Opinie | Voor het eerst gaat het in Oekraïne over de ‘wachtenden’

Op 12 april ging het Oekraïense parlementslid Inna Sovsoen viral met een tv-moment dat ze tot op de dag van vandaag zelf niet meer heeft teruggekeken. Te pijnlijk.

Ze stond in de studio van een talkshow van de publieke omroep, en de discussie kwam op de omstreden nieuwe mobilisatiewet. Die wordt 18 mei van kracht om het fnuikende tekort aan militair personeel tegen te gaan. De 39-jarige parlementariër had zich onthouden van stemming, niet uit verzet tegen de mobilisatie, maar omdat ze het niet eens was met het schrappen van de demobilisatie van de mensen die al twee jaar aan het vechten zijn. Het is niet eerlijk, vindt Sovsoen, die zelf een man aan het front heeft, dat deze last al jaren door dezelfde families wordt gedragen. De soldaten van het eerste uur zijn volkomen uitgeput, en ook hun gezinnen verdienen zicht op een einddatum.

„Mijn man vertrok naar het front op 24 februari 2022”, vertelde Sovsoen in haar studio-betoog, „en hij is er nog steeds en we vechten voor…” Maar voor ze haar zin kon afmaken, werd ze onderbroken door Hanna Maljar, voormalig vice-minister van Defensie. „Toen hij vertrok, wist hij dat in de Grondwet staat dat er geen demobilisatie mogelijk is vóór het einde van de staat van beleg?”

„In de Grondwet staat ook dat iedereen gelijke rechten en plichten heeft,” probeerde Sovsoen nog, maar Maljar bleef haar onderbreken, en daarbij minzaam lachen. Tot Sovsoen begon te huilen.

Geen tijd voor het wetboek

Het fragment kwam Maljar op een storm van kritiek te staan. Op X, via YouTube-reactievideo’s, en met name op Facebook. Daar postte bijvoorbeeld schrijver en soldaat Artem Tsjech: „Het lijkt alsof we bespot worden. ‘Haha, je wist waar je aan begon in die begindagen van een grootschalige invasie!’ (…) Net zoals mevrouw Inna Sovsoen haar tranen niet kan bedwingen, kan ik mijn woede niet bedwingen.”

Vooral Maljars suggestie dat de mensen die zich op dag één van de invasie vrijwillig meldden bij het leger eerst de Grondwet maar goed hadden moeten lezen, oogstte veel verontwaardiging. Hospik Kateryna Polisjtsjoek, een van de militairen die vast kwam te zitten in de Azovstalfabriek in Marioepol, en wier verloofde daar ergens in een anoniem graf ligt, zette vanaf het front een video op haar Instagram waarin ze woedend uithaalde naar de voormalig vice-minister.

„Het lijkt alsof we bespot worden”

Helaas hadden zij, haar verloofde, en de man van Inna Sovsoen geen tijd gehad om het wetboek erbij te pakken de dag dat ze naar het front vertrokken. Maar Maljar was van harte welkom om naar de loopgraven te komen en de Grondwet daar ter plekke aan iedereen voor te lezen. „Heb respect voor degenen die je civiele bestaan met hun leven verdedigen”, beet ze haar toe. En: „Let op je woorden als je tegen de soldatenvrouwen praat.”

Want haast meer nog dan de kille, legalistische houding, stuitte Maljars hautaine onbeleefdheid veel kijkers tegen de borst. Zo ontspon zich voor het eerst in Oekraïne een debat over de positie van de ‘wachtenden’: de achtergebleven partners, ouders en kinderen van militairen.

Vrijwilliger, geen gevangene

Maljar bood op sociale media haar excuses aan: ze had niet zo ‘emotioneel’ moeten reageren. Maar ze bleef bij haar standpunt: „Geen enkele staat demobiliseert zijn troepen tijdens een oorlog.”

Sovsoen geeft intussen niet op. Ze voegde zich eind april bij een bescheiden protest op het Maidan-plein in het centrum van Kyiv, waar zo’n honderd familieleden van militairen demonstreerden voor een einddatum aan de militaire dienst. Er waren borden met teksten als: ‘Mijn vader is vrijwilliger – geen gevangene’. Zelf droeg het parlementslid een wit T-shirt met een rood hart. Met als enige tekst: ‘Ik wacht’.