Column | De waarde van leven met een ander dier

Terwijl ik dit schrijf ben ik niet alleen. Naast me op de bank ligt Doris, een Roemeense hond die intussen zeven jaar bij me woont. Doris heeft het op zich genomen me te beschermen nu ik long covid heb, net als ze voor onze hondenvriend Olli zorgde toen hij ziek was. Als ik me niet goed voel komt ze naast me liggen, terwijl ze normaal liever op zichzelf is. Ook wil ze ineens met me knuffelen.

Doris is niet de enige hond met wie ik heb samengeleefd. Ik schreef eerder over Olli, ook een Roemeen, en mijn eerste hond heette Pika (een Griek). Stukken die ik in de krant lees over honden lijken over een heel ander soort wezen te gaan dan over de honden die ik ken. Die stukken gaan natuurlijk meestal over mensen en hun eigenaardigheden. Honden worden afgebeeld als accessoires, of kinderen. Simpele wezens die gecreëerd zijn door de mens – terwijl domesticatie geen eenrichtingsverkeer was – en niets liever doen dan behagen. Of ze worden juist als engerds afgebeeld omdat ze tot een bepaald ras behoren. Honden die zich niet voegen worden als probleemhond gezien, terwijl zij ons laten zien wat er mis is met de mensenmaatschappij.

Het beeld dat we hebben van honden verbloemt wat voor wezens ze eigenlijk zijn. De individuele verschillen, want honden zijn net als mensen allemaal anders, maar ook de verschillen tussen bijvoorbeeld een labradoodle en een Roemeense straathond – dat zijn heel andere soorten.

Hoe we honden behandelen maakt het voor honden moeilijk of onmogelijk om te laten zien wie en wat ze zijn. Vaak lees ik dat honden in Nederland het zo goed hebben, maar dat valt tegen. Mensen kopen bijvoorbeeld nog steeds rashonden. Ook los van erfelijke afwijkingen is fokken een problematische praktijk: geld verdienen door anderen te dwingen zich voort te planten en hun kinderen af te nemen. Ik begrijp ook nooit dat feministen gefokte dieren kopen, blijkbaar is solidariteit soortgebonden.

Daarnaast zijn veel honden eenzaam en vervelen zich, en velen zuchten onder menselijke tirannie. Extreem geweld is misschien een uitzondering, hoewel we daar weinig van weten, maar kleine daden van agressie zoals iemand aan de riem meesleuren of schreeuwen zijn volkomen geaccepteerd.

Sowieso is eigenaarschap natuurlijk een probleem. Het is ongelooflijk dat ik het in 2023 nog moet schrijven maar de niet-menselijke dieren, wezens met gevoel en gedachten, wensen en verlangens, een eigen perspectief op de wereld, zijn geen bezit. Ze zijn van zichzelf en van het leven net als mensen. Ze zijn onze medereizigers in het bestaan. Om ze recht te doen moeten we zoeken naar andere manieren van samenleven, voorbij de menselijke overheersing.

De straathonden kunnen hierin de weg wijzen omdat ze gewend zijn hun eigen keuzes te maken. Olli was een diplomaat met een groot gevoel voor gelijkheid. Pika was een leider die rust uitstraalde en mij als twintiger voordeed hoe ik kon leven. Doris is mijn beschermer en de hoeder van onze kleine meersoortige gemeenschap. Niet alleen honden kunnen de weg wijzen, ook andere dieren, maar deze column gaat nu even over honden.

De waarde van het samenleven met een dier is dat het iemand anders is. Geen verlengstuk maar als je geluk hebt een vriend. Vriendschap vraagt om inzet van beide kanten en ik doe mijn best een goede vriend te zijn voor de honden, en hun vrijheid in de samenleving te vergroten. Doris ligt nog steeds naast me. Ze is niet van mij en zal dat nooit zijn, ze is alleen van zichzelf. Maar ze past op me.

Eva Meijer is schrijver en filosoof. Ze schrijft om de week een column.