Het land dat het ding lanceerde bestaat allang niet meer, maar de wereld krijgt deze week te maken met de terugkeer van een ruimtevaartuig dat in 1972 door de Sovjet-Unie de lucht werd ingeschoten. „Er is een goede kans dat de landingsmodule gewoon in één stuk op aarde valt. Hij is immers ontworpen om de afdaling in de Venus-atmosfeer te overleven”, zegt Marco Langbroek, satellieten-spotter en lector Space Situational Awareness aan de TU Delft.
Langbroek houdt de positie van Kosmos 482, een oude Venus-sonde, bij op zijn blog, aan de hand van radarmetingen van de Amerikaanse ruimtevaartstrijdkrachten. Met in Delft ontwikkelde software is het moment van terugvallen te voorspellen. Op het moment dat dit artikel gepubliceerd werd (maandagmiddag 5 mei), is dat 10 mei 21:05 uur Nederlandse tijd plusminus 1,5 dag.
Smelten en verbranden
„Het precieze moment verandert nog voortdurend, afhankelijk van nieuwe metingen van de positie en de atmosfeer”, zegt Langbroek. Wanneer, en vooral waar, Kosmos 482 landt, daarover is pas enkele uren van tevoren iets zinnigs te zeggen. „De kans is het grootst dat hij in zee valt, maar het kan ook op land zijn.”
De meeste terugvallende ruimtevaarttuigen smelten en verbranden helemaal: door hun snelheid van duizenden kilometers per uur, worden ze gloeiend heet. Maar Kosmos 482 is juist ontworpen om zo’n reentry te overleven in de dichte atmosfeer van Venus. De landingsmodule is een stevige bol van zo’n 500 kilo, ongeveer een meter in diameter. De titanium buitenkant zal tijdens de gloeiende afdaling wel flink afbladderen.
De landing zal een flinke klap zijn. Het lijkt Langbroek extreem onwaarschijnlijk dat de parachute na ruim vijftig jaar nog werkt. Maar helemaal uitgesloten is het ook weer niet. „Bij de Russen weet je het nooit. De batterijen zijn zeker leeg, maar als het systeem mechanisch was, heb je kleine een kans dat hij het zelfs zonder batterijen doet.”
Echt gevaarlijk is het relatief kleine projectiel niet, schat Langbroek. „Het fascinerende vind ik dat het een soort tijdcapsule is, met Sovjet-ruimtevaarttechnologie van meer dan een halve eeuw geleden.” De Sovjet-Unie had dan wel de race om mensen op de maan te zetten verloren, maar in 1970 voerde de ruimtesonde Venera-7 (‘Venus’ in het Russisch) de eerste succesvolle landing op een andere planeet uit.
Geen geringe prestatie, want de atmosfeer van onze buurplaneet bleek ongenadig. Aan een parachute afgedaald door dichte wolken van zwavelzuur, registreerden de meetinstrumenten een temperatuur van 475 graden Celsius en een druk van 92 bar. Venera-7 hield het 23 minuten vol.
Hoogste punt van de baan
Aan dat succes was een lange reeks mislukkingen voorafgegaan. Venera-1 raakte in 1961 oververhit voordat hij langs Venus schoot, net als Venera-2. Venera-3 crashte op het oppervlak, de batterij van Venera-4 raakte op voor de landing, en Venera-5 en -6 implodeerden door de hoge druk.
Na Venera-7 had ook Venera-8 in 1972 succes, en inmiddels waren de Sovjets overgegaan tot het lanceren van meerdere sondes van hetzelfde ontwerp, om de kansen te vergroten. Kosmos 482, gelanceerd op 31 maart 1972, was vermoedelijk een exacte kopie van Venera-8, maar bleef steken in een baan om de aarde. Vanwege de mislukking kreeg hij zijn weinigzeggende naam, verdere inlichtingen werden niet verstrekt.
Wel was met hulp van telescopen en radarbeelden te zien hoe de langgerekte baan van de landingsmodule rond de aarde in een halve eeuw gestaag kromp. Het apogee, of hoogste punt van de baan, was vlak na de lancering 9710 kilometer, maar op 1 mei 2025 was daar nog maar 340 kilometer van over, met nog maar dagen te gaan.
In de autobiografie van de Sovjet-raketpionier Boris Tsjertok (1912-2011) mijmert hij over Venera-1, die nog altijd als ruimteschroot door het zonnestelsel suist. „Als op een dag onze nazaten het ruimtepuin in het zonnestelsel opruimen, en ze vinden Venera-1, zullen ze een vlag van de Sovjet-Unie vinden, en het in een museum plaatsen, niet ver van het goud van de Scythen’, voorspelt hij zelfverzekerd.
Of Venera-8 ook een Sovjetvlag aan boord had, wordt heel misschien deze week duidelijk.
Met driehonderd mensen word je een donker podium op geloodst. Daar zitten en lopen al mensen met zaklampen. Ze roepen, iets Italiaans, wanhopig. Je krijgt een stoel, of een kussen, je moet hutjemutje met de rest gaan zitten. Je zit tegen een ladder aan, en tegen een been van de man die eroverheen hangt. Is hij dood? Er blijven mensen komen, driehonderd mens publiek moet erin: nog meer indikken. Verwilderd kijken de mensen die er al zaten om zich heen. Verward kijken jij en de rest ook, maar vat op de situatie krijg je niet. Dan: ratelende kettingen, het doek gaat dicht, we zitten opgesloten, geschreeuw, een knal, kakofonie. Orkestkakofonie, waarvandaan? Van onder je! Je kijkt omlaag, je zit blijkbaar op een rooster, onder je zit een heel orkest en het speelt alsof de hel net is losgebarsten. Mensen gilkrijsen, rennen verwilderd rond, zingen.
Avant-gardecomponist en communist Luigi Nono (1924-1999) deed het allemaal een beetje anders dan andere componisten. In 1960 schreef hij de opera Intolleranza 1960 (onverdraagzaamheid 1960). Dat heeft geen verhaal, maar is een collage van scènes van een migrant die na de mijnramp van Marcinelle, via onder meer straatbetogingen, politiemartelingen, en een concentratiekamp thuis in Algerije probeert te komen. Om hem heen zingt het koor allerlei wanhopige én uitzinnige rollen: de mijnwerkers, de betogers, andere gemartelden.
Het is al confronterend als je het vanuit de zaal ziet, maar dat is peanuts bij wat je voelt als je ertussen zit. Als er naast je iemand huilt, achter je iemand wanhopig stilletjes hijgt, vlak voor je ineens een gefolterde instort en tegen je aan valt.
Als je denkt dat je dat trucje niet anderhalf uur bloedstollend kunt houden: vergeet het. Al snel heb je geen idee meer wat je meemaakt, wie bij de voorstelling hoort, wat je net gehoord hebt, zelfs niet wat je nu precies hoort. Er is alleen maar rauwe, bloedstollende energie van Nono’s ongrijpbare muziek en zangers en figuranten die hun rol tot op het bot uitspelen. Gelukkig is er wel boventiteling zodat je nog ergens op kunt focussen, maar het is tamelijk verbluffend hoeveel minder overzichtelijk een voorstelling is als je erín zit. Hooguit een paar meter om je heen kun je overzien; wat er verderop gebeurt zie je niet, maar je hoort wel van alles: klappen, knallen, schreeuwen, zingen. De ratio krijgt te weinig informatie om overeind te blijven. Voelen blijft over.
Lees ook
Luisteren zal de wereld veranderen, dacht componist Luigi Nono
Nu liggen we
We werden overeind getrokken en staan al een hele tijd dicht tegen elkaar aan, maar nu is ‘de bom op Hiroshima gevallen’. Het is stil. Heel lang. De cast haalt te stoelen en de kussens weg, alsof het puin ruimt, en komt met nooddekens en kussens. We moeten liggen, in stilte op de harde vloer, zoals je samen zou liggen als er geen huizen meer zijn. De rust had kunnen troosten, ware het niet dat er van onder je, via je ruggenmerg, zachte onheilspellende muziek klinkt. Als eindelijk de cast opstaat, veert het publiek als één man mee; uit opluchting, maar ook omdat het zich in de chaos steeds gewilliger laat leiden door alles wat wél als een doordacht plan aanvoelt.
Wie nog niet claustrofobisch was, wordt dat wel als er ineens water door de muur begint te lekken. Lekken wordt stromen. We zijn ‘aan de rand van een rivier’ die overstroomt. Theatermedewerkers drijven het publiek de zaal uit, maar de zangers en figuranten die nog niet verdronken zijn, strompelen met wanhopig uitgestrekte armen, kermend en smekend achter je aan. Je laat ze in de steek, en daar kun je niks aan doen.
Avant-gardecomponist en communist Luigi Nono (1924-1999) schreef in 1960 de opera ‘Intolleranza 1960’, een collage van scènes over een migrant die thuis in Algerije probeert te komen.
Foto Annemie Augustijns
Één ding moet gezegd: waar er in Nederland online voor veel minder al een triggerwarning wordt gegeven, doet Opera Vlaanderen dat niet. Toch heb je weinig fantasie nodig om tien trauma’s te verzinnen die je hier kunt herbeleven. Behalve de rauwe, luidruchtige ellende om je heen, word je regelmatig aangeraakt en toegesproken. Ergens in de voorstelling wordt (een tamelijk jong) iemand naast me volkomen onverwacht en bijna neus tegen neus toegeroepen. Ze schrikt flink. Daar moet je in deze Intolleranza 1960 op beducht zijn. Ben je dat, ga dan naar Gent, om de (hoogstwaarschijnlijk) krachtigste muziektheatervoorstelling van het seizoen te voelen.
Podcastmaker Abena wil terug naar Ghana, zegt ze tegen de knalroze microfoon, die tussen haar en haar vader in staat. Ze is bezig met een podcast over zichzelf. Ze heeft besloten terug te keren naar het land waar ze opgroeide, zegt ze, want ze heeft al een tijdje het gevoel dat er „een gat in haar ziel” zit. Wellicht helpt een reis naar haar geboorteland haar te helen.
Als tiener is Abena met haar ouders naar Nederland verhuisd. Haar vader, een predikant (sprankelend-energiek vertolkt door Bodé Owa), hoopte zo een betere toekomst voor zijn dochter veilig te stellen. Verteerd door heimwee keerde haar moeder twee jaar later terug naar haar geboortegrond. Abena bleef bij haar vader, die drie verschillende baantjes combineerde om zijn dochter de kansen te kunnen bieden die hij zelf nooit heeft gehad. En nu wil Abena dus terug.
Actrice en theatermaker Kimberley Agyarko (1995) baseerde zich in haar lunchvoorstelling Abroad op haar eigen ervaringen. Ook zijzelf is als tiener naar Nederland gekomen, ook haar moeder besloot alleen terug te keren naar Ghana, ook haar vader had moeite zich te verhouden tot haar verlangen om in Ghana op zoek te gaan naar verloren delen van haar identiteit.
Abena is in het stuk bij haar vader op bezoek, om hem het nieuws te brengen: ze gaat naar Ghana. Geen makkelijke boodschap, gezien alle angsten en ontberingen die het haar vader gekost heeft om de reis in de omgekeerde richting te laten slagen. De microfoon, die gedurende het gesprek steeds een slag moet worden gedraaid, staat als een verdedigingsmuur tussen de vader en de dochter in.
Opoffering
Agyarko laat haar personages een mengelmoes van talen spreken – Nederlands, Engels en Twi (een Ghanese taal) – vaak meermaals wisselend binnen een zin. Het verbeeldt de gespletenheid van deze mensen; hun hart en hoofd versplinterd over twee continenten.
Het verbeeldt de gespletenheid van deze mensen; hun hart en hoofd versplinterd over twee continenten
Er zit een aandoenlijk soort vanzelfsprekendheid in de interacties tussen vader en dochter. Ze maken grapjes, dansen samen, plagen elkaar, belijden vreugdevol hun geloof, zingen, lui onderuitgezakt op de bank, binnensmonds mee met ‘Johnny B. Goode’. Het is een liefdevolle band. En tegelijkertijd – het één sluit het ander niet uit, wat knap gedaan is – valt ook de onder een brede glimlach verbloemde dwingende aard van de vader op. Steeds weer besluit hij voor zijn dochter wat het beste voor haar is, vanuit de wens haar te beschermen wellicht, maar daarmee uit het oog verliezend dat zij ook een eigen persoon is, met eigen voorkeuren en verlangens en behoeftes. Als ze vraagt om een glas water, krijgt ze van hem een flesje Fanta in de handen gedrukt.
Abena is haar vader dankbaar voor zijn opoffering, voor de ellende die hij doorstond opdat zij het makkelijker zou krijgen in het leven – maar ze lijkt die opoffering ook te willen compenseren, door zich, meer dan goed voor haar is, te voegen naar zijn wensen, ten koste van die van haarzelf. Alsof ze – een complex gevoel, waar veel tweedegeneratiemigranten mee kampen – een schuld aan het inlossen is. Met als betaalmiddel haar autonomie.
Zo gaat Abroad, meer dan over Abena’s wens om naar Ghana terug te keren, over hoe dit personage schippert tussen loyaliteit aan de vader en het volgen van een eigen weg. Het is moedig, en nieuw voor haar, om zich af te vragen wie ze zelf eigenlijk is. Misschien komt het daardoor dat het personage vooralsnog wat aan de schematische kant blijft. Maar ze gaat. Naar Ghana. Op zoek naar het kind dat ze was, en de vrouw die ze inmiddels is geworden. Dit roept om een vervolg.
De ene inwoner vertelt hoe onlangs honderden medicijnen onbruikbaar werden omdat de doktersapotheek – en dus ook de koeling – een weekend lang geen stroom had. Een andere herinnert aan de schok die in februari 2022 door naburig Leersum ging omdat een deel van de buurt onbereikbaar was door omgevallen bomen na een storm. Een derde wijst op het „steeds onbeheersbaarder worden van bosbranden. Kijk maar naar wat er dicht bij ons op de Utrechtse Heuvelrug gebeurde”.
Genoeg onverwachte situaties waarop burgers zich beter moeten voorbereiden, vinden ze op deze wijkavond over „Weerbaarheid” in Doorn. „Een beetje een modeterm”, zegt burgemeester Frits Naafs, een van de inleiders. „Maar het gaat wel ergens over. Er is genoeg aan de hand, om ons heen én in de wereld.”
Meer dan honderd inwoners zijn vrijdagavond 11 april naar de bijeenkomst in woonzorgcomplex Beatrix gekomen, een initiatief van een aantal buurtbewoners. Zij vroegen zich af „wat we zelf kunnen doen temidden van alle overheidsoproepen om meer op elkaar te letten in tijden van crisis en conflict”, zegt Maarten Westerduin (54), een van de initiatiefnemers. „Onze democratie blijkt kwetsbaar en dat gaat ook onszelf aan”, aldus Westerduin, die een eigen bedrijf heeft, eerder lid was van het landelijk CDA-bestuur en actief in de landelijke organisatie van de protestantse kerken (PKN).
Wat nou als zo’n storing veel langer duurt en veel meer adressen treft? Weten we dan wie er hulp nodig heeft?
Soep van tulpenbollen
Enthousiast vertelt hij „hoeveel we hier in de buurt al in huis blijken te hebben. De een beschikt over een met de hand bediende waterpomp , de ander heeft een noodaggregaat”. En „met al die grote tuinen en bossen hier”, zegt een kennis die net voorbijkomt, „hoef je niet bang te zijn voor een tekort aan hout.”
Buurtbewoners van het Ludenkwartier in Doorn beschikken over een indrukwekkend netwerk, blijkt op de bijeenkomst. Een medewerker van het woonzorgcomplex stelde een zaaltje ter beschikking. Een ander zorgde voor taartjes. De gemeente betaalde de kosten van de bijeenkomst waar na afloop in de tuin uiensoep wordt geserveerd. „In biologisch afbreekbare cupjes”, zegt degene die de soep schenkt. „We hebben nog gedacht aan soep uit tulpenbollen, maar dat vonden we bij nader inzien wat overdreven.”
Twee buurtbewoners zijn werkzaam als ‘energiestrateeg’ bij netbeheerders. Met behulp van professionele slides vertellen ze waar de leidingen in het dorp liggen en wat er bij een stroomstoring als eerste uitvalt, als er geen behoorlijke back-ups zijn zoals noodaggregaten. „Na een minuut de wifi, verwarming, liften en pinautomaten”, leert de presentatie. „Na twee uur de GSM-zendmasten”, en na drie uur vallen de gemalen stil. Tunnels lopen onder”.
Roeland Manders, buurtbewoner én werkzaam bij een regionale energieleverancier, geeft uitleg. Foto Mona van den Berg
In de pauze, na de presentatie, buigen de deelnemers zich over post-its die op de tafels zijn verspreid. Daarop kunnen ze vragen en tips schrijven. ‘Hoe kan er snel een nood-apotheek worden opgezet? Is er aan goed gereedschap gedacht?’
Lees ook
Kan dat ook in Nederland gebeuren, zo’n grootschalige stroomuitval als in Spanje en Portugal? De lessen die hieruit zijn te trekken
Weerbare burger ‘denkt vooruit’
De bijeenkomst in Doorn is maar een van de initiatieven die burgers zelf nemen om gezamenlijk hun weerbaarheid te vergroten. Hoeveel dat er landelijk zijn, is onbekend. Ze reageren op pleidooien van de overheid voor „grotere weerbaarheid” in tijden van crises en groeiende oorlogsdreiging. De weerbare burger, leren overheidswebsites, „denkt vooruit”, weet hoe te handelen in noodsituaties, onderscheidt betrouwbaar nieuws van nepnieuws, en biedt anderen hulp als politie en brandweer elders druk zijn. „Als je te maken krijgt met een crisis, kijk dan wat je voor je buren kunt betekenen”, zei commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim zaterdag in een talkshow. Een dag later adviseerde staatssecretaris Gijs Tuinman (Defensie, BBB), eveneens op tv: „Treed handelend op en wacht niet altijd tot de overheid alles geregeld heeft.”
Initiatiefnemers als Westerduin zeggen in te spelen op dergelijke oproepen. Ook reageren ze op incidenten, zoals de recente stroomuitval in Spanje en Portugal, en soortgelijke, kleinschaliger gebeurtenissen in de buurt.
De initiatieven verschillen onderling sterk. De een organiseert een enkele voorlichtingsavond en broedt op een vervolg, zoals in Doorn. Een ander richt zich in eerste instantie op het inventariseren van namen, adressen en nummers van deelnemers in een buurtapp die bij nood kan worden geactiveerd. Bij een derde is een gemeente actief betrokken. Zo werken in het Noord-Hollandse Aalsmeer bewoners al enige maanden samen met de gemeente, politie en maatschappelijke organisaties in het project ‘Een weerbare wijk’. .
Bekenden begroeten elkaar tijdens de buurtavond over weerbaarheid in Doorn. Er waren zo’n honderd mensen.
Foto’s Mona van den Berg
De schok van het aantreden van Donald Trump als Amerikaans president reikte ook tot in Brabant, vertelt Leon Bertens (70) uit Hilvarenbeek, vlak bij Tilburg. „Het besef dat Amerika niet meer instond voor onze veiligheid en tegelijkertijd dreigementen van malloten in Rusland om een bom op de Rotterdamse haven te gooien, ja, daar schrokken we wel van.”
Bertens, oud-gemeentesecretaris van het Brabantse Reusel-De Mierden, moest denken aan de zogeheten ‘buurtcirkel’, die hij een jaar eerder had opgezet met buurtbewoners en het Seniorennetwerk, een bestandje met tot nu toe 23 deelnemers, „Moeten we daar niet meer mee doen als straks alles uitvalt?”
Er zijn inmiddels tientallen van deze buurtcirkels, vooral in Oost-Brabant en Limburg, vertelt Bertens bij hem thuis in Hilvarenbeek. Aangeschoven is Wim van Hest (76), een bekende van Bertens uit de wereld van de rampenbestrijding. Van Hest is bestuurder van Nederland Zorgt Voor Elkaar, een landelijk netwerk van burgerinitiatieven. Hij zette een buurtcirkel op in Heeze, een dorp bij Eindhoven.
Lees ook
Minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp: ‘Wees voorbereid op verdere schokken’
Belangstellenden krijgen van hem en zijn mede-initiatiefnemers „Goed voor elkaar”-folders toegestuurd. Daarin staan vragen als: „Wie helpt jou bij medische zorg?” En: „Wat zou je voor een ander willen doen?” In noodgevallen kunnen de deelnemers om hulp worden gevraagd.
Begin februari werd de buurtcirkel van Hilvarenbeek getest. Op een avond viel een paar uur de stroom uit op zo’n vijfhonderd woonadressen. „Ik besefte: voor een crisis heb je geen oorlog nodig”, zegt Bertens. „Het hele buurtnetwerk, groter nog dan onze buurtcirkel, begon actief te worden. Dat was mooi om te zien. Omdat de stroomstoring beperkt was, en elders nog veel werkte, kwam er al snel veel appverkeer op gang.” Mensen begonnen, met name aan ouderen, hulp te bieden bij het resetten van de wifi of interactieve televisie. „Als projectleiders van de buurtcirkels in deze omgeving hebben we na het herstel van de stroomvoorziening wel tegen elkaar gezegd: Wat nou als zo’n storing veel langer duurt en veel meer adressen treft? Weten we dan wie er hulp nodig heeft?”
De buurtcirkels broeden nog op een antwoord, vertelt Bertens later. „De stroomstoring duurde te kort om tot nadere acties te leiden, maar versterkte wel het besef dat we nadere afspraken moeten maken.”
Vertrouwen
Toch laten kortdurende crisissituaties zoals in februari het nut van buurtnetwerken zien, zegt Van Hest. „Vaak ga je dan eerst af op mensen die je vertrouwt en die op dat moment in de buurt zijn. Dan let je echt niet op een bordje van de gemeente welke kant je op moet of wie je moet bellen. Trouwens, dat bellen kan dan waarschijnlijk niet eens.”
Mensen steken bij een schokkende gebeurtenis zelf de handen uit de mouwen en gaan echt niet op ons groen licht wachten
Bovendien leer je samen creatief zijn, zegt hij. Zo’n vijftien jaar geleden maakte hij als zorgbestuurder een grote brand mee in een verpleeghuis in Valkenswaard. „Natuurlijk hadden we scenario’s voor eventuele evacuaties. Maar die gingen er te veel van uit dat mensen in zulke situaties gaan zitten wachten op wat de overheid of bestuurders meedelen. Onzin natuurlijk. Mensen steken bij een schokkende gebeurtenis zelf de handen uit de mouwen en gaan echt niet op ons groen licht wachten.”
Tijdens de pauze kunnen bewoners van het Ludenkwartier in Doorn hun vragen stellen en tips geven. Foto Mona van den Berg
Zo was er in de ontruimingsplannen te weinig rekening gehouden met demente patiënten. „Die snapten helemaal niks van wat er gebeurde, maar ze moesten daar wel weg”, vertelt Van Hest. „De deskundigen zeiden tegen ons: je kunt niet zomaar met die mensen gaan slepen. Maar wat gebeurde er in de praktijk? Een paar medewerkers van het verpleeghuis regelden op eigen initiatief bussen. Ze zeiden tegen de patiënten: We gaan op vakantie! Dat de boel in de fik stond, was ineens niet meer relevant. Ze gingen op vakantie.”
Handen uit de mouwen
Laten initiatieven als in Doorn en Hilvarenbeek niet zien dat vooral hoger opgeleiden met goede (bestuurlijke) netwerken het voortouw nemen? „Onze buurtcirkels zijn veel diverser dan dat”, zegt Van Hest. „Als je er al een etiket op wil plakken, dan zou ik zeggen: het gaat vooral om actievelingen, mensen die de handen uit de mouwen willen steken.”
Uit evaluaties na rampen blijkt geregeld dat er grote verschillen zijn in toegang tot hulpverlening en netwerken. Zo constateerde de parlementaire enquêtecommissie die de nasleep van de Bijlmerramp in 1992 onderzocht (43 doden nadat een El Al-vrachttoestel zich in flats in de Amsterdamse Bijlmer had geboord), dat met name migranten zonder papieren geen hulp hadden gekregen. Een ongedocumenteerde vertelde de commissie: „Hulpverlening wat huisvesting betreft ging heel raar. […] Dezelfde avond [van de ramp] dat wij naar Novotel gingen, werden er mensen en gezinnen opgeroepen voor wie er huizen waren. […] Al die mensen waren Nederlandse mensen, witte mensen. Dat heb ik toen ook gezegd. Alle mensen die bleven, waren buitenlanders.”
NRC belde recent met zes gemeenten – naast de grote drie (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), drie middelgrote met veel migranten (Tilburg, Helmond, Almere), wat doen zij om bijvoorbeeld migrantengroepen bij weerbaarheidsinitiatieven te betrekken? (Nog) niets, zo blijkt. Amsterdam zegt „erover na te denken”. Rotterdam deelt mee „zoekende te zijn” naar de juiste aanpak. Ook Den Haag heeft niets concreets op het programma staan.
„Gek eigenlijk”, reageert Henk van Schepen, voorzitter van het Wijkberaad Laak Centraal in het Haagse Laakkwartier, waar veel migranten wonen. „Je zou zoiets wel verwachten. De gemeente vormt immers dé schakel met de buurt en kan verschillende groepen met elkaar in contact brengen.” Volgende maand heeft zijn wijkcomité de jaarlijkse buurtbijeenkomst. „Daar zullen we zelf een standje neerzetten met informatie wat bewoners kunnen doen bij stroomuitval.”
Keukentafels
In Doorn wordt inmiddels nagedacht over een vervolg van de avond in april. „We overwegen een operationeel vervolg”, vertelt Maarten Westerduin via de telefoon. „Voor elk aspect dat we behandelen – stroomuitval, fysieke en mentale gezondheid – kunnen we een zogeheten keukentafel van een man of acht inrichten.” Zo werken de energiestrategen uit de buurt samen met geïnteresseerden plannen uit. „Ze bekijken bijvoorbeeld hoeveel noodaggregaten nodig zijn om bij een langdurige stroomstoring de boel hier draaiende te houden. Ook zullen we aan buurtbewoners bekend maken hoe en waar de mensen van de keukentafels bereikbaar zijn in noodsituaties. Dat kan het gevoel van veiligheid bij ons in de buurt versterken.”