Het is bemoedigend dat in Duitsland zóveel mensen de straat op zijn gegaan om te laten zien dat de opkomst van extreem-rechts hen niet koud laat. Honderdduizenden demonstreerden afgelopen week en dit weekeinde tegen radicaal-rechtse tendensen in de politiek, en vóór de democratische waarden en instituties die het fundament van de bondsrepubliek vormen.
Het massale protest strekte zich uit van Hamburg tot Berlijn en München, van Keulen tot Dresden, Leipzig en Chemnitz. Want ja, ook in steden die ooit tot de DDR behoorden wilden grote groepen mensen laten zien dat de pretentie van de radicaal-rechtse AfD dat zij ‘het volk’ vertegenwoordigt niet klopt. Ook in de deelstaten waar die partij nu in de peilingen aan kop gaat, met in Saksen en Thüringen zelfs een zorgwekkende 36 procent, vertegenwoordigt de AfD niet de meerderheid.
In juni zijn er verkiezingen voor het Europees parlement, en in september voor de deelstaatparlementen van Saksen, Thüringen en Brandenburg. Sterk aan de demonstraties is dat zij vóór die verkiezingen zijn gehouden, en niet pas als treurmarsen erna.
Zo hebben de demonstranten een tijdige waarschuwing dat er veel op het spel staat afgegeven, niet alleen aan potentiële AfD-kiezers, maar ook aan politici die straks in de verleiding kunnen komen te gaan samenwerken met deze partij. Een partij waarvan de veiligheidsdiensten in elk geval onderdelen tot extreem-rechts hebben verklaard, en waarvan de aanvoerder in Thüringen volgens de rechter een fascist mag worden genoemd.
Bij zo’n partij is de democratie niet in goede handen, was de boodschap van de betogers. Het is belangrijk dat die boodschap ook buiten Duitsland wordt gehoord. Want in andere Europese landen, van Italië tot Frankrijk en Nederland, heeft radicaal rechts ook de wind in de zeilen. Maar daar lijkt, anders dan in Duitsland, nauwelijks het besef doorgedrongen dat partijen die geen respect voor democratische waarden tonen, snel een serieuze bedreiging voor het hele democratische staatsbestel kunnen vormen wanneer zij aan de macht komen.
In Nederland is de hoofdrolspeler in de formatie van een nieuw kabinet een politicus die zijn minachting voor de volksvertegenwoordiging en de rechterlijke macht met verve heeft uitgedragen. Wat democratische waarden voor Geert Wilders betekenen valt ook af te lezen aan de organisatie van zijn partij, waarvan hij het enige lid is. Een partij die niet democratisch georganiseerd is, die geen partijcongressen houdt waar de koers wordt bepaald en wordt gestemd wie de leider is: bij de AfD zou dat ondenkbaar zijn.
Het signaal van de Duitse betogers, die hun geschiedenis kennen, is dat het gevaarlijk is te denken dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Dat is ook een boodschap aan de buurlanden. De recente onthulling dat AfD-politici aanwezig waren bij een bijeenkomst in Potsdam, waar een plan van de extreem-rechtse Identitaire Beweging werd besproken voor de deportatie („remigratie”) van mensen met een migratie-achtergrond (ook met Duitse nationaliteit) die onvoldoende geïntegreerd zouden zijn, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de hoge opkomst bij de betogingen.
De demonstranten hebben getoond dat zij doordrongen zijn van het gevaar van extreem-rechts voor de democratie. Dat is mooi, maar niet genoeg. Het vervolg moet komen van de politiek: van politici in het parlement, en van de burgers bij verkiezingen.
Het Nederlands elftal heeft zich verzekerd van een plek bij de laatste acht landen van de Nations League. De ploeg van bondscoach Ronald Koeman rekende in de Johan Cruijff ArenA af met directe concurrent Hongarije (4-0) en kan daardoor de tweede plaats achter het al geplaatste Duitsland niet meer ontgaan. De kwartfinales van de Nations League zijn in maart.
Met de zege revancheerde Oranje zich ten dele van de vorige interlandperiode, met een gelijkspel bij Hongarije (1-1) en een kansloze nederlaag (ook al werd het maar 1-0) bij Duitsland. Ook na het thuisduel met Hongarije valt er nog genoeg te verbeteren. Nederland gaf, met name in het eerste deel van de wedstrijd, veel ruimte en kansen weg.
Koeman begroette Frenkie de Jong na een afwezigheid van ruim een jaar terug in zijn basiselftal. Samen met Ryan Gravenberch en Tijjani Reijnders vormde de speler van FC Barcelona het middenveld. De bondscoach voerde daarnaast twee opmerkelijke wijzigingen door. Niet Brian Brobbey of Joshua Zirkzee startte in de spits, maar Wout Weghorst. Jan Paul van Hecke kreeg om zijn opbouwende kwaliteiten naast aanvoerder Virgil van Dijk de voorkeur boven Stefan de Vrij in het centrum van de verdediging.
Uitgerekend Van Hecke stond in de derde minuut met balverlies bijna aan de basis van een vroege achterstand. András Schäfer kopte maar net over. Een aantal minuten later onderbrak de scheidsrechter het duel, omdat de Hongaarse assistent-trainer Ádám Szalai onwel werd. Na verlening van eerste hulp bleek hij even later „stabiel en bij bewustzijn” en ging Szalai voor verder onderzoek naar het ziekenhuis.
Twee strafschoppen
Oranje opende direct na de hervatting de score uit een strafschop van Weghorst, na hands van Tamás Nikitscher (1-0). Kort voor rust kreeg Nederland opnieuw een penalty, nu voor een lichte overtreding op Donyell Malen. Cody Gakpo nam de strafschop dit keer en schoot hard raak: 2-0.
Na rust kwam Hongarije er nog een paar keer uit, maar verder was het vooral de ploeg van Koeman die op jacht ging naar meer doelpunten. Denzel Dumfries schoot met een diagonaal schot in de 64e minuut fraai raak (3-0). Koeman wisselde De Jong halverwege de tweede helft voor Teun Koopmeiners, die daarmee ook na lange afwezigheid zijn rentree maakte bij Oranje. Koopmeiners scoorde al snel (4-0). Ook PSV’er Noa Lang keerde als invaller weer terug als international.
In de Verenigde Staten is de nieuwe variant van mpox opgedoken. Dat meldt de Amerikaanse gezondheidsdienst CDC zaterdag. Het gaat om de zogenoemde clade 1b-variant van mpox, die al maanden rondgaat in Congo, Burundi, Kenia, Rwanda en Oeganda. De VS zijn het zesde land buiten Afrika waar de nieuwe variant van mpox, eerder bekend als apenpokkenvirus, is vastgesteld.
Het gaat om een persoon in Californië die onlangs vanuit Oost-Afrika naar de VS was gereisd en milde klachten had. Hij of zij werd direct na terugkeer in de VS behandeld en zit sindsdien thuis in quarantaine. Volgens de gezondheidsdienst blijft het risico van het virus „voor het publiek laag”.
Van mpox bestaan twee varianten. Groep 1 komt oorspronkelijk uit Congo, groep 2 uit West-Afrika. Van deze laatste variant worden mensen over het algemeen minder ziek.
Deze zomer riep de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de internationale noodtoestand uit vanwege het nieuwe mpox-type, dat met name de bevolking van Congo hard treft. Zeker duizend inwoners zijn inmiddels al aan het virus gestorven. Er zijn daar tot nu toe dertigduizend besmettingen geregistreerd. De WHO vroeg andere landen vaccins te doneren. Voor de campagne zijn naar verwachting zo’n tien miljoen vaccins nodig.
Vaccinatie
Begin oktober kwam de vaccinatiecampagne in Congo op gang. Volgens sommige gezondheidsfunctionarissen stabiliseert het aantal mpox-gevallen in het Afrikaanse land, een mogelijk teken dat de epidemie aan het afnemen is.
Volgens de WHO werden in Congo de afgelopen weken wekelijks ongeveer 200 tot 300 besmettingen gemeld. In juli waren dat er nog bijna 400 per week. Maar volgens de WHO wordt slechts 40 tot 50 procent van de vermoedelijke infecties officieel vastgesteld en blijft het virus zich verspreiden in delen van het land.
De Afrikaanse gezondheidsdienst schat dat Congo minstens 3 miljoen mpox-vaccins nodig heeft om het virus te stoppen, en dat er nog eens 7 miljoen nodig zijn voor de rest van Afrika. Tot nu toe hebben de WHO en andere landen 900.000 vaccins toegewezen aan negen Afrikaanse landen die getroffen zijn door het virus. Ze verwachten dat er tegen het einde van dit jaar 6 miljoen vaccins beschikbaar zullen zijn.
Debat
In de Tweede Kamer ontstond eerder dit jaar debat over het al dan niet leveren van mpox-vaccins. Minister Fleur Agema (Zorg, PVV) wilde dat Nederland zelf een „veilige voorraad” van 100.000 vaccins had voor als Nederland met een mpox-uitbraak te maken krijgt.
De Kamer wilde, net als het RIVM en de eigen ambtenaren van het ministerie van VWS, dat Agema 13.200 van de 100.000 vaccins aan Afrika zou geven. Acht Kamerfracties – inclusief coalitiepartij NSC – dienden een motie in om 13.200 vaccins per direct in te zetten in de getroffen gebieden in Afrika”. De motie werd door een meerderheid van de Kamer aangenomen.
Lees ook
De moeizame bestrijding van de mpox-uitbraak in Afrika roept bij hulpverleners herinneringen op aan de coronapandemie
Maar liefst vijftien keer herhaalde premier Dick Schoof op vrijdagavond laat de zorgvuldig gekozen formulering dat er „in de fracties en in het kabinet geen sprake was of is van racisme”. Zojuist was staatssecretaris van Toeslagen, Nora Achahbar (NSC), vertrokken uit het kabinet. Zij had aanstoot genomen aan de manier waarop binnen het kabinet gepraat wordt over mensen met een migratieachtergrond. Er was, vertellen bronnen, in racistische termen over Marokkaanse of islamitische Nederlanders gepraat.
Voor Nora Achahbar, het enige kabinetslid van Marokkaanse komaf, waren de gebruikte termen reden om op te stappen. Met haar viel het kabinet bijna ook. NSC’ers verklaarden zich solidair met haar. Andere kabinetsleden eisten juist dat het verwijt van racisme „van tafel” moest. Uiteindelijk slikte NSC haar bezwaren in en suste Schoof de gemoederen bij de andere fracties door iedereen vrij te pleiten van racisme.
In de brief die Achahbar kort na haar aftreden op haar – inmiddels verwijderde – Instagram-pagina plaatste, ging het niet over racisme. Die brief ging over „de polariserende omgangsvormen van de afgelopen weken”. Schoof maakte dit verwijt meteen klein: hij zei dat Achahbar het had over polarisatie in de samenleving en in de Tweede Kamer. Dus niet in het kabinet. Maar bronnen rondom Achahbar bevestigen dat ze dat wel degelijk bedoelde.
‘Vijandgedreven politiek’
En daarmee raakt Achahbar de kern van de zaak. Het kabinet-Schoof wijkt af van voorgaande kabinetten, door, zoals bijzonder hoogleraar polarisatie en veerkracht Hans Boutellier (Vrije Universiteit) het noemt, aan „vijandgedreven politiek” te doen. Dat betekent, zegt hij, „dat een bepaalde groep als vijand wordt beschouwd, en onderdeel wordt gemaakt van het politieke debat. Donald Trump bedrijft deze politiek, en de PVV van nature ook, met de islam of met Marokkaanse Nederlanders als doelwit. En zodra je een groep als vijand hebt aangewezen, is de volgende vraag: hoe gaan we die vijand bestrijden? De ‘minder minder’-uitspraak van Wilders was een klassiek voorbeeld hiervan.”
Polarisatie, volgens Boutellier „gemobiliseerde vijandschap”, bestaat al geruime tijd in de samenleving. Groepen burgers beschouwen andere groepen als hun vijand. Maar nu de radicaal-rechtse PVV de grootste regeringspartij is geworden, is er volgens Boutellier een nieuwe situatie ontstaan. „De polarisatie komt niet alleen van groepen onderling, maar het openbaar bestuur doet er zelf aan mee. Ofwel: de polarisatie is niet langer horizontaal, maar verticaal: het openbaar bestuur keert zich tégen groepen burgers.”
De eerste tekenen van deze ‘verticale polarisatie’ zag Hans Boutellier in de coronacrisis. Groepen burgers richtten zich niet op elkaar, maar dachten dat de overheid tegen de bevolking aan het samenspannen was. „Er ontstond een beweging van, zoals de AIVD dat noemt, anti-institutioneel extremisme. Dit lijkt wel op de omgekeerde beweging: politiek en bestuur keren zich tegen burgers, gooien olie op het vuur. Dat is problematisch voor een samenleving die toch al onder grote spanning staat.”
Hier waren de afgelopen dagen veel voorbeelden van te zien. Staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie, VVD) zei dat islamitische jongeren „voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven”. Schoof zei vorige week maandag dat „een specifieke groep jongeren met een migratieachtergrond” zich schuldig had gemaakt aan het geweld in Amsterdam, zonder dat die feiten al bekend waren, en verbond daar de conclusie aan dat Nederland „een integratieprobleem” heeft. VVD-leider Dilan Yesilgöz noemde in een ‘longread’ over de rellen „de mislukte integratie” een „bron van alles wat gaande is”. Dit gebeurde allemaal voordat kringen in en rondom het kabinet vertelden dat er dáár, achter de dichte deuren van het Catshuis, nog veel heviger woorden vallen. Woorden als „kutmarokkanen”, en „antisemitisme zit diep in het dna van moslims”. Schoof wilde die uitspraken niet bevestigen of ontkennen.
Volgens Hans Boutellier is het niet nieuw dat groepen in de samenleving meer tegenover elkaar staan, bijvoorbeeld door de oorlog in Gaza. „Wat wél nieuw is, is dat het openbaar bestuur er een flinke schep bovenop doet. En dat heeft weer effect op de samenleving. Zodra vijandgedreven politiek legitimiteit krijgt, is het ook minder problematisch de ander als vijand te benoemen. De overheid staat voor het algemeen belang en moet er voor iedereen zijn, en zou daarom die vijandigheid onder controle moeten houden en dempen.”
Veiligheid en sociale cohesie
Politici kunnen ver gaan in hun uitspraken, voor bestuurders ligt dat anders, zegt hoogleraar politiek pluralisme Sarah de Lange (Universiteit van Amsterdam). „Bestuurders hebben in de eerste plaats de taak de veiligheid en sociale cohesie te bewaren. Dat gaat alleen door te de-escaleren, niet door verder de tegenstellingen aan te wakkeren.”
Als bestuurders voor het laatste kiezen, zegt De Lange, „heeft dat direct een negatieve invloed op burgers”. „Politici onderschatten hun invloed. Ze zeggen vaak dat ze uitdrukken wat burgers voelen, maar het werkt vaak andersom: zij hebben een leidende, agenderende rol in het vormen van de publieke opinie.”
Het is volgens Sarah de Lange „niet heel verrassend dat het kabinet-Schoof actief polariseert”. „Dat hoort bij radicaal-rechts. Ik vind het wel verrassend dat het zo wijdverbreid is geraakt in bestuurlijk Nederland, zowel nationaal als lokaal. Na de rellen werden ook in Amsterdam stevige uitspraken gedaan voordat alle feiten bekend zijn. Pas daarna, in de gemeenteraadsvergadering van dinsdag, is een veel verzoenender toon aangeslagen.”
Ook de vorige premier, Mark Rutte, hanteerde soms buitengewoon polariserende termen. Hij zei ‘pleur op’ over Turkse Nederlanders die Nederlandse normen en waarden niet zouden onderschrijven. Maar dat gebeurde incidenteler, terwijl het volgens de wetenschappers nu voortdurend gebeurt. Zij zien daarom een groot contrast tussen de retoriek en het beleid van het kabinet-Schoof en voorgaande kabinetten. Ook de manier waarop bestuurders omgingen met heftige polariserende gebeurtenissen was anders. Denk aan de sussende, dempende manier waarop bestuurders reageerden op de moord op Theo van Gogh, in 2004, of de vluchtelingencrisis van 2015.
Rellen in Geldermalsen
Een goed voorbeeld daarvan is de toenmalige gemeente Geldermalsen (circa 25.000 inwoners). Eind 2015, midden in de vluchtelingencrisis, werd deze gemeente in de Betuwe landelijk nieuws. De gemeente wilde een asielzoekerscentrum voor 1.500 mensen openen. Bij het gemeentehuis braken vlak voor de beslissende raadsvergadering hevige rellen uit. Hekken, die bedoeld waren om de honderden woedende tegenstanders van het azc tegen te houden, vlogen door de lucht. Agenten werden bekogeld met zwaar vuurwerk of fysiek belaagd, lawinepijlen en flessen vlogen door de lucht. De politie loste waarschuwingsschoten. Opeens voelde Geldermalsen wat ‘polarisatie’ in de praktijk kan betekenen.
De hevige uitbarsting van rellen was voor de gemeenschap „een traumatische gebeurtenis”, vertelt de toenmalige burgemeester Miranda de Vries (PvdA), tegenwoordig zorgbestuurder. Het stelde haar bovendien voor een politiek dilemma: ze moest krachtig optreden, maar wilde voorkomen dat burgers nog dieper verdeeld raakten. Na de rellen, toen de landelijke pers de Betuwe verlaten had en Geert Wilders (PVV) er niet meer over twitterde, begonnen politiek en bestuur in Geldermalsen een proces van ‘heling’, zoals ze dat noemt. „We moesten als gemeentebestuur beter luisteren naar burgers, en ze een kans geven hun emoties te uiten. Dat zou niet makkelijk worden, wisten we, want er was veel woede over ons, de lokale politiek.”
De gemeente plaatste een oproep in de lokale krant: burgers mochten in groepjes van zo’n zes mensen praten. Over de rellen, over politiek, over hun emoties – dit onder leiding van een neutrale gespreksleider. Ook die werden via een oproep geworven in de lokale gemeenschap. Eén raadslid, wethouder of de burgemeester zelf moest erbij zitten, zonder iets te zeggen. Miranda de Vries: „Dat was soms best moeilijk, je hoort echt niet alleen maar leuke dingen over jezelf. Maar de gesprekken werkten heel goed. De spanningen verminderden.”
Lees ook
Dick Schoof kan weer verder met zijn kabinet: met een gedeukt imago, dat wel
De gemeente koos ervoor burgers te blijven betrekken bij andere polariserende onderwerpen, zoals het plaatsen van windmolens. Overigens heeft de gemeenteraad in 2016 tegen plaatsing van het azc gestemd.
Sarah de Lange zegt dat bestuurders zich te vaak op extreme vleugels in de samenleving richten, en daarmee de grote middengroepen over het hoofd zien. „Terwijl je in iedere stroming gematigde krachten hebt, ook als het gaat om een kwestie als Gaza. Die groepen moet je aanspreken als bestuurder. Anders voelen deze mensen zich niet gehoord, en keren zij zich af van politiek. Dat gebeurt nu te weinig.”