N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
09:17
Olympische Spelen Het aantal mannen en vrouwen op de Spelen in Parijs is gelijk. Het duurde 128 jaar om die mijlpaal te bereiken. „Onesthetisch en oninteressant” noemde Pierre de Coubertin, grondlegger van de eerste moderne Spelen, de deelname van vrouwen.
Ergens in de bibliotheek van het Internationaal Olympisch Comité moet een vergeelde uitgave van het tijdschrift Revue Olympique liggen, uit 1912. Daarin zet Pierre de Coubertin, grondlegger van de eerste moderne Olympische Spelen, zijn visie uiteen. Meerdere zaken passeren de revue, maar één ervan is de deelname van vrouwen aan het grootste sportevenement op aarde.
Vooropgesteld: het paternalisme vierde in die tijd hoogtij. In de meeste landen mochten vrouwen niet werken, stemmen, studeren, laat staan zoiets masculiens als topsport bedrijven. En tóch moest ik ruim een eeuw later slikken bij het lezen van zijn woorden. Waarom zou je vrouwen toelaten tot de Spelen, vraagt De Coubertin zich af. De organisatie is al overbelast. Er is al een tekort aan huisvesting. De kosten zijn al zo hoog. Maar, en dan komt het: de deelname van vrouwen is „onpraktisch, oninteressant, onesthetisch en ongepast”.
Niettemin namen aan de tweede editie van de Spelen, in 1900 in Parijs, 22 vrouwen deel, verdeeld over vijf sporten. Met dat aantal kon De Coubertin, IOC-voorzitter van 1900 tot 1924, kennelijk leven. De Fransman hield zich niet zozeer met aantallen bezig, is mijn indruk, maar met de sporten die vrouwen wilden beoefenen. In 1928 zei hij in een speech aan de universiteit in Lausanne: „Als sommige vrouwen willen voetballen of boksen, laat ze dan maar, op voorwaarde dat het evenement zonder toeschouwers plaatsvindt, want de toeschouwers die op zulke wedstrijden afkomen, zijn daar niet om sport te kijken.”
In latere publicaties doet het IOC er alles aan de woorden van De Coubertin te downplayen. Nee, hij is geen vrouwenhater – iets waar hij vaker van beticht wordt. Je moet zijn woorden in een historische context plaatsen. Onder zijn voorzitterschap nam het aantal vrouwelijke deelnemers toe. Hij droeg vrouwelijke kunstenaars, schrijvers en musici een warm hart toe. Sterker: hij werd op handen gedragen door Juliette Adam, een van de bekendste Franse feministes uit die tijd. Mon cher collaborateur noemde ze hem!
Er valt vast een boek te vullen met uitspraken als die van De Coubertin. Luister bijvoorbeeld het radiointerview terug, uit 2005, met Gian Franco Kasper, toenmalig voorzitter van de internationale skifederatie. Meerdere skispringsters voerden actie voor deelname aan de Spelen. Hoe stond hij daar tegenover? Weinig vrouwen zijn bedreven in de sport, antwoordde hij. Hun deelname was vanuit medisch oogpunt „niet gepast”. „Het is alsof je duizend keer per jaar vanaf twee meter boven de grond naar beneden springt”, zei hij.
Vijf jaar later deed Kasper er nog een schepje bovenop. Tegenover sportzender ESPN verklaarde hij – nog steeds in functie – dat vrouwen beter niet konden skispringen, want tijdens de landing kon hun baarmoeder barsten.
Het vrouwelijk voortplantingsorgaan is wel vaker opgevoerd als argument tegen de sportdeelname van vrouwen. In haar autobiografie Marathon woman citeert Katherine Switzer, de eerste officiële vrouwelijke deelnemer aan de marathon van Boston, in 1967, haar basketbalcoach van de middelbare school. Die legt aan Switzer uit waarom vrouwen nooit zo goed zullen worden in basketbal als mannen. „Door de vele sprongballen kon de baarmoeder verzakken.”
Hoe meer ik me de afgelopen maanden verdiepte in de geschiedenis van de Olympische Spelen, hoe meer ik ervan doordrongen raakte hoe bijzonder het is dat er dit jaar in Parijs evenveel mannen als vrouwen meedoen aan het evenement. Want ga maar na: bij de Spelen in 1964 was het aandeel vrouwen nog 13 procent. In 1984 in Los Angeles 23 procent. In 2012 in Londen 44 procent. De weg naar numerieke gendergelijkheid was lang en bochtig.
Tot 1980 werden hockeysters geweerd op de Spelen. Pas in 1984 werd voor het eerst een olympische marathon voor vrouwen georganiseerd (men ging ervan uit dat zo’n afstand teveel van een vrouwenlichaam vergt). In 1996 werden de eerste olympische medailles aan voetbalsters uitgereikt. En vrouwen moesten tot 2012 wachten om te kunnen boksen op de Spelen. Pas sinds 2007 staat in het olympisch handvest dat de deelname van vrouwen verplicht is in elke sport die op de Spelen beoefend wordt.
Er valt een boek te vullen met seksistische uitspraken over de deelname van vrouwen aan de Spelen
Weinig mensen zullen er (openlijk) moeite mee hebben dat naast Harrie Lavreysen, Mathieu van der Poel en Tristan Tulen ook Demi Vollering, Femke Bol en Marit Bouwmeester deze zomer in actie komen op de Spelen in Parijs. Het toenemende succes van de Nederlandse vrouwen zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Van de 35 olympische medailles op de laatste Zomerspelen in Tokio werden 21 gewonnen door een vrouw (die ene medaille op een gemengd onderdeel niet meegeteld).
„Sommige kinderlijke vanzelfsprekendheden verdwijnen. Maar deze verdwijnt niet”, schreef NRC-columnist Marijn de Vries over de reactie van haar dochter toen ze vertelde over de intensieve strijd van sportvrouwen voor gelijke behandeling. Toen ze over Vera Pauw en Lieke Martens sprak, de een baanbreker voor vrouwenvoetbal, de ander het eerste echt grote idool voor meisjes, keek haar dochter haar niet-begrijpend aan. „Hoezo is Lieke Martens bijzonder? Iedereen heeft haar shirtje. Niks anders dan Frenkie de Jong of Virgil van Dijk toch?”
Collega Geertje Tuenter en ik interviewden de afgelopen maanden vijf vrouwen die deel uitmaken van die lange weg naar gendergelijkheid op de Spelen: oud-roeister Anita DeFrantz, een van de invloedrijkste vrouwelijke bestuurders uit de geschiedenis van het IOC; Joan Benoit, winnares van de eerste olympische marathon voor vrouwen in 1984 in Los Angeles; Ingrid Berghmans, die goud won op de Spelenvan 1988 in Seoel, waar vrouwenjudo nog een demonstratiesport was; oud-hardloopster Maria Gommers, die op de Spelen van 1968 in Mexico brons won op de 800 meter, in die tijd de verste atletiekafstand voor vrouwen; Mary Kom, ongekend populair in India sinds ze op het eerste olympische bokskampioenschap voor vrouwen, in 2012 in Londen, brons won.
Hun verhalen zijn te lezen in een olympische serie van De Gelijkmaker. Met de voormalig topsporters blikken we terug op dat ene memorabele moment. Hoe heeft het hun leven veranderd? Heeft het de emancipatie van (sport)vrouwen goed gedaan? En in het geval van DeFrantz, verkozen tot eerste vrouwelijke vice-voorzitter van het IOC in 1997: wat heeft zij als bestuurder gedaan om gendergelijkheid te bevorderen?
Toen DeFrantz als captain van de Acht meedeed aan de Spelen van 1976 in Montreal verbaasde ze zich erover dat mannelijke en vrouwelijke deelnemers gescheiden sliepen. Er waren drie onderkomens voor mannen en één voor vrouwen. „Toen ik als vice-voorzitter van het organisatiecomité voor de Spelen van 1984 in Los Angeles de verantwoordelijkheid kreeg voor het ontwerp van het olympische dorp, heb ik meteen korte metten met de situatie gemaakt”, vertelt ze. Olympische comités mogen sindsdien zelf beslissen wie waar slaapt.
Oud-hardloopster Gommers herinnert zich die periode van gescheiden slaapvertrekken nog goed. In Mexico werd de flat waarin de Nederlandse vrouwen sliepen bewaakt door drie mensen. „Mannen kwamen niet binnen”, vertelt ze. Al was er één mannelijke sporter, wie weet ze niet meer, die via een balkon naar boven was geklauterd. Gommers was jarig geweest, hij kwam haar feliciteren.
Joan Benoit zegt het niet erg te vinden dat alle aandacht na haar gouden marathonrace uitging naar Gabriela Andersen-Schiess, die bevangen werd door hitte en half strompelend over de finish kwam. „Ik besefte dat haar prestatie misschien wel belangrijker was dan de mijne. Mijn tijd van 2.24.52 was indrukwekkend, maar wat als Gabriela de hulp van officials had ingeschakeld of was gevallen en de race niet had kunnen uitlopen? Ik denk dat we nu nog steeds geen olympische marathon voor vrouwen hadden gehad.”
Kijk de beelden van Joan, aangemoedigd door een lange rij landgenoten, vooral terug. Misschien had het zelfs De Coubertin aan het denken gezet.