Column | Ze zwijgen in het openbaar over hun echte fuck-ups

Sarah Sluimer

Ik ken een man van 42 die niet in zijn eentje een winkel in durft. Als hij, zo vertelt hij smakelijk, ooit een TK Maxx zou binnenwandelen, zou hij van alleen al het ‘helse licht’ een toeval krijgen. Ik vind dit best grappig en bewonder hem zelfs een beetje. Alsof zijn fobie het bewijs van een gevoeligheid is waar de jonge Werther nog een puntje aan kan zuigen. Ik ken ook een man die zichzelf iedere vrijdag een zwart gat in drinkt, terwijl zijn twee peuters bij mama thuisblijven. Hij heeft dat nu eenmaal nodig om overeind te blijven. En dan is er nog de man die ieder weekeinde naar zijn ouders gaat om zich daar heerlijk te laten verwennen, ook al is hij zelfs de midlifecrisis ver voorbij.

Mannen die het allemaal niet op orde hebben keuren we heus wel af, maar we omarmen ze ook als komische anti-helden in boeken en films. We hebben een plek gereserveerd in onze samenleving voor mannen die aanmodderfakkeren, een plek waar lichte weerzin hand in hand gaat met een vergoelijkende glimlach.

Natuurlijk staat tegenover iedere rommelaar een verantwoordelijke, zelfbewuste man, die zich het snot voor ogen werkt om de boel overeind te houden: het gezin, het huis, de hond. Ze hoekstenen zich wat af, die mannen. En daar bewonderen we ze voor, want ze waren toch ooit ook jonge vrijbuiters.

Tegelijkertijd verwachten we van vrouwen dat ze automatisch, alsof het in de aard van het beestje zit, in staat zijn tot een gecontroleerd leven. Want waar is het leger aan vrouwelijke mislukkelingen waar we liefdevol een mandje ergens in een hoekje voor hebben neergezet? Natuurlijk heeft zij, de sukkel, inmiddels haar intrede gedaan in films en series, zoals Fleabag, maar dat neemt niet weg dat we in het dagelijkse leven ordeloze vrouwen ‘tragisch’ vinden.

Voor vrouwen die moeder worden hebben we tegenwoordig een niche bedacht waarin de verbijstering en boosheid over het verlies van autonomie gehoord mag worden. Dat we niet vol van moederlijke opofferingsgezindheid van de band rollen is inmiddels helder.

Maar dit alles nog steeds binnen het redelijke: we mogen woedend zijn dat we geen boek meer uitgelezen krijgen, of ons lichaam zien veranderen, maar het gedeelte waarin we laveloos van onze fiets vallen na een avondje kroeg, dienen we toch zo snel mogelijk te begraven. Een vrouw die op haar veertigste in de weekenden bij paps en mams langsgaat met een zak was: ondenkbaar.

En als ze niet van winkels houdt heeft ze een angststoornis en niet een romantische ziel.

Vrouwen die niet willen deugen, vinden we in ons diepste wezen afstotelijk.

Dus zie ik op borrels dat vrouwen per definitie de bob zijn (na wat omslachtig geharrewar met hun man voor de vorm). Ze nemen leuke banen aan, waarin je niet echt groots kan falen of slagen. Ze organiseren keukenkastjes. Ze geven een jaar lang borstvoeding en blijven zo hormonaal en lichamelijk tot lang na de zwangerschap geketend. Niet omdat het kind daar werkelijk Einstein zonder oorontsteking van wordt, maar omdat ze ‘lawful good’ willen zijn. En: ze zwijgen in het openbaar over hun echte fuck-ups. Over hun onverantwoordelijke gedrag. Over hun chaos en verslavingen.

Misschien is emancipatie uiteindelijk dan ook wel dit: de mogelijkheid om onvolwassen en egocentrisch, maar toch geaccepteerd te zijn.