Europa wil meer drones en tanks, nieuwe schepen, een sterkere verdediging tegen cyberaanvallen. Maar wie financiert de daarvoor vereiste uitbreiding van de Europese defensie-industrie? Daarvoor kijken politici al snel naar pensioenfondsen, verzekeraars en banken. Zij hebben miljarden om te beleggen en uit te lenen. Die miljarden kunnen de defensiebedrijven goed gebruiken.
Maar zo makkelijk gaat dat niet, blijkt uit een rondgang langs financiële instellingen. Alle financiers beginnen over voorwaarden, waarborgen, drempels en rode lijnen. Zomaar een cheque uitschrijven voor bedrijven die wapens en ander defensie-materiaal maken – dat zit er niet in.
De vier drempels van de financiële sector:
Drempel 1: Financiers die niet zouden willen
Vragen over beleggingen en investeringen in de defensie-industrie zijn niet nieuw. Sinds de inval van Rusland in Oekraïne is versterking van de Europese defensie nadrukkelijk al een issue – dus ook al voor president Donald Trump de levering van Amerikaanse wapens aan Europa onzekerder maakte. Daarbij gaat het er vooral over dat de bijdrage van de financiële instellingen te laag zou zijn.
Zo riep in 2022 een Kamermeerderheid pensioenfondsen op meer te investeren in de defensie-industrie. In 2023 was Ron Bauer, toen hoogste militair van de NAVO, zeer kritisch. Banken zouden te weinig leningen verstrekken aan defensiebedrijven, en van de ethische bezwaren van een pensioenfonds tegen beleggen in defensie kreeg hij „kortsluiting”, vertelde hij Het Financieele Dagblad. Ook Kajsa Ollongren (D66), minister van Defensie in het vorige kabinet, was begin 2024 kritisch op investeerders. „Wil je onderdeel zijn van het probleem of van de oplossing?”, beet zij op nieuwszender BNR specifiek pensioenfondsen toe.
De grote pensioenfondsen, verzekeraars en banken die NRC sprak, zeggen zich niet te herkennen in het beeld dat zij beleggen en investeren in wapenproductie en andere defensie-industrie uit de weg gaan. Ook vredes-ngo PAX, die financiers vaak kritisch benadert over hun beleid jegens defensiebedrijven, ziet dat het gros van de financiële partijen altijd wel in de wapenindustrie heeft geïnvesteerd. Alleen principieel-ethisch uitgesproken partijen als de banken ASN en Triodos, en tot voor kort verzekeraar ASR, verkochten altijd echt nee, stelt PAX.
We financieren bedrijven in de defensie-industrie. Dat deden we, dat doen we en dat blijven we doen
„We financieren bedrijven in de defensie-industrie. Dat deden we, dat doen we en dat blijven we doen”, verklaart ABN Amro. Ook ING is bereid: „We kunnen al aan een aanzienlijk deel van de vraag van Europese defensie-industrie naar financiering voldoen.” Ambtenarenpensioenfonds ABP zegt „al lang” in wapenbedrijven te beleggen „en daar nooit mee te zijn gestopt”, aldus een zegsvrouw van het fonds waar ook Nederlandse militairen onder vallen.
De loketten waren dus altijd wel open, maar feit is wel dat er nu bereidheid is tot méér financiering voor defensie dan voorheen. Afgelopen najaar presenteerde het Verbond van Verzekeraars zelfs een paper met als doel beleggingen in defensie aan te jagen. En verzekeraar ASR, die tot december alle wapenbeleggingen uitsloot, heeft het beleid gewijzigd en sindsdien 50 tot 100 miljoen euro rechtstreeks geleend aan Nederlandse defensiebedrijven.
Lees ook
Defensie-industrie blijft groeien, maar kampt ook met problemen
Drempel 2: De vraag naar financiering is er (nog) niet
Goed, de bereidheid is kennelijk gegegroeid, gezien de geopolitieke spanningen. Maar waarom komt dat kapitaal dan nog slechts mondjesmaat vrij?
Het is hier essentieel onderscheid te maken in manieren waarop financiële instellingen geld in ‘defensie’ kunnen steken. De ‘makkelijkste’ manier is meer beleggen in openbaar genoteerde defensiebedrijven. Het meeste geld van pensioenfondsen en verzekeraars gaat al naar beursgenoteerde bedrijven; wat meer beleggen in defensiebedrijven is dan toch niet zo moeilijk?
Pensioenfonds ABP wijst er echter op dat meer beleggen in grote defensiebedrijven niet veel bijdraagt aan verhoging van de productiecapaciteit. „Die neemt niet zomaar toe als er meer belangstellenden zijn voor reeds uitgegeven aandelen door bedrijven actief in de defensie-industrie.”
Hoe neemt die capaciteit wel toe? Door uitbreiding van productielijnen. Daar kunnen financials bij helpen, door directere vormen van bedrijfsfinanciering, zoals verstrekking van (bank)leningen en het kopen van bedrijfsobligaties – of helpen bij de uitgifte daarvan.
Maar, zeggen de financiële instellingen, hiervoor kloppen defensiebedrijven nog niet vaak aan. En dat is gek, want in Nederland verwachten die bedrijven wel groei, blijkt uit onderzoek dat Berenschot vorig jaar deed in opdracht van het ministerie van Defensie. Het adviesbureau bracht de knelpunten in kaart voor verdere groei van de circa duizend bedrijven die de Nederlandse defensiesector vormen.
Uit dit onderzoek blijkt dat 70 procent van de onderzochte bedrijven omzetgroei verwacht, 36 procent zelfs 10 procent of meer. Maar ook blijkt dat driekwart van de bedrijven in 2023 geen nieuwe financiering voor defensieactiviteiten heeft aangetrokken. Deels komt dat doordat defensiebedrijven zelf intern financiering kunnen regelen – denk aan grote bedrijven als Airbus en Thales. Maar voor een ander deel zit dat in de omzetonzekerheid – veroorzaakt door de volgende drempel.
Drempel 3: Bedrijven missen langetermijncontracten
Hoe kan het dat er wel groei wordt verwacht, maar er weinig vraag is naar financiering van die groei? Berenschot schrijft dat toe aan de contractonzekerheid van defensiebedrijven – in een deze maand verschenen rapport heeft het adviesbureau het over gewenste „langetermijnzekerheid en grotere orders”. Ook de financiers die NRC sprak, brengen dit te berde. Een investering in een nieuwe fabriek of productielijn kan alleen uit als die extra capaciteit meerdere jaren gebruik wordt. Is die zekerheid er niet, dan durft een bedrijf – en dat geldt niet alleen in de defensiesector – de uitbreiding niet aan. En dan vraagt het ook geen nieuwe lening aan.
De defensiecultuur is natuurlijk alleen maar inkrimpen en bezuinigen geweest.
En al zou een defensiebedrijf de gok willen wagen, dan verstrekt de financier die lening nog niet. Zonder zekerheid over contracten is er te veel risico dat de rentelasten het bedrijf te veel worden, of dat de lening niet wordt terugbetaald.
Die langdurige contracten moeten komen van de partij die in Nederland het monopolie heeft op geweld: de Nederlandse staat. Bestuursvoorzitter Bianca Tetteroo van Achmea wees daar in maart op bij de presentatie van de jaarcijfers: „We hebben een meerjarige visie nodig van de overheid. Want bedrijven gaan niet investeren als ze geen goedgevulde orderportefeuille hebben, en daarvoor hebben we consistent overheidsbeleid nodig.”
Het ABP bevestigt dat: „Als het gaat om opschalen, draait het bij bedrijven uit de defensie-industrie vooral om een goedgevuld, langlopend en meerjarig orderboek en een consistent investeringsbeleid van overheden.”
In Den Haag (en Brussel) denken beleidsmakers hard na hoe defensiebedrijven die contractzekerheid te geven is – om zo kapitaalverschaffers in beweging te krijgen. De overheid beseft dat zij hier een grote rol in heeft, blijkt ook uit een in maartgepubliceerd stuk van de Taskforce Productiezekerheid van het ministerie van Defensie. Die noemt „langetermijnvraag en concrete commitments” een „primair knelpunt” voor opschaling.
De taskforce – een team reserveofficieren met ervaring in het bedrijfsleven – wijst er wel op dat dit een enorme omschakeling is voor ministerie en defensiebedrijven. De afgelopen dertig jaar is immers vooral bezuinigd.
Pensioenfonds PME, waar veel van de bedrijven uit de defensie-industrie bij aangesloten zijn, ziet dat ook. Uitvoerend bestuursvoorzitter Eric Uijen: „De cultuur is natuurlijk alleen maar inkrimpen en bezuinigen geweest.”
Dat proces van ‘omkeren’ duurt volgens hem nog wel even. „Er moet een nieuw plan komen, je kan niet zomaar heropbouwen en contracten uitdelen. Je hebt andere systemen nodig, andere capaciteiten, andere kennis en kunde. Omdat de dreiging nu anders is dan in de Koude Oorlog: meer cyberdreiging. Je hebt een nieuwe krijgsmacht niet in een paar jaar weer opgebouwd, dat duurt zeker tien jaar.”
En dus kan het ook nog jaren duren voordat bedrijven bij financiers aankloppen voor concrete uitbreiding.
Drempel 4: Wapens zijn risicovol – ook voor de financier
En dan is er nog die ‘kortsluiting’ van oud-generaal Bauer over ethische bezwaren. Die vormen voor financiers wel een belangrijke punt: zij moeten – van toezichthouders, en om hun reputatie te beschermen – verantwoord beleggen en verantwoord leningen verstrekken.
Daarom stellen ze te financieren bedrijven ook niet-financiële voorwaarden. Want, zoals het Verbond van Verzekeraars in zijn paper schreef: „De defensie-industrie [brengt] een verhoogd risico op mensenrechtenschendingen met zich mee.” ING omschrijft investeren in defensie als het vinden van een „evenwicht tussen behoefte aan defensiematerieel en de wens om burgers geen schade te berokkenen”.
Financiers hanteren daarom een ‘uitsluitingenbeleid’, allemaal min of meer langs dezelfde lijn: geen anti-persoonsmijnen, geen clusterwapens, geen chemische en biologische wapens en, in sommige gevallen, geen kernwapens. Bedrijven die betrokken zijn bij ontwikkeling, productie of onderhoud van dit soort controversiële wapens zijn uitgesloten van financiering en als belegging.
Daar komt bij dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen gehouden zijn aan sanctielijsten, en sowieso willen voorkomen dat wapens waarvan zij de productie mede mogelijk hebben gemaakt, worden gebruikt bij schending van mensenrechten. Tetteroo van Achmea: „Waar komen de wapens terecht? Het is van belang daar waarborgen voor te hebben.”
Die ethische voorbehouden hebben gevolgen voor de toegang van de defensie-industrie tot financiering. In het Berenschot-onderzoek zei 17 procent van de Nederlandse defensiebedrijven bij financiers uitsluiting te hebben ondervonden.
Veel grote defensiebedrijven staan op uitsluitingslijsten van financiers omdat ze óók controversiële wapens maken. Zo prijken op de lijst waarin ABP niet belegt concerns als Airbus, BAE Systems, Dassault en Thales, omdat ze betrokken zijn bij de productie van nucleaire wapens. PME sluit zelfs het Amerikaanse Walmart uit, omdat de supermarktketen wapens aan burgers verkoopt. Alleen overheden mogen wapens kopen, vindt het pensioenfonds.
Het is voor financiers soms moeilijk om te bepalen of defensiebedrijven aan ‘de goede kant’ staan. Wapenhandel en defensie-industrie zijn niet erg transparant, vinden ze. Er zijn weinig openbare bronnen om uit te vinden waar wapens precies naartoe gaan. Verzekeraar ASR steekt vanwege die troebelheid voorlopig alleen geld in Nederlandse bedrijven.
Daan Spaargaren, strateeg verantwoord beleggen van PME: „Dat is het ingewikkelde met oorlog: het wordt al snel mistig. Vaak hoor je als financier alleen de eerste afnemer. Maar wat als die wapens worden gekocht – of veroverd – door partijen waarmee je als pensioenfonds niks te maken wilt hebben?”
Vredesorganisatie PAX, door het Verbond van Verzekeraars om input gevraagd bij het plan meer te beleggen in de wapensector, vindt de oproep aan financiële bedrijven en organisaties om meer geld in defensie te steken verkeerd geadresseerd. Beter was geweest de wapenfabrikanten aan te spreken, zegt Cor Oudes, projectmanager humanitaire ontwapening van PAX. „Daar zit eigenlijk het probleem. Die financiële sector heeft de wapensector heel lang gewoon een spiegel voorgehouden: ‘wij hebben mensenrechtenbeleid, daar willen we ons aan houden’. En die wapenindustrie kijkt in die spiegel, en die ziet dan alleen dat ze geen financiering krijgen.”
PAX hoopt dat de grotere interesse van financials in defensie fabrikanten dwingt tot meer transparantie en beter mensenrechtenbeleid. „Meer financiering nodig? Dan kun je klagen over rode lijnen. Of je kunt je best doen die niet te overschrijden.”
