100 jaar Disney op expo: nostalgie voor Disneyfans

Recensie

Film

Expositie Jubileum-expositie ‘Disney – Telling Timeless Stories’ in Groningen biedt een fascinerend inzicht in hoe personages als Sneeuwwitje en Ariel ontstonden. Blond, roodharig, zwart? Had allemaal gekund. Plus: drie animatoren over hun favoriete Disney-films.

Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen (1937). Cel-setup, verf op celluloid en gouache op illustratiekarton (reproductie van origineel).
Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen (1937). Cel-setup, verf op celluloid en gouache op illustratiekarton (reproductie van origineel).

Foto Disney

Disneys Sneeuwwitje had zo maar blonde of rode lokken kunnen hebben. Het waren twee van de opties die de studio overwoog, blijkt uit originele concepttekeningen uit 1937 op expositie Disney – Telling Timeless Stories in Groningen. Er lag veel druk op Walt Disney toen hij de allereerste lange animatiefilm ooit uitbracht. Hij had zijn huis verpand en mensen verklaarden hem voor gek, animatiefilms stonden tot dan toe gelijk aan amusement van maximaal tien minuten, een opwarmertje voor een ‘echte’ film. Disney was overtuigd dat je mensen langer kon fascineren met getekende figuren. Hij liet medewerkers van zijn in 1923 opgerichte animatiestudio zoeken naar de ideale hoofdpersonen en was bereid af te wijken van het sprookje van de gebroeders Grimm. En van de beschrijving van een prinsesje „zo wit als sneeuw met lippen zo rood als bloed en haar zo zwart als ebbenhout”, blijkt in Groningen.

Archieven

Disneys uiteindelijke Snow White and the Seven Dwarfs – inclusief prinsesje met ebbenhouten haren – bleek een schot in de roos. En niet zo’n beetje. De studio achter Mickey Mouse en talloze andere iconische animatiefiguren viert dit jaar zijn honderdste verjaardag. De rondreizende Disney-expositie die momenteel in Groningen is neergestreken, bevat materiaal uit de immense Disney-archieven die in die eeuw werden opgebouwd. De studio bewaart alle ‘artwork’ dat wordt gemaakt door medewerkers. Ook items die nooit waren bedoeld om aan de buitenwereld te tonen, maar die het team gebruikt om ideeën uit te wisselen of als houvast tijdens het animeren, van schetsen van een roodharige Sneeuwwitje tot een buste van Hercules die op het bureau van animatoren stond tijdens het tekenen.

Pinocchio (1940) Ruwe karakterstudies, afdruk op papier. Foto Disney

Uit het immense archief met 65 miljoen items maakten Disney-curatoren een selectie die inzicht geeft in de ontstaansgeschiedenis van enkele films die voortvloeiden uit wat ze zelf „orale tradities” noemen; denk aan mythes (Hercules), fabels (Drie kleine biggetjes) of sprookjes (Frozen). Walt Disney was mede zo succesvol omdat hij verhalen die al eeuwenlang werden doorverteld – en dus hun aantrekkingskracht hadden bewezen – in een contemporain jasje wist te gieten. Een deel daarvan verzamelde de Amerikaan tijdens een ‘Grand Tour’ door Europa in 1935; hij nam zo goed als de volledige toenmalige Europese kinderliteratuur, meer dan 300 boeken en illustraties, mee terug naar de VS. Het is geen toeval dat veel Disney-films openen met een boek waar doorheen wordt gebladerd, een ‘prop’ die werd gebruikt om dat te filmen is ook te zien in Groningen.

De meeste Disneyklassiekers zien eruit alsof de tekeningen in één pennenstreek uit de handen van de animatoren vloeiden nadat ze het script hadden gelezen. Spoiler: zo ging het niet. Disney – Telling Timeless Stories focust op de fasen tussen pril verfilmingsidee en het moment waarop animatoren de individuele frames begonnen te tekenen of ontwerpen. Zo opent het onderdeel over films gebaseerd op mythen met prachtige concepttekeningen van Fantasia (1940). Het zijn een soort ‘moodboards’ waarin tekenaars in pasteltinten of houtskool experimenteerden met de sfeer, stijl en het kleurenpalet die mogelijk bij het verhaal zouden passen.

Het Dappere Kleermakertje (1938), storyboardschets van kleurpotlood en grafiet op papier. Foto Disney

Ook komen de storyboards van verschillende films aan bod, ruwe ‘verstripte’ versies van scenario’s waarmee bijvoorbeeld werd onderzocht vanuit welke ‘camerahoek’ een actie het beste in beeld kwam of wanneer er kon worden ingezoomd. Zo is te zien hoe de Nederlandse animator Daan Jippes voorbereidde hoe Mickey Mouse door kasteelzalen beweegt in De Prins en de Bedelknaap (1990). In de animatiewereld waren storyboards voor de opkomst van Disney vaak simpele schetsjes in de kanttekening van een scenario. Omdat voor een seconde animatiefilm soms tot 24 afbeeldingen van een figuur moeten worden gemaakt, erg duur en arbeidsintensief, moet worden vermeden dat scènes achteraf ongebruikt op de ‘cuttingfloor’ belandden, zoals bij live action gebruikelijk is. Disney pionierde en perfectioneerde het intensief gebruiken van storyboards (iets wat een regisseur als Hitchcock later zou overnemen).

Vele ‘Ariels’

Fascinerend zijn schetsen waarin je ‘de weg’ kunt volgen die werd afgelegd om te komen tot hoofdpersonages. Er zijn de geestige tekeningen van Hercules-figuren door illustrator Gerald Scarfe, ook bekend van zijn werk voor Pink Floyd. En het wordt duidelijk dat Ariel uit De kleine zeemeermin vele gedaantes kende voor haar kapsel- en staartkleur vastlagen. Een mogelijke eye-opener voor Disneyfans die afgelopen jaar hun woede spuiden toen bekend werd dat in de live action remake van de film de hoofdrol wordt gespeeld door Halle Bailey. Hun kritiek dat de actrice niet lijkt op de oorspronkelijke tekenfilmfiguur uit 1989, voelt absurd als je de verschillende mogelijke ‘Ariels’ ziet. En een Afro-Amerikaanse Ariel is helemaal niet on-Disney.

De tentoonstelling ‘Disney – Telling Timeless Stories’ is t/m 10 september te zien in Forum Groningen
Foto’s Marleen Annema

Hoewel de expositie weinig inzicht geeft in recente ontwikkelingen van de studio – op Frozen na ligt de focus bijvoorbeeld vooral op 2D-films – blijkt dat Disney de visuele stijl van zijn verhalen altijd al aanpaste aan de tijdgeest en smaak van een breed publiek. De originele Pinocchio in de verhalen van Carlo Collodi was hoekig en onbeschoft. Bij Disney veranderde de marionet langzaam in een pop met ronde, jongensachtige vormen die eerder naïef dan kwaadaardig is, zodat mensen zich gemakkelijker met hem konden identificeren.

Behalve inzicht in het maakproces van animatiefilms, is de tentoonstelling vooral een nostalgisch feest voor wie is grootgebracht op een Disney-dieet. Ongeacht je leeftijd. En dat zijn zeer uiteenlopende mensen, blijkt ook uit een bescheiden briefje van voormalige First Lady Eleanor Roosevelt aan Walt Disney waarin ze voorstelt om een animatieversie met Mickey Mouse te maken van haar favoriete Duitse kinderverhaal, Der Struwwelpeter. Zoals Disney zelf ooit stelde: ‘Adults are only kids grown up’. Dat blijkt ook in Groningen.

Drie animatoren over hun favoriete Disney-films:

Michaël Dudok de Wit
‘Bambi die op glad ijs probeert te lopen maakte grote indruk’

Bambi (1942) Foto ANP / Mary Evans Picture Library Ltd.

 

Michaël Dudok de Wit (1953) regisseerde Oscargenomineerde animatiefilm The Red Turtle en won een Oscar voor het korte Father and Daughter. Hij werkte als freelance storyboarder onder meer aan Disneys Belle & Het Beest en als animator aan Fantasia 2000.

‘Mijn generatie kende als kind geen andere lange animatiefilms dan die van Disney. De allereerste film die ik ooit zag, was Bambi (1942) en momenten zoals Bambi die op glad ijs probeert te lopen, maakten grote indruk. Het was toen nog vrij nieuw; dieren die als mensen spreken en bewegen. Ook de muziek bleef me bij. Toen ik later carrière maakte als animator, had ik een andere stijl en smaak dan die van Disney, maar de bewondering bleef. De wijze waarop in The Jungle Book (1967) de emoties van de figuren worden uitgedrukt via gebaren en lichaamsbewegingen is enorm zorgvuldig. Dieren animeren is moeilijk; de herten in Bambi zijn geen grappige wezentjes met handen en voeten, maar hebben poten. Zoiets moet je perfect uitvoeren, of het werkt niet.

Toen de regisseur van Beauty & The Beast me vroeg om mee te werken aan de storyboards, accepteerde ik vooral uit nieuwsgierigheid. De teamleden met wie ik zou samenwerken waren sympathiek én sterren binnen de animatiewereld als Andreas Deja, plus het betaalde goed. Het werd na een paar maanden duidelijk dat het niets voor mij was – ik vertel liever mijn eigen verhalen – maar ik vond het leerrijk om te zien hoe ze bij Disney animatoren in dezelfde richting sturen.

Animatietekenaars hebben allemaal een heel eigen karakter en stijl. Bij films bestaat dus het risico dat iedereen een eigen kant uitgaat en het resultaat voelt als een mozaïek. Bij Disney kiezen ze medewerkers enorm zorgvuldig uit, maar geven ze hun ook jarenlang de tijd om zich te trainen in de stijl van de studio. Zo moest ik regelmatig storyboard-pagina’s ‘pitchen’ aan mijn collega’s. Automatisch begin je je daardoor aan te passen aan de collectieve Disney-smaak; als je merkt dat de timing van bepaalde humor goed valt, werk je daar in een volgende pitch aan verder. Als je ziet hoe mooi anderen emoties overdrijven, probeer je dat ook.

Ook hun immense budgetten zijn een grote kracht van Disney. Toen ik moest leren een paard te tekenen vanuit ieder mogelijk perspectief, mocht ik onbeperkt boeken kopen met foto’s en tekeningen van paarden. Zulke steun is enorm behulpzaam en stimulerend, merkte ik.”

Lia Booi
‘Ik herkende bij Lilo & Stitch die dynamiek van zussen en hun ruzietjes’

Lilo & Stitch (2002) Foto ANP / Mary Evans Picture Library Ltd.

 

Animator Lia Booi (1991) werkt voor de Nederlandse animatiestudio Submarine. Ze werkte onder meer aan Richard Linklaters Apollo 10 ½: A Space Age Childhood.

‘Tot sommige films word je als kind instinctief aangetrokken, voor mij was dat Lilo & Stitch (2002), over een meisje dat met haar oudere zus woont nadat ze hun ouders hebben verloren bij een auto-ongeluk. De film speelt op Hawaï en omdat ik zelf van het eiland Bonaire kom, herinnerde hij me aan waar ik was opgegroeid. Het was een van de laatste, traditionele 2D-films van Disney. De achtergronden waren prachtig en de personages hadden tegelijkertijd iets ‘echts’. Ik herkende dynamiek tussen de twee zussen en hun ruzietjes, ik heb zelf ook een oudere zus.

Als volwassene heb ik Lilo & Stitch talloze malen herbekeken. Als kind identificeer je je met Lilo die vriendschap sluit met een buitenaards wezen, op latere leeftijd zag ik hoe Lilo’s oudere zus probeert ‘hun gezin’ overeind te houden, terwijl ze zelf eigenlijk nog een kind is. Het viel me plots op hoe goed bepaalde personages en thema’s zijn uitgewerkt. Hoe mooi de rouw van Lilo en Nani in beeld komt via details, zonder dat het er expliciet over gaat. Het meisje vindt geen aansluiting bij leeftijdgenootjes, ze is ‘anders’ en in haar kamer hangt de gebroken nummerplaat van haar ouders auto.

Ook gaat het impliciet over trauma’s die van generatie op generatie worden doorgegeven. Een thema waarover in films niet vaak wordt gepraat, maar wat ik aan bod wil laten komen in een animatieserie waar ik nu met Submarine aan werk, geïnspireerd door mijn jeugd op Bonaire. Ik werd er geboren, maar voelde me tegelijkertijd een buitenstaander nadat ik met mijn ouders een paar jaar in Nederland had gewoond. Lilo & Stitch blijft een van de mooiste inspiratiebronnen voor mij.”

Floor Adams
‘De combinatie van 2D met 3D is in Tarzan enorm goed gedaan’

Tarzan (1999) Foto ANP / Mary Evans Picture Library Ltd.

 

Animatieregisseur Floor Adams (1980) stond op de shortlist voor de Oscars met haar korte film Mind My Mind.

‘De slechteriken uit oude Disneyfilms kan ik nog met heel veel plezier bekijken, figuren als Cruella De Vil uit 101 Dalmatiërs (1961) of de roodharige Medusa in De Reddertjes (1977). Heerlijke expressieve gezichten met buitensporige make-up geanimeerd door grote Disneynamen als Marc Davis. Het tempo van die films heeft vaak iets minder goed de tand des tijds doorstaan. Net als sommige liedjes waar Disney bekend om staat, maar die voor mij te zoetsappig zijn.

Misschien dat ik daarom tegenwoordig met meer plezier met mijn kinderen meekijk naar films als Lilo & Stitch (2002) en Tarzan (1999). Het is prettig dat het personage Jane in die laatste film geen ‘Disney-prinses’ is en er gevatte Britse humor in de dialogen zit. Ook de integratie van 2D- en 3D-animatie vind ik in Tarzan knap. Bij 3D-animatie bouw je een model in de computer dat je vervolgens langs alle kanten kunt bekijken. Bij 2D-animatie moet je een cameradraaiing frame voor frame tekenen. De bomen in Tarzan zijn in 3D gemaakt, maar de personages in 2D. In de film zie je Tarzan ‘surfen’ over de takken terwijl de camera hem volgt en om hem heen draait. Al die tijd blijft zijn getekende lichaam vormvast terwijl hij al zijn spieren gebruikt. Dat is enorm goed gedaan, net als hoe de dieren in die film zijn geanimeerd. Als je kijkt door de ogen van Tarzan zijn het wezens met een eigen karakter, kijk je vanuit het perspectief van buitenstaanders die het eiland bezoeken, dan vallen hun dierlijke trekken op.

Zelf heb ik als 18-jarige nog willen solliciteren bij Disney, toen ze werkten aan De klokkenluider van de Notre Dame. Uiteindelijk heb ik niet doorgezet, het was allemaal veel te intimiderend. Toen ik tijdens onze Oscarcampagne de studio’s in Californië bezocht voelde ik me bevoorrecht: toen ik al die medewerkers in hun hokjes zag werken, besefte ik dat ik de passie voelde om verhalen te vertellen, maar niet als een klein radertje in zo’n grote machine.”