Het oorlogsverleden van ‘foute’ en verdachte Nederlanders wordt openbaar

Nationaal Archief Het Nationaal Archief gaat de opsporingsdossiers van Nederlanders verdacht van oorlogsmisdrijven, digitaal publiek maken vanaf 2025.

Ingang van Kamp Westerbork, een van de plekken waar na de oorlog van collaboratie verdachten werden vastgehouden.
Ingang van Kamp Westerbork, een van de plekken waar na de oorlog van collaboratie verdachten werden vastgehouden.

Foto Robert Vos/ANP

Het oorlogsverleden van zo’n 300.000 Nederlanders is vanaf 2025 digitaal op te zoeken. Het Nationaal Archief gaat de opsporingsdossiers van Nederlanders die na de oorlog verdacht werden van (economische) collaboratie of andere oorlogsmisdrijven, gedigitaliseerd publiek maken. Al die dossiers in het zogeheten Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) tezamen, beslaan zo’n vier kilometer papier.

Twintig procent van die 300.000 Nederlanders kwam uiteindelijk voor de rechter en werd veroordeeld. 1.900 collaborateurs kregen een celstraf van tien jaar of meer. De overige Nederlanders bleken onschuldig, waren onvindbaar of vielen onder de ‘lichte gevallen’ en werden zonder rechtszaak bestraft. De dossiers bevatten onder meer rechtbankverslagen, getuigenverslagen, dagboeken, gratieverzoeken, foto’s en vaak ook intieme correspondentie van familieleden.

Inzage is nu ook al mogelijk, als de persoon overleden is of heeft aangegeven, in te stemmen met die inzage. Daarbij geldt wel de beperking dat niets uit het dossier gekopieerd mag worden. Vanaf 2025 geldt die beperkte openbaarheid niet meer en is alles te vinden op een speciale website die het Nationaal Archief samen met het Huygens Instituut, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies ontwikkelt.

Het is nog zoeken naar evenwicht tussen het belang van geschiedschrijving, van de nabestaanden van de ‘daders’, maar ook van de nabestaanden van de slachtoffers

Edwin Klijn projectleider ‘Oorlog voor de Rechter’

Ook slachtoffers staan erin

Het wordt daarmee het grootste oorlogsarchief over daderschap dat openbaar doorzoekbaar is, zegt projectleider Edwin Klijn van Oorlog voor de Rechter. Ook al omdat andere oorlogsdossiers eraan gekoppeld kunnen worden „Waarbij het nog zoeken is naar evenwicht tussen het belang van geschiedschrijving, van de nabestaanden van de ‘daders’ in die dossiers, maar ook van de nabestaanden van de slachtoffers. Want ook die komen erin voor”, aldus Klijn. „Die dossiers kunnen confronterend zijn voor nabestaanden. Maar als de oorlog een moreel ijkpunt is, moet alles vindbaar zijn, ook de daderverhalen. Het vergt nog ethisch debat om een juist evenwicht te vinden in de omgang met dit soort beladen dossiers.”

Na de bevrijding kregen Nederlanders die vervolgd werden wegens landverraad of collaboratie met de Duitsers, te maken met bijzondere rechtspraak, waarvoor speciale gerechtshoven en tribunalen in het leven werden geroepen. Die kwamen er omdat de reguliere rechtelijke macht die extra werkdruk niet aankon, maar ook omdat een aantal rechters zelf tijdens de bezetting fout was. „Daardoor is het vertrouwen van de bevolking dermate ernstig geschaad dat deze eerst zelf diende te worden gezuiverd”, aldus toenmalig minister van Justitie, Hans Kolfschoten in de Tweede Kamer. Hij was na de bevrijding verantwoordelijk voor die bijzondere rechtspleging en de zuivering van rechtscolleges. Alleen al in Nijmegen, de eerste grote stad die in 1944 bevrijd werd, werden al in september honderden ‘foute Nederlanders’ opgepakt en geïnterneerd. In de maanden erna werden zo’n 150.000 Nederlanders vastgezet in geïmproviseerde interneringskampen.

„Er zijn nu nog nabestaanden die bang zijn opnieuw bezoedeld te raken als al die dossiers openbaar worden, dat vetes opnieuw oplaaien”, zegt voorzitter Jeroen Saris van de stichting Werkgroep Herkenning, waarin kinderen en kleinkinderen van ‘foute ouders’ elkaar vinden. „Maar openbaarheid is goed”, aldus Saris. „Dan speelt vervolgens wel de vraag wat er gebeurt met alle informatie die vrijkomt. Hoe wordt omgegaan met privacy, maar ook wat vervolgens aan onderzoek mogelijk is. Wie waren die 300.000 Nederlanders? Wat heeft ze bewogen? Maar ook: wat is na de oorlog met ze gebeurd? Hoe waren de omstandigheden in de interneringskampen waar die 150.000 Nederlanders in terechtkwamen?” In 2025 moet een derde van de dossiers digitaal staan. Een ethische commissie praat mee over hoe het verder gaat en welke onderzoeken relevant zijn. De stichting Herkenning is daarbij betrokken.