Stralende platen van alle duiven (en vijf gefabuleerde)

De duiven „fonkelen van het papier en zorgen ervoor dat zelfs de grootste duivenhater een zwak voor al die verschillende soorten krijgt”, staat te lezen in de prachtuitgave De duiven van Temminck en Knip. Liefst 87 duivenillustraties plus toelichtende teksten staan in deze heruitgave van het negentiende-eeuwse standaardwerk Histoire naturelle générale des pigeons waarin wereldwijd alle bekende duivensoorten worden beschreven.

Dat er duivenhaters zijn, wekt verbazing. Duiven zijn intelligente dieren, zoals kenner Hay Wijnhoven in de inleiding stelt. Hun oriëntatiekunst en vliegvermogen zijn indrukwekkend. Toegegeven, in stedelijke omgeving kunnen ze overlast veroorzaken. Maar wie dit historische duivenboek bestudeert, bezorgd door Alexander Reeuwijk, komt tot bijzondere ontdekkingen. Zo is de ontstaansgeschiedenis fascinerend. De beroemde Nederlandse natuurkenner Coenraad Jacob Temminck (1778-1858) wilde een uitgave wijden aan hoenderachtigen. Nadat hij in Parijs onder de bekoring raakte van de jonge kunstenares Pauline de Courcelles (1781-1851), later gehuwd met Josephus Augustus Knip, besloot hij duiven tot hoofdonderwerp te nemen. Dat leidde in 1808 tot een eerste editie. Maar Pauline wilde zélf haar naam prominent op de titelpagina, dus verscheen in 1811 een tweede editie onder eigen naam, met klein de naam van ‘Themminck’, vermoedelijk doelbewust verkeerd gespeld. Tot woede van de eminente zoöloog.

Er is nog een verhaal met dit boek verbonden. Temminck liet geschoten en opgezette duiven of de balgen (huiden) uit de uithoeken van de wereld komen. Maar de inzenders misleidden hem en stuurden vogels in die nooit in werkelijkheid bestonden, neppers dus, gefabriceerd uit verschillende onderdelen. Liefst vijf waren het. „Ornithologische fabulaties” noemt Reeuwijk dit treffend.

De stralende weergave is te danken aan Pauline de Courcelles die een bijzondere techniek hanteerde: ze bracht kleur na kleur rechtstreeks aan op de koperplaat, een precisiewerk. Het is verbazingwekkend hoe rijkgeschakeerd de duiven zijn, sommige van puur wit, andere groen-geel, weer andere turkoois en zelfs parelmoer.

Sommige soorten zijn uitgestorven, zoals de wondermooie trekduif met zijn tedere, zacht-roze kleuren. Ooit leefde deze vliegkampioen bij miljarden in Noord-Amerika, maar is daar fataal bejaagd. De laatste trekduif, het vrouwtje Martha, overleed in 1914 in gevangenschap. Wijnhoven betreurt intens het lot van deze vogel die niet was opgewassen „tegen onze hebzucht, onverschilligheid en vernietigingsdrang”. Interessant voor de lezer van nu is de afbeelding van de wilde rotsduif (Columba livia), de oerduif van de huidige postduif en dus van de verwilderde straatduif. De vogel is een blauwband met twee donkere strepen over de asgrijs tot blauwig glanzende vleugels. Pauline de Courcelles beeldt de soort trots en stijlvol af. „Kijk eens, zo mooi”, lijkt ze te willen zeggen.