Mbo-studenten worden vanaf 2026 verplicht een examen burgerschapsonderwijs af te leggen. Dat schrijft Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (D66) vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. Het examen mag in de vorm van een portfolio worden ingeleverd, en is onderdeel van het plan om basisvaardigheden in het mbo te verbeteren. „Naast goed kunnen lezen, schrijven en rekenen, gaat dat ook over burgerschap”, zegt de minister in zijn brief.
In de afgelopen jaren is een dalende trend te zien in vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen onder middelbare scholieren en mbo-studenten. Daarbij komt dat Nederlandse jongeren op internationaal niveau slecht blijken te scoren wat betreft ‘burgerschapskennis’. Hieronder vallen dingen als begrip van democratische waarden, het volgen van nieuws en binding met de samenleving. De minister hoopt dat met het examen burgerschap een belangrijkere plek krijgt in het onderwijs „en studenten duidelijkheid [krijgen] over de eisen waar ze aan moeten voldoen”.
Opleidingen zijn vrij in het bepalen hoe ze burgerschapsonderwijs inrichten. Wel moeten ze aantonen aandacht te besteden aan de nieuwe kwalificatie-eisen en bepaalde waarden als vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Naast het nieuwe examen zijn er ook andere maatregelen genomen om de dalende trend in basisvaardigheden onder mbo-studenten tegen te gaan. Zo is een aanvullend opleidingstraject toegevoegd voor docenten om hierin les te geven, met het streven dit vanaf 2026 in de wetgeving mee te nemen.
Lees ook Miljardeninvestering kabinet in mbo hielp niet tegen ongelijkheid
Het is vroeg droog. Twee maanden eerder dan gebruikelijk nemen de waterbeheerders van het Hoogheemraadschap van Delfland maatregelen om de schadelijke effecten van het gebrek aan zoet water te beperken: verzilting van het land en het water, scheurvorming in droge kleidijken. „Meestal staat het zout pas begin juni voor de deur”, zegt Martijn Heinhuis, expert waterhuishouding van Delfland. Maar er is al weken nauwelijks regen gevallen en het zilte water rukt nu al op naar de polders, vooral via de sluizen op de grens van Nieuwe Waterweg en Oude Maas. Dat zilte water wordt teruggespoeld.
En dus voert het hoogheemraadschap extra zoet water aan op twee plaatsen: in het zuiden van het gebied uit het Brielse Meer en in het noorden, hier, bij gemaal Dolk in het centrum van het oude Leidschendam, naast de sluis in de Vliet, de watergang tussen Leiden en Delft. Die aanvoerroute wordt mede verzorgd door de collega’s van het Hoogheemraadschap van Rijnland. „Zo helpen we elkaar.” Alleen wat belletjes verraden dat hier gemiddeld vijftienhonderd liter per seconde naar binnen stroomt. Het extra water bewerkstelligt dat het waterpeil in de boezemwateren van Delfland overal hetzelfde blijft: 43 centimeter onder NAP. Heinhuis: „Dat peil is een heel precieze maat waarvoor alle belangen zijn afgewogen. Een afwijking van dat peil accepteren we alleen kortstondig, als het echt niet anders kan.”
Martijn Heinhuis, expert waterhuishouding van Delfland.
Foto Walter Herfst
Er wordt van waterschappen verwacht dat wij maar even meebewegen met al die extremen. Maar de druk op ons systeem wordt nu wel erg groot, ook door toename in de vraag naar water door groeiende bedrijvigheid en aantallen inwoners
Grondwater niet op de golfbaan
In de maanden februari en maart en in de eerste tien dagen van april is er in Nederland uitzonderlijk weinig neerslag gevallen. In maart viel gemiddeld ongeveer 6 millimeter neerslag tegen normaal 53 millimeter, en dat is opnieuw een record, het zoveelste in tijden van klimaatverandering die zich, althans in Nederland, vooral kenmerkt door de toename van extreme weersituaties: meer hitte, meer perioden van droogte én wateroverlast, plotselinge stormen. In heel Nederland zijn de eerste, doorgaans preventieve maatregelen genomen. In vier regio’s in met name het noordelijke deel van Brabant is het voorlopig niet toegestaan grasland van boeren maar ook voetbalvelden en golfterreinen te besproeien met grondwater.
Een „unieke” maatregel, zegt Jos Kruit, droogtecoördinator van het waterschap Aa en Maas in het noordoostelijk deel van Brabant. Of de maatregel onmiddellijk veel effect heeft op de grondwaterstand, staat te bezien. Kruit: „Wat we er vooral mee willen bereiken, is dat we zuinig omgaan met grondwater dat er nu nog is. Zodat als de droogte aanhoudt, dat er óók nog is als we dat water in de zomer nog veel harder nodig hebben. Bovendien willen we met deze maatregel een signaal afgeven dat grondwater niet langer iets is waar je vrijblijvend over kunt beschikken en waar je altijd naar kunt blijven grijpen.”
Water wordt waardevoller en dat besef wordt groter
Als goed voorbeeld noemt Kruit een voetbalclub in Sint-Oedenrode bij Den Bosch, die onder het hoofdveld een waterbassin heeft laten aanleggen. „Water wordt waardevoller en dat besef wordt groter.” Dramatisch is de huidige situatie in Brabant volgens Kruit overigens nog lang niet. „Onze beken stromen nog, en dat is maar goed ook want dit is de tijd waarin vissen willen migreren en zich stroomopwaarts voortplanten.” Wel heeft het waterschap al weer andere preventieve maatregelen genomen, zoals het ‘bufferen’ van extra water, om precies te zijn twintig centimeter hoger peil, in het Drongelens Kanaal.
Alert, maar geen paniek
Ook in de rest van Nederland zijn de gevolgen van de droogte nog niet ernstig. „We zijn alert maar er is geen paniek. De situatie is goed te hanteren”, laat een woordvoerder van Rijkswaterstaat weten. Maar de wisselingen zijn gigantisch. Waar de afgelopen anderhalf jaar, na jaren van langdurige zomerse droogte, de grondwaterstanden een enorme opkikker hadden gekregen door aanhoudende, overvloedige regenval, is het nu ineens kurkdroog. Bovendien komt er relatief weinig rivierwater de Nederlandse richting op. De stuwmeren in het stroomgebied van de Rijn staan niet vol, er ligt weinig sneeuw in de Alpen, het peil van de Zwitserse Bodenmeer staat laag. Ook de ‘afvoer’ van water in de Maas is langzaam aan het dalen. Daar komt bij dat het beschikbare water snel verdampt. „Het water verdampt als een gek met al die zon”, zegt een woordvoerder van de Unie van Waterschappen. „Hang je was maar buiten op. Die is in een mum van tijd droog.”
Zo droogt ook de natuur en het boerenland snel uit. En dat terwijl de vraag naar water de komende maanden natuurlijk stijgt. De boeren klagen nog niet massaal en een spinazieteler uit het Brabantse Lies, die vorig jaar zijn oogst nog deels zag mislukken door de aanhoudende regen, spreekt zelfs van „perfect” weer. „Ik hoop dat het binnenkort niet te hard gaat regenen.” Maar bij aanhoudende droogte kunnen misoogsten en schade aan de natuur niet uitblijven.
Een van de grootste problemen de komende jaren, en ook nu al, is de verzilting. Het waterschap Hunze en Aa’s, in het oosten van Groningen en het noordoosten van Drenthe, voert sinds tien dagen al water uit het IJsselmeer aan; er was te weinig zoet water om naar zee te kunnen spoelen en daardoor loopt het zoutgehalte van het water in het Eemskanaal op. „We hebben nu nog voldoende water”, zegt een woordvoerder.
Met z’n allen in een badkuip
Terug naar Leidschendam. Wat zou er gebeuren als de droogte zou aanhouden en het Hoogheemraadschap van Delfland geen zoet water zou laten aanrukken? Dan zouden de kleidijken kunnen gaan scheuren en in het ergste geval bezwijken, met als afschrikwekkend voorbeeld het wegschuiven van een uitgedroogde veendijk in het Utrechtse Wilnis, ruim twintig jaar geleden, tijdens een droge zomer. Zoiets, vertelt wateradviseur Martijn Heinhuis, is rampzalig in een gebied dat veel lager ligt dan het water in de boezem, zoals de Vliet. „We wonen hier met z’n allen in een badkuip. Dus veilige dijken zijn prio één.”
Daarnaast is ook in Delfland de verzilting een serieuze dreiging. „Om te beginnen de zoute kwel. Dat is zeewater dat langzaam naar binnen sijpelt. Daarnaast, en voor ons belangrijker, is het lekken van zout water door de sluizen bij Rotterdam. Bij het schutten van schepen stroomt zilt water door de sluis naar binnen. Door het inlaten van zoet water gaan we dat tegen, en gaan we bijvoorbeeld de verzilting van de Schie tussen Rotterdam en Den Haag tegen. Dat is onder meer in het belang van tuinders die zoet water nodig hebben. En ook planten en dieren in het water zijn niet gebaat bij zout water, zeker niet in het voorjaar.”
Elastisch watermanagement
Wat vrijwel alle watermanagers treft, is de snelheid waarmee de weerextremen zich voordoen. Je moet als watermanager tegenwoordig uitzonderlijk flexibel zijn, als het ware van elastiek, om extreme en bovendien snel wisselende omstandigheden het hoofd te kunnen bieden. Want nu eens klagen burgers over water in hun kelders en zien boeren hun oogst worden vernield door een te veel aan water, zoals vorig jaar, en dan weer is er te weinig water.
„We moeten meebewegen of adapteren of hoe je het allemaal maar wilt noemen”, zegt droogtecoördinator Jos Kruit van waterschap Aa en Maas. Daarbij is de hulp van burgers nodig, meent wateradviseur Martijn Heinhuis van Delfland. „Er wordt van waterschappen verwacht dat wij maar even meebewegen met al die extremen. Maar de druk op ons systeem wordt nu wel erg groot, ook door de toename in de vraag naar water door groeiende bedrijvigheid en aantallen inwoners. Ook mensen zelf moeten meer doen. Niet alleen in de paniekmodus schieten als ze bij een watertekort hun zwembadje niet meer mogen vullen. Alsjeblieft, jongens, ga daar wat bewuster mee om. Zorg dat je huis tegen de droogte kan. En dat je niet afhankelijk bent van de aanvoer van zoet water van buitenaf. Want zoet water is schaars en wordt alleen nog maar schaarser.”
Waar het Zuid-Limburgse Valkenburg nog altijd treurt om de dertig meter hoge Wilhelminatoren die op een vroege zondagmorgen plots in elkaar stortte, huiveren veel inwoners van het Midden-Limburgse Horn bij de gedachte aan een uitkijktoren van zo’n tachtig meter hoog. Die Siebrandtoren verrijst mogelijk aan de noordkant van hun dorp.
Het plan doemde ineens op, door een vergunningsaanvraag bij Rijkwaterstaat. Een ietwat gedateerd ogende artist’s impression toont een rood, metalen gevaarte, waar de wind van alle kanten doorheen kan waaien. Horn dubt over het waarom van het bouwsel. Ondernemers zouden een horeca-uitspanning in de constructie willen beginnen, zo blijkt uit de aanvraag.
„Maar dat kan het niet zijn”, zegt Henk Luiten, penningmeester van de stichting Dorpsoverleg Horn. „Met koffie en vlaai op zo’n plek valt geen pepernoot te verdienen. Geloof me, ik heb zelf jaren in de horeca gezeten.”
Van een nijpende behoefte aan een plek waar genoten kan worden van de blik op Horn en omgeving, is evenmin sprake. Het dorp heeft een negentig jaar oude kerk en Kasteel Horn, een minstens duizend jaar oude ringmuurburcht.
Dorpelingen vrezen dat de uitkijktoren eigenlijk een voorbode is van grindwinning. „Dat hangt al decennialang boven de markt”, zegt Tonny Hendriks, secretaris van het Dorpsoverleg.
Lees ook
Zomaar opeens heeft Valkenburg er met het instorten van de Wilhelminatoren nog een ruïne bij
Verzet
Onder het grondoppervlak is gesteente te vinden dat door de Maas is meegevoerd vanuit Noord-Frankrijk en België. Dat leent zich voor bouwtoepassingen, bijvoorbeeld als grind. Ten oosten en zuiden van Horn werd vorige en deze eeuw al zo’n dertig vierkante kilometer vergraven om grind te winnen. Zo ontstonden de Maasplassen, kunstmeren die zijn ontstaan omdat grindgaten werden gevuld met water.
Thijs Metsemakers, woordvoerder van Maasgrind BV, een consortium van zogeheten ‘ontgrinders’, geeft toe dat het bedrijf „een visie ontwikkelt” op het gebied bij Horn. Dat is nu al retentiegebied (opslag) bij hoogwater. „Ontgrinden is geen doel op zich, dat moet maatschappelijke meerwaarde hebben, zoals natuurontwikkeling, recreatie en bescherming tegen hoogwater.” En dat probeert Maasgrind volgens Metsemakers in de visie te verwerken.
Met koffie en vlaai op zo’n plek valt geen pepernoot te verdienen
Hij snapt dat het misschien wat merkwaardig lijkt dat het idee voor de toren al naar buiten komt vóór het totaalplan. „Dat heeft te maken met de nieuwe Beleidsregels grote rivieren per 1 februari van dit jaar”, legt hij uit. „Aanvragen van daarvoor worden door Rijkswaterstaat getoetst aan de oude criteria. Een belangrijke verandering per 1 februari is dat er voortaan één set regels geldt voor het hele rivierbed. Dat leidt tot een terughoudender beleid ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.” De regels van ná 1 februari zijn, kortom, een stuk strenger waardoor de toren niet meer zou worden toegestaan. Rijkswaterstaat heeft voor de bouw van de toren de vergunning verleend.
Dat de toren op veel verzet stuit, verbaast Metsemakers niet. „Plannen als deze, voor ontgrinding, roepen altijd weerstand op. En dit is het begin van het proces. Waar het om gaat, is dat we het straks eens worden over de plannen en het gebied mooier en beter achterlaten dan we het aantroffen.”
Maasgrind BV weet dat het opbokst tegen een beeld. „De grindsector had van oudsher een ‘negatief’ imago”, schrijft het op maasgrind.nl. Het vindt zelf dat dat beeld niet klopt: „Wij zijn meesters in het behoud van evenwicht tussen de economische winning van grind, de natuur, recreatie en hoogwaterveiligheid.” Slogans op de site rijmen op grind: „Waar het begint”, „Hoe het verbindt”, „Waar je het wint” en „Iedereen goedgezind”.
Tussen de bomen rechts is een gedeelte te zien van Kasteel Horn, de minstens duizend jaar oude ringmuurburcht van het kerkdorp.
Foto Merlin Daleman
Bieten
Bart Nijskens woont en werkt op een boerderij aan de rand van Horn. Hij heeft grond in het gebied waar de toren moet komen. Er worden gewassen verbouwd: aardappels, bieten, maïs. Echte ruilverkaveling bleef uit. De agrariër laat een kaart zien, een legpuzzel van tientallen percelen. „Maasgrind koopt er steeds meer van op”, zegt Nijskens.
Een toren bouwen vindt hij een slecht idee. „Dan moet je de grond ophogen. Dit gebeurt dan in een retentiegebied, waardoor elders grond moet worden verlaagd. Als water naar dat laagste punt loopt, verdrogen andere plekken.”
Ontgrinden is volgens Nijskens een nog beroerder plan: „Alles en iedereen krijgt extra grond: de woningbouw, de natuur, de grindboeren. Maar agrariërs moeten hectares inleveren. Terwijl deze kleigrond heel geschikt is voor akkerbouw.”
Boeren
Het Dorpsoverleg Horn heeft samen met de Erfgoedvereniging Bond Heemschut, de Stichting Behoud Leefmilieu Limburg en de Studiegroep Limburg al kritiek geuit richting de gemeenteraad van Leudal, waar Horn onder valt. Ook enkele inwoners deden dat op persoonlijke titel. Ze vrezen geluids-, stof- en verkeersoverlast, aantasting van het landschap en scheurvorming in woningen.
Kasteelheer Robert Magnée deelt die angst. De toren is gepland op een paar honderd meter van zijn burcht, Kasteel Horn, al sinds de achttiende eeuw familiebezit.
Iedereen krijgt extra grond: de woningbouw, de natuur, de grindboeren. Maar agrariërs moeten hectares inleveren
Magnée verwacht dat de grindwinning niet zonder gevolgen blijft. „De gracht valt nu al weleens droog, maar dit gebied is goed zoals het nu is. De boeren werken er, de dorpelingen maken wandelingen. Alleen hondenbezitters die de uitwerpselen van hun dieren niet opruimen, zorgen soms voor overlast.”
In een commissievergadering van de raad van Leudal zei wethouder Pieke Houben van Handhaving en Hoogwater dinsdagavond dat zijn gemeente „niet zal meewerken aan verdere ontgrondingen”. Een vergunningsaanvraag voor de bouw van de toren is bij de gemeente nog niet binnengekomen. Tot het zover is, wil de wethouder zich onthouden van een oordeel over het bouwwerk. Als de aanvraag er wel komt „dan wordt deze getoetst aan het gemeentelijk beleid, de omgevingsdialoog en de relevante ruimtelijke regelgeving”.
Fractievoorzitter Hilde Glessner van Progressief Akkoord Leudal noemde de toren tijdens de commissievergadering „een belachelijk idee”.
Lees ook
De laatste mijn in Limburg is al een halve eeuw dicht, maar het mijnverleden is nog steeds niet afgesloten
Beelden van verveelde jongeren, achter de computer, in de spoelkeuken en in de bus. Op de achtergrond tikt een klok. Op de radio klinkt een vrouwenstem die verkondigt dat de onrust in de wereld toeneemt. Het filmpje werkt toe naar een climax, achter elkaar komen klokken in beeld, het tikken alsmaar sneller. Ondertussen stelt een zware voice-over: „Tijden veranderen… en dat vraagt om jou.”
Het is een van de filmpjes uit een nieuwe campagne waarin defensie probeert jongeren zo veel urgentie te laten voelen dat zij zich bij het leger aansluiten. Vanwege de dreiging die uitgaat van Rusland en de onzekere steun van de Verenigde Staten in NAVO-verband, klinkt de roep voor een sterkere krijgsmacht steeds luider. Zo is het volgens defensie broodnodig dat de organisatie in 2030 honderdduizend militairen telt, waarbij dit aantal „in de jaren daarna kan verdubbelen”.
Om dit doel te bereiken wordt de druk op jongeren om de landsverdediging te overwegen verder opgevoerd. Niet alleen via de wervingscampagne, maar ook met de optie voor een verkort dienjaar, ofwel de „weerbaarheidstraining”. Daarnaast kregen veel zestienjarigen afgelopen week weer de zogeheten dienstplichtbrief. In deze brief worden jongeren (jongens én meisjes) jaarlijks geïnformeerd over de dienstplicht en de uitgestelde opkomstplicht. In Nederland bestaat nog steeds een dienstplicht, waarbij jongvolwassenen een tijdlang deel uitmaken van de krijgsmacht, maar het ministerie van Defensie roept dienstplichtigen niet meer op.
Lees ook
Moeten achttienjarigen weer in dienst? Veel Europese landen overwegen een vorm van dienstplicht
Dit jaar is de brief echter scherper van toon dan vorig jaar. Zo is het zinsdeel „zoals een dreigende oorlog” vervangen door „zoals een (naderende) oorlog” en is er een extra alinea toegevoegd waarin defensie een enquête aankondigt waarin jongeren later dit jaar zullen worden gepolst of ze voor de krijgsmacht willen werken. De alinea sluit af met de vraag: „Wil je hier nu alvast over nadenken?”
Veilig studeren
Op de strak onderhouden voetbalvelden van het door V.V. Heerenveense Boys geëxploiteerde sportcomplex De Akkers lopen de jongeren nog niet bepaald warm voor defensie. De meeste zestienjarigen beantwoordden de vraag of zij de dienstplichtbrief hebben gelezen met: „Een brief? Daar zullen mijn ouders wel mee bezig zijn. Het boeit mij eigenlijk niet.”
Tussen de ouders die langs de lijn hun zoons aanmoedigen, staat ook Idse (16). De dienstplichtbrief heeft hij ontvangen én gelezen, vertelt hij. De ambitie om defensie uit te breiden, daar staat hij achter: „Ik denk dat er zelfs wel wat meer aandacht voor mag zijn. Er zijn voor het land meer soldaten nodig om ons te beschermen tegen een eventuele oorlog met Rusland. Alleen, er mag ook bij de twintig- en dertigjarigen wat meer gepusht worden.” Zelf hoopt hij niet opgeroepen te worden. „Ik studeer liever veilig bedrijfskunde dan dat ik bij het leger ga. Het leger is echt een back-up”, zegt hij.
Even later vertelt ook Jelte (16) de landsverdediging vooral als laatste optie te zien. Tijdens de rust, in de dug-out, licht hij toe: „Ik heb andere plannen. Het klinkt misschien dom, maar ik heb totaal geen zin om bij defensie aan de slag te gaan.” De aanvoerder van zijn voetbalteam benadrukt daarnaast dat de extra moeite om nieuwe aanwas te vinden niet strookt met het huidige aannamebeleid: „Mijn broer wilde al bij defensie maar ze zeiden tegen hem dat er te weinig opleidingsplekken waren. Het zit vol!” Voordat Jelte zich voor de teambespreking naar de kleedkamer haast, sluit hij af: „Ik wil mijn leven niet wagen op een veldje ergens. Liever niet, nee.”
Terwijl de ene wedstrijd ten einde loopt, staat het volgende elftal alweer klaar om het veld te betreden. Speelster Jente (17) zegt verrast te zijn toen ze de dienstplichtbrief zag. „Ik dacht echt: wat moet ik nou bij defensie? Maar gelukkig roepen ze mij nu niet actief op. Weinig zin om dood te gaan”, zegt ze lachend. Ze hoopt en denkt wel dat door de enquête en de wervingscampagne meer van haar leeftijdsgenoten zich aanmelden bij de krijgsmacht: „Dan hebben we straks genoeg en is de kans klein dat ik erheen moet!”
Lees ook
Extra gevechtseenheden voor leger om te voldoen aan NAVO-norm: ‘Grootste groei sinds Koude Oorlog’