Katten die levend én dood zijn, deeltjes die zich op meer plekken tegelijk bevinden, deeltjes die zich gedragen als golven en een deeltje dat verbonden kan zijn met een deeltje aan de andere kant van de wereld. De quantumwereld is bizar en gaat zo sterk in tegen onze alledaagse intuïties dat het moeilijk is om er vat op te krijgen.
Maak je geen zorgen. Zelfs quantumfysici begrijpen de quantumfysica niet helemaal, schrijven Céline Broeckaert en Frank Verstraete. Een compleet begrip van quantum (of ‘kwantum’, beide zijn geaccepteerd) is niet nodig om ermee te werken of om de schoonheid ervan te waarderen. „Muziek begrijp je ook nooit helemaal, maar je kunt er wel van genieten”, schrijven de twee. En net als de kunst maakt de quantumfysica deel uit van onze cultuur. Die verklaart waarom gras groen is, je niet door je stoel zakt en is onmisbaar voor de ontwikkeling van onder meer snelle computers en zonnepanelen.
Reden genoeg om je er ook als niet-fysicus in te verdiepen. De Belgische theatermaakster en schrijfster Verstraete en hoogleraar quantumfysica Broeckaert blijken daarvoor bijzonder geschikte gidsen. Hun samenwerking leverde een helder, prettig geschreven boek op met levendige hoofdpersonages, terwijl de complexe fysica die zij ontwikkelen niet wordt geschuwd.
Het verhaal begint verrassend vroeg, in 1586, met de natuurkundige Simon Stevin die twee ‘loyen cloten’ (loden kogels) van de Nieuwe Kerk in Delft liet vallen en daarmee een tijdperk inluidde van ‘meten is weten’. Het laatste hoofdstuk staat daarentegen met beide benen in het heden en bespreekt de ontwikkelingen van quantumcomputers en quantumcryptografie.
Helder uitgelegd
Onderweg ontmoet je de mannelijke en vrouwelijke hoofdpersonages en hun onderzoek naar grondtoestanden, quantumverstrengeling de schrödingervergelijking en symmetriebreking. Hoewel het meeste helder wordt uitgelegd, met fraaie illustraties en vrijwel zonder formules, blijft het een pittig onderwerp. Het advies dat de auteurs geven is dan ook zo gek nog niet: probeer niet alles te begrijpen en beeld je in dat je naar muziek luistert.
Regelmatig brengen Verstraete en Broeckaert wat lucht in het verhaal met (soms wat flauwe) grapjes en rijmpjes. Ook zijn er kaders met extra verdieping voor de liefhebbers en met vermakelijke anekdotes. Bijvoorbeeld over de ‘nim nim-boys’ (studenten van natuurkundige J. Robert Oppenheimer, die de vreemde nim-nim-geluiden van hun leermeester imiteerden). De anekdote over de ‘chronisch verliefde’ Schrödinger is wel erg luchtig. Er wordt niet gerept over de jonge, soms minderjarige, vrouwen met wie hij het bed deelde.
Na het lezen van dit boek ben je geen volleerd quantumfysicus, maar heb je wel meer gevoel gekregen voor die wonderlijke, contra-intuïtieve quantumwereld. En al begrijpt niemand het precies, een ding maken Verstraete en Broeckaert duidelijk: quantumfysica wérkt.