Op het fietspad door de uiterwaard zie je ’t Kleine Veer al liggen, het blauwe dak van de stuurhut steekt net boven het riet uit. En daar komt ook een vlag omhoog: blauw met een gele bloem en gele strepen. Over een paar minuten is de eerste afvaart van het pontje tussen Hattem (Gelderland) en Zwolle (Overijssel). Schipper Kees Heuvelman hijst aan wal de stadsvlag van Hattem, aan de overkant doet hij straks hetzelfde met de Zwolse vlag.
Heuvelman (66) is een van de vier schippers die ’t Kleine Veer om beurten besturen. Hij werkt voor ROVA, het bedrijf dat de boot in opdracht van de gemeente Zwolle onderhoudt en bemant. Twee dagen per week doet hij de pont, de rest van de tijd is hij sluis- en brugwachter. Het pontje vaart dagelijks van 10.00 tot 18.00 uur, tot en met 27 oktober. Beide opstappunten liggen midden in de natuur, het pontje vervoert alleen voetgangers en fietsers. Vorig jaar waren het er meer dan zestigduizend.
Klep omhoog, touw los, naar de overkant. „Veel water in de rivier”, constateert Heuvelman, hij merkt het aan de sterke stroming.
Passen en meten
Het is een mooie dag, er is 27 graden voorspeld. Zes meisjes van een jaar of twaalf zijn onderweg naar een sportdag. Onderweg is er even deining, een motorboot met een Duits vlaggetje racet voorbij. Gilletjes van de meisjes. Het pontje heeft voorrang op pleziervaart, niet op de vracht- en cruiseschepen die hier ook passeren. „Maar je kunt het altijd zo doen dat je elkaar niet hindert”, zegt Heuvelman op zijn kruk in de stuurhut. Met zijn linkerhand draait hij het houten stuurrad, hij gebruikt dat liever dan de joystick op het dashboard.
Het pontje heeft voorrang op pleziervaart, niet op vracht- en cruiseschepen
De loopbrug naar de pont is smal. Op de wal stellen de fietsers zich soms al op in een lang lint, allemaal achter elkaar. Een voor een lopen ze over de klepperende drempel aan boord. Tourfietsen, bakfietsen, een ligfiets, een tandem. Fietsen met kinderzitjes, tassen, een mand, een hondenkarretje. „Ik had niet gedacht dat het zo druk zou worden”, zegt Heuvelman, een paar keer. Al na een uur is het af en toe passen en meten op het dek. Er kunnen maximaal twintig mensen mee. Eén keer vraagt hij twee mountainbikers te wachten op de volgende overtocht.
Een werkdag op de pont is vijftig overtochten. Dat is voor Heuvelman vijftig keer bij aankomst de twee treden van de stuurhut af om het touw om de meerpaal te leggen, weer naar boven om de motor in zijn vooruit te zetten zodat het touw strak trekt, weer naar beneden om de passagiers van de pont te laten. En bij vertrek vijftig keer in spiegelbeeld hetzelfde. Wordt hij niet gek van de herhaling? „Het is een mindset. Na vijftig overtochten denk je: nu wil ik naar huis. Maar als er om vijf over zes nog iemand staat neem je die ook nog mee.” Hij vaart de pont al twintig jaar, nee langer. „Want ik was hier toen ik hoorde dat Pim Fortuyn was vermoord.” Dat was op 6 mei 2002.
Bonnetje voor de boekhouding
Op zondag, de drukste dag, krijgt de schipper een hulpje mee om de betalingen te doen. Vandaag is het dinsdag, Heuvelman doet alles zelf. Pinapparaat in de aanslag: „Goedendag, voor u alleen?” De vrouw, met zwarte jurk en zwarte fietshelm, kijkt om: „Ja, ik zie niemand anders, u wel?” Het pinapparaat, in een witte plastic hoes, is nieuw. Vorig jaar hadden alle vier de pontbazen één keer de komma verkeerd gezet, zegt Heuvelman, waardoor er een veel te hoge prijs berekend was. Op dit apparaat toetst hij geen bedragen in maar selecteert hij ‘1 volwassene’ of ‘1 fiets’.
Lang kostte een overtocht met ’t Kleine Veer 1 euro per persoon, zowel voor voetgangers als fietsers. Vanaf dit jaar is dat 1,25 per persoon, 0,50 cent extra voor een fiets, 0,75 cent voor kinderen onder de twaalf. Er zijn alleen enkeltjes, mensen die terug ook het pontje nemen moeten opnieuw betalen. Eén vrouw vindt het veel, 7 euro voor heen en weer met zijn tweeën met de fiets. Een man vraagt om een bonnetje, „voor de boekhouding”, dat kan Heuvelman niet verstrekken. „Maar terecht dat u daarnaar vraagt”, zegt hij voor hij weer in de stuurhut klimt.
Op zondag krijgt de schipper een hulpje mee voor de betalingen
In de stuurhut zet hij het pinapparaat in de houder en pakt zijn thermoskan. „Koffie?” De zijraampjes staan tegen elkaar open, een stukje rolgordijn flappert in de wind. „Buiten zijn” vindt Heuvelman het leukst van het werk op de pont. Hij houdt van het rivierlandschap, van de luchten. Hij houdt ook wel van het contact met mensen, maar het moet niet te druk worden. Hij roert zijn koffie met een aardappelmesje. Een laddertje voert naar beneden, waar een wc is waar je niet rechtop kunt staan.
Extra ruime bochten
Het veer steekt in een paar minuten schuin de IJssel over. Vroeger lag de veerstoep verder weg en duurde de overtocht een stuk langer. Ja, hij vindt het jammer dat dat is veranderd. Omdat het pontje stroomopwaarts moet ‘landen’ bij de pontons maakt het wel een paar bochten. Op rustige momenten neemt Heuvelman die bochten graag extra ruim. Dan kunnen de mensen op het dek wat langer genieten. „Ik hoor dat mensen met gaan elkaar praten. De sfeer is ontspannen. Er is geen noodzaak om zo snel mogelijk aan de overkant te zijn.”
De berijders van vier zwaar bepakte fietsen wisselen ervaringen uit. Twee hebben net acht weken gefietst, naar München en Praag. De andere twee beginnen gezamenlijk aan een fietstocht en splitsen dan op. „Hebben we elkaar meer verhalen te vertellen.”
Kees Heuvelman werkt acht uur door zonder pauze, er staan continu mensen te wachten. De overtocht is te kort om te mijmeren. Hij is sowieso niet lang van stof. Eén keer zegt hij iets over een opvarende. „Zij is Eerste Kamerlid geweest.”
Eén keer pakt hij de verrekijker. „O, gewoon een aalscholver.”
Ratelende ketting
Zijn vader was grindhandelaar in Zuid-Holland, Ouderkerk aan den IJssel. De eerste zes jaar van zijn leven woonde hij op een binnenvaartschip. Zijn zus, zestien jaar ouder, sliep in het vooronder, waar ook de ankerketting zit. Toen hij daar als jongetje ook eens sliep en de ketting hoorde ratelen, vroeg hij of het schip zonk. „Dat vertelt mijn zus nog vaak.” Later heeft hij als matroos in de binnenvaart gewerkt. Nog steeds slaapt hij heerlijk op het geluid van een motor.
De motor van de pont draait de hele dag. Volgens een woordvoerder van de gemeente Zwolle, eigenaar van de pont, is er weleens biobrandstof geprobeerd maar kon de dieselmotor daar niet tegen. Hij zegt dat de gemeente mogelijk overstapt op elektrisch als deze boot ‘op’ is. „Maar je zit in de uiterwaarden, je hebt hier ook niet zomaar elektriciteit.”
Foto’s: Folkert Koelewijn
Om vijf uur zet Heuvelman Radio Hattem harder voor het nieuws. Het KNMI heeft code oranje afgekondigd. Waarschijnlijk barst het onweer pas los als de pont weer afgemeerd is in de haven van Hattem, en Heuvelman over de brug is teruggefietst naar zijn huis in Zwolle. Mocht het eerder beginnen: het pontje kan ertegen. „Alleen heel vroeger is er een keer met harde stroom een boot omgeslagen.” Op zaterdag 27 december 1845, staat in het geschiedenisboekje dat hij heeft meegenomen. Zestien mannen verdronken. Ze waren met de pont op weg naar hun werk, in de steenfabriek in Windesheim.
Heuvelman maakte nooit mee dat er iemand overboord sloeg. De stok met haak in de stuurhut, die je vroeger ook in zwembaden zag, heeft hij nooit hoeven gebruiken. Ook niet de oranje reddingsboeien.
Reddingsboei
De zon begint te zakken en schijnt recht de stuurhut in. Met een handdoek veegt hij het zweet van zijn handen en uit zijn nek. „Niet het allerfijnste moment van de dag.” Op beide IJsseloevers verschijnt een handvol zwemmers. Ze wagen zich niet ver van de kant.
Tien voor zes strijkt hij de vlaggen. In Hattem leegt hij aan wal de prullenbak die daar staat, en maakt de reddingsboei los van de loopbrug. O, die aan de overkant is hij vergeten. Nog één keer terug, op volle snelheid. „Dat is goed voor de motor.” In een oogwenk zijn we de IJssel over. Voor de 51ste keer.