N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rapport Nederland poogde stabiliteit te bevorderen in kwetsbare landen, maar slaagde daar amper in. Dat concludeert het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf.
De Nederlandse diplomatieke en militaire inspanningen bij internationale missies en het aanwenden van ontwikkelingssamenwerking hebben tussen 2015 en 2021 nauwelijks geleid tot een verbeterde veiligheidssituatie in landen als Afghanistan, Mali en Zuid-Soedan. Dat concludeert een onafhankelijke onderzoeksafdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken in een rapport dat maandag is verschenen.
Een van de speerpunten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is het bevorderen van stabiliteit, veiligheid en de rechtsorde in „fragiele landen” als Afghanistan, Mali en Zuid-Soedan. De uitgaven hiervoor bedroegen in de onderzochte periode in totaal 2,7 miljard euro, waarvan een groot deel aan de drie genoemde landen. Met dat geld hoopten Nederlandse beleidsmakers fundamentele oorzaken van conflicten, terrorisme, irreguliere migratie en armoede te bestrijden.
Sociale cohesie
Nederlands ontwikkelingsbeleid leunt volgens de onderzoekers op de aanname dat het versterken van legitiem en stabiel bestuur leidt tot minder kwetsbare en conflictueuze gemeenschappen. Het lukte Nederland weliswaar om de sociale cohesie en de relatie tussen overheid en burger op lokaal niveau te verbeteren, maar dit heeft niet geleid tot het zogeheten trickle-up effect – het idee dat lokale successen geweld en conflict op regionaal of landelijk niveau helpen tegen te gaan. In geen van de onderzochte situaties in Afghanistan, Mali en Zuid-Soedan hebben inspanningen tot wezenlijke verbeteringen op nationaal niveau geleid. Andersom hebben investeringen in overheids- en veiligheidssectoren niet geleid tot meer lokale stabiliteit.
Lees ook: Nederlandse militairen in Mali: gebrekkig Frans, te weinig spullen en verwarring over doel
De onderzoekers merken op dat in de onderzochte landen nauwelijks politieke bereidheid was om hervormingen, voorgesteld door de internationale gemeenschap, te omarmen. Ook werd het succes van allerhande inspanningen ondermijnd door geweldsescalaties.
De onderzoekers zagen „angst voor negatieve media-aandacht of kritische Kamervragen”
Mensenrechtenschendingen
Volgens de onderzoekers bestond in Den Haag „op het politieke niveau een sterke neiging om een positief verhaal neer te zetten en prioriteiten te stellen zodat die pasten binnen de Nederlandse politieke context”. Het open uitwisselen van informatie over de ontwikkelingsprogramma’s werd volgens de onderzoekers „belemmerd door angst voor negatieve media-aandacht of kritische Kamervragen”.
Het vermijden van contact met „regimes die verantwoordelijk zijn voor geweld of grove mensenrechtenschendingen”, wat Nederland in het geval van Afghanistan, Mali en Zuid-Soedan doet, helpt niet in het bereiken van vrede en stabiliteit. Langdurige ondersteuning van autoriteiten die zich hieraan schuldig maken, is nodig om de Nederlandse beleidsdoelen te halen, concluderen de onderzoekers.
Ook moet Nederland realistischer worden over wat bereikt kan worden in onstabiele gebieden. Langetermijndoelen moeten, wat de onderzoekers betreft, voortaan beter worden vertaald naar doelen die passen bij de situatie van hulpbehoevende landen.