptische autoriteiten over landregistratie. In 2012 probeerde het klooster het terrein officieel als eigendom te laten erkennen, met onder meer een Ottomaans decreet als bewijs. De rechtbank oordeelde echter dat de aangeleverde documenten onvoldoende waren.
De Egyptische regering houdt vol dat de religieuze status van het klooster behouden zal blijven en benadrukt dat er geen sprake is van confiscatie of uitzetting.
De zaak speelt zich echter af tegen de achtergrond van plannen van de Egyptische overheid om de Sinaï-regio te ontwikkelen tot toeristische trekpleister, onder de naam „Grote Transformatie”. Centraal staat de heilige berg waar het klooster op staat; die moet uitgroeien tot een religieus, ecologisch en cultureel toeristisch complex. Voor het klooster zijn speciale voorzieningen gepland, zoals een nieuw bezoekerscentrum met cafés en een planetarium. Met elektrische voertuigen en voetpaden moet de bereikbaarheid worden vergroot en de milieubelasting afnemen.
Islamitische reizigers
Het klooster wordt momenteel gefinancierd door Griekenland en bewoond door zo’n twintig Griekse monniken. Toegang vergt inspanning: de 2.285 meter hoge berg wordt gewoonlijk te voet beklommen, „maar dat hoort bij de ervaring,” vertelt de Koptische Maryam (21) telefonisch. Ze heeft het klooster onlangs bezocht. Ze wil niet met haar achternaam in de krant uit vrees voor negatieve consequenties. Jaarlijks trekt het duizenden toeristen en pelgrims. Maryam en haar vriendinnen beschrijven een warme ontvangst – kinderen rennen vrolijk rond, terwijl continu koffie en thee wordt geschonken. In de kleine winkeltjes worden handgemaakte christelijke souvenirs en lokale zoetigheden verkocht.
Het klooster is niet alleen van onschatbare waarde voor de orthodox christelijke wereld, maar ook een symbool van interreligieuze harmonie. Naast de kapel bij de plek waar de brandende braamstruik aan Mozes zou zijn verschenen, herbergt het klooster een moskee, eeuwen geleden gebouwd door de monniken zelf om islamitische reizigers te ontvangen. De Egyptische premier benadrukte in een bericht over het project vooral de islamitische geschiedenis, waarin Mozes ook een prominente rol speelt.
De mogelijke overname van het klooster tegen de wens van de gelovigen in, komt voor Maryam en haar vriendinnen niet als een verrassing gezien de gemarginaliseerde positie van christenen in Egypte. Kerken en christelijke wijken worden vaak getroffen door branden, waarvan de oorzaak onduidelijk blijft. Het herbouwen van kerken wordt door de overheid vaak tegengewerkt – Amnesty meldt dat slechts 40 procent van de aanvragen worden goedgekeurd. In 2022 werden negen Kopten gearresteerd toen ze hun afgebrande kerk wilden herbouwen. Hoewel de Egyptische president Fatah al-Sisi zich zegt in te zetten voor de belangen van christenen, worden zij nog steeds gediscrimineerd.
Het Sint-Katharinaklooster in de Sinaï is het oudste nog bewoonde christelijke klooster en werd tussen 548 en 565 gesticht.
Foto Sally KANDIL / AFP
Protest
Uit protest tegen de gerechtelijke uitspraak heeft de kloostergemeenschap de poorten voor bezoekers gesloten. Nooit eerder sinds de stichting tussen 548 en 565 zijn de deuren van het klooster dichtgegaan. De monniken blijven binnen, in gebed en rouw. „Het klooster heeft vele rijken en invasies overleefd,” zegt één van de monniken tegen website Euractiv, „we bidden dat het dit ook overleeft.”
Vanuit Griekenland klonk protest. Aartsbisschop Ieronymos II sprak van „een donkere bladzijde in de geschiedenis van het orthodoxe christendom.” Premier Kyriakos Mitsotakis belde met de Egyptische president al-Sisi en herinnerde hem aan de beloften tijdens diens bezoek aan Athene op 7 mei over het behoud van de religieuze status van het klooster.
Een Griekse delegatie reist deze week naar Caïro om de kwestie te bespreken.
Ik ben weer in Waarde op Zuid-Beveland, Biblebelt, en ik zit bij dominee Leendert van der Kuijl (33) tussen de bijbels in de pastorie. Zijn vrouw Enike van der Kuijl-Joosse (32) heeft net koffie gebracht en zal zo hun vier jongste kinderen van school halen voor de middagboterham, waarvoor ik ook van harte ben uitgenodigd. De oudste twee, vijftien en dertien, gaan al naar de middelbare school en eten ’s middags niet mee.
Waarom jonge mensen zich weer meer aangetrokken lijken te voelen tot het orthodoxe geloof, dat wil ik weten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek meldde in april dat de ontkerkelijking voor het eerst in jaren niet verder is gestegen en op een zondagavond in mei zag ik dat de Adullamkerk in Waarde tot de laatste plaats bezet was met veertigers, dertigers, twintigers, pubers, kleine kinderen. De ouden van dagen waren in de minderheid. En niks happy clappy en Jesus is love. Een preek van een uur over het zesde gebod – „gij zult niet doodslaan” – en psalmen zingen op hele noten.
Wat zegt de dominee? Dat hij zich afvraagt of de ontkerkelijking wérkelijk aan het keren is. „Ook in onze zuil” – orthodox gereformeerd – „staat alles onder druk. Vroeger had niemand van ons een televisie en nu heeft iedereen een smartphone. De wereld komt ook bij ons binnen en wat krijgen we te zien? Wat wordt er gepromoot? Zonder te generaliseren: dat je autonoom moet zijn en moet leven volgens je eigen moraal, niet volgens Gods geboden.” En ja, de verleiding daarvan zou groter kunnen blijken dan de aantrekkingskracht van het geloof. En dan? „Dan is dat erg. Maar de Heere zal Zijn Kerk altijd in stand houden, er zullen altijd weer jongeren zijn die het geloof in hun hart krijgen. En dan laat het ze niet meer los. En wat” – hij klinkt alsof hij vanaf de kansel spreekt – „heeft God dan te bieden? Heel eenvoudig: dat een leven met Hem het beste leven is.”
Of ik de eerste vraag van de catechismus ken, het boek waarin de beginselen van het geloof worden uitgelegd, en nog voor ik nee heb geschud citeert hij uit zijn hoofd: „Wat is je enige troost beide in leven en in sterven? Dat ik niet van mezelf ben, niet autonoom, maar dat ik van mijn Zaligmaker Jezus Christus eigendom ben.” Die boodschap van „zonde en genade” kan, zegt hij, mits oprecht gebracht, het houvast geven waar zo veel jonge mensen naar verlangen, in een wereld die met de dag dwazer wordt.
Hij is opgegroeid in Alblasserdam, en al ging hij trouw naar de kerk en las hij de bijbel, het geloof was niet in zijn hart. „Toen nog niet.” Hij keek naar films en series waarin gevloekt werd, waarin het over buitenechtelijke seks ging, over moord en doodslag, allemaal zonden tegen Gods geboden. In 3 havo, op het reformatorische Guido de Brès in Rotterdam, leerde hij Enike kennen, de dochter van een dominee. Ze fietsten samen naar huis, ze hadden serieuze gesprekken en „van het een kwam het ander”. Enike raakte zwanger. Dat was nog eens tegen Gods gebod, ja. Ze trouwden en Leendert ging werken in een viswinkel. En toen, op zijn eenentwintigste, hun tweede kind was al geboren, de derde was op komst, veranderde alles. „Enikes opa stierf. Ik stond bij zijn graf en keek in mijn eigen graf. Het Woord sprak tot mij: jij zal ook een keer moeten sterven. Ja, dacht ik, en dan? Hoe moet ik dan voor God verschijnen?”