Toen de Franse minister van Buitenlandse Zaken Maurice Faure in 1956 de EEG – de voorloper van de EU – door het nationale parlement moest loodsen, had hij het niet over vrede. En hij had het zeker niet over een interne markt. Hij had het over macht. „Er zijn maar twee grootmachten: Amerika en Rusland. Er komt een derde bij aan het eind van deze eeuw, China. En het ligt aan u of er ook een vierde zal zijn: Europa.”
Anders dan Ewald Engelen in zijn recente opiniestuk (NRC, 18/4) beweert, is de EU niet stiekem een politiek project geworden, achter de rug om van de kiezer. De EU was altijd een politiek project, open en bloot. Het ging vanaf dag één om vrede en macht.
Vrede voor Robert Schuman, de Franse politicus die in 1950 de eerste aanzet deed naar oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. En macht dus voor Maurice Faure: de Europese eenwording als krachtvermeerderaar van de lidstaten. Politieker kun je het niet maken.
Je kunt het uiteraard oneens zijn met het Europese project, maar om het economisch of technocratisch te noemen is ahistorisch. Economische eenwording is het middel, niet het doel. Oftewel, in de woorden van de vredelievende Robert Schuman: dankzij handel maken wij „een oorlog niet alleen ondenkbaar doch ook materieel onmogelijk”. En dus koos elke lidstaat ervoor te beginnen met economische eenwording.
Uniforme regelgeving
Hetzelfde geldt voor het Europese hof. Dat spreekt Europees recht, omdat de lidstaten ervoor kozen het deze bevoegdheid per verdrag toe te vertrouwen. Logisch ook. Wie besluit economische eenwording te gebruiken als middel tot interne verzoening en externe machtsuitoefening, heeft uniforme regelgeving nodig. Tja, dan moet je ook leven met de beslissingen van deze Europese rechtsmacht, waar uiteraard niets sluiks aan is.
De suprematie van het Europees recht hebben wij als democratisch land dus gewild. En daar komt bij: de lidstaten hebben tot vijfmaal toe, bij het ondertekenen van elk nieuw Europees verdrag, de kans gehad om deze suprematie terug te draaien. Hoe oneens je het ook kunt zijn met dit of dat arrest, wij hebben vijf keer vrijwillig bijgetekend. Macht en vrede zijn dat blijkbaar waard.
Ook hebben wij zelf voor de ECB en haar mandaat gekozen, toen ons eigen parlement in 1992 het verdrag van Maastricht ratificeerde. Om dan achteraf als Nederlander te klagen is helemaal van de zotte: de ECB is meer gericht op inflatie en minder op werkloosheid omdat Duitsland en Nederland dat zo wilden.
Meer Europese democratie betekent minder democratie in de lidstaten
Ik kan nog veel langer doorgaan, maar om het kort te houden: de EU is wat ze is omdat wij, de bevolkingen van de lidstaten, dat democratisch zo besloten hebben. En wij hebben ook gekozen voor een technocratische Commissie en een (deels) vleugellam Europees Parlement. Niet om de kiezer te omzeilen, maar juist om de nationale democratie relevant te houden.
Wees eerlijk: wie wil een Europese democratie als dat betekent dat de Nederlandse kiezers, die een klein percentage uitmaken van het totale Europese electoraat, geregeld buitenspel worden gezet door de grotere bevolkingen in het zuiden of oosten? Een consequente Euro-federalist wellicht, maar ik gok dat dat een héle kleine minderheid is. De rest wil gewoon Schoof in Brussel als het ergens over gaat.
Dus zit er niets anders op dan doorploeteren met een systeem waarin de democratische legitimering van de EU ligt bij de gekozen regeringen van de lidstaten, die gezamenlijk de koers van de EU bepalen. Je kunt klagen wat je wilt, maar meer Europese democratie komt neer op een evenredige vermindering van democratie in de lidstaten, en dat wil niemand.
Lovenswaardige ambitie
Precies dat maakt de herhaaldelijke klaagzang over ‘te weinig Europese democratie’ zo verdacht. Nooit komt die uit de hoek van degenen die zich oprecht zorgen maken over de legitimiteit van Europese beslissingen – in populistische tijden een lovenswaardige ambitie. Nooit wordt uitgelegd wat meer democratie in Brussel daadwerkelijk zou betekenen voor onze eigen democratie in Nederland. Nooit is het veel meer dan goedkoop Stimmung machen tegen de EU.
Wees dan eerlijk en zeg het gewoon: je wilt uit de EU. Dat kan, voor een land dat echt niet kan leven met de Europese compromissen. Maar denk er wel twee keer over na. Nederland heeft geen noemenswaardig leger, amper grondstoffen, binnenkort misschien geen NAVO. De Nederlandse economie is afhankelijk van handel; het belangrijkste deel ervan ligt bovendien onder de zeespiegel.
De EU, met al haar mankementen, is het enige wat nog in staat tussen onze samenleving en de vijandige, imperialistische grootmachten in het oosten. Wie denkt dat de Nederlandse burger weinig te vertellen heeft in Brussel, heeft geen idee hoe koud het buiten is zonder EU-jas aan.
