De 17-jarige Hugo van IJperen had bezwaar tegen het cameratoezicht op zijn middelbare school. Een kwestie die voor de rechter belandde, waar hij vervolgens niet-ontvankelijk werd verklaard – terwijl hij een prachtige verhandeling over privacy had geschreven.
De Nederlandse wet bepaalt dat kinderen worden ‘vertegenwoordigd’ door hun ouders; behalve als het gaat om rechtshandelingen „waarvan het gebruikelijk is dat zij die in het maatschappelijk verkeer verrichten”. Het komt er op neer dat kinderen ‘juridisch’ gewoon een beetje normaal moeten doen.
Niet gek hoor; maar wel gek om in een wet te zetten. De wetgever dacht bijvoorbeeld aan een kind dat zelfstandig bij de kruidenier een pak melk koopt en vond dat wel kunnen, maar als de minderjarige de hele winkel wil leegkopen; tja, dan is vertegenwoordiging door de ouders noodzakelijk.
Over zoiets fundamenteels als toegang tot de rechter gaat het eigenlijk helemaal niet in de wet. Toch lijkt iedereen het erover eens dat kinderen niet ‘zelfstandig procesbevoegd’ zijn, omdat ze vertegenwoordigd worden door hun ouders. Niemand vindt het blijkbaar ‘gebruikelijk’ dat een kind naar de rechter stapt.
Geen systematiek
Er zijn intussen meer dan vijftien belangrijke uitzonderingen op de ‘procesonbevoegdheid’ van kinderen; waardoor de hoofdregel is ondergesneeuwd. Steeds opnieuw bedenken teams van wetgevingsjuristen dat er toch maar iets voor minderjarigen geregeld moet worden. Het resultaat is een totale chaos waarin geen enkele systematiek valt te ontdekken.
Zo kan een zestienjarige, die online soms meer verdient dan de gemiddelde volwassene, bijvoorbeeld zelfstandig in bezwaar gaan tegen de overheid of in hoger beroep bij de strafrechter. Een kind mag civielrechtelijk procederen tegen een werkgever, maar niet tegen opdrachtgevers. Daarnaast kan een kind zelfstandig procederen tegen zijn behandelend arts, maar niet tegen een fitnessinstructeur. Na een echtscheiding wordt het helemaal complex, met bijzondere voorschriften. Het is maar zeer de vraag of een kind – zelfs met bijstand van een advocaat – in staat is om de juiste weg naar de rechter te vinden als zich een probleem voordoet.
Lees ook
Laat kinderen politiek meepraten over klimaat en stikstof
Zelfs de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege dat ook tot taak heeft eenheid te brengen in de rechtspraak, is het overzicht kwijt. In 2014 oordeelde de raad dat de minderjarige niet procesbekwaam is buiten „enkele uitdrukkelijk in de wet geregelde gevallen”.
Van IJperen, die ik als advocaat bijstond, won afgelopen december zijn hoger beroep. Het Hof in Leeuwarden concludeerde dat de Nederlandse wet over vertegenwoordiging van kinderen door hun ouders in strijd is met het recht op toegang tot de rechter. Het hof oordeelde dat het Van IJperen (inmiddels 19) „uiterst moeilijk, zo niet praktisch onmogelijk” was gemaakt om een oordeel van de rechter te krijgen.
Radicaal weghouden
De wetgever zou alle bijzondere regels over minderjarigheid moeten schrappen om te komen tot één begrijpelijke hoofdregel. Bijvoorbeeld: als het gaat om besluiten van de overheid kunnen minderjarigen naar de rechter indien zij tot „een redelijke waardering van hun belangen” in staat zijn. Dat is een open norm met voldoende ruimte voor ‘maatwerk’.
De Staatscommissie Herijking ouderschap adviseerde al in 2016 om de wet te wijzigen. Het kabinet reageerde destijds positief, maar inmiddels ligt een tweede rapport dat ook pleit voor versimpeling alweer jaren in een la. Nu rechters de huidige wet niet meer toepassen, is het de hoogste tijd deze gewoon te schrappen. Wie wil kinderen eigenlijk zo radicaal weghouden bij de rechter? Wat zou het goed zijn als wetten gewoon verbeterd worden, in plaats van dat we wachten tot het perfecte rapport verschijnt.