
Insuline, een medicijn voor diabetespatiënten, kost in de Verenigde Staten meer dan zes keer zoveel als in Canada. Het kost er meer dan zeven keer zoveel als in Duitsland, en zelfs meer dan tien keer zoveel als in Frankrijk. Een gemiddelde Amerikaan besteedt per jaar 1.564 dollar aan voorgeschreven geneesmiddelen, een Nederlander slechts een derde van dat bedrag.
De torenhoge medicijnprijzen in de VS zijn een bekend probleem waar links al jaren campagne op voert. Senator en voormalig presidentskandidaat Bernie Sanders voorop. Oud-presidenten Obama en Biden probeerden ook al de hoge prijzen aan te pakken. Nu is ook president Donald Trump er klaar mee. Gesteund door zijn gezondheidsminister Robert F. Kennedy Junior − een notoire vijand van Big Pharma − draaide hij maandag farmaceutische bedrijven de duimschroeven aan. Zij krijgen dertig dagen de tijd om de prijzen van hun geneesmiddelen tot wel tachtig procent te verlagen, liet hij vastleggen in een nieuw decreet, anders volgen sancties.
De schuld van die uit de hand gelopen medicijnprijzen legt Trump alleen niét bij de farmaceutische industrie, de sector die zijn verkiezingscampagne spekte en wiens lobbyisten sinds jaar en dag de deur platlopen bij Republikeinse (en ook Democratische) Congresleden. De „socialistische zorgstelsels” van Europese landen zouden volgens hem gesubsidieerd worden door Amerikaanse patiënten. Daarom maakt Trump Europa medeverantwoordelijk voor zijn nieuwe missie: de VS evenveel voor geneesmiddelen laten betalen als het land dat er het minste voor betaalt. „We gaan het weer gelijk trekken”, zei hij maandag in het Witte Huis, waarbij hij onder meer dreigde met extra importheffingen op Europese geneesmiddelen. „Het spel is begonnen.”
Waarom zijn geneesmiddelen in de Verenigde Staten zo duur? En hoe serieus is het plan van Trump?
Spel begonnen
In de Verenigde Staten worden geen prijsafspraken gemaakt tussen de overheid en farmaceutische bedrijven − een gang van zaken die in Europa, maar ook in bijvoorbeeld Canada en Australië, ondenkbaar is. In de meeste andere westerse landen wordt een middel, nadat het is getoetst op veiligheid en effectiviteit, ook langs de meetlat van kosteneffectiviteit gelegd: voegt het middel iets toe aan de medicijnen die al beschikbaar zijn? Nee, dan kan de minister besluiten het niet te vergoeden. Ja, dan wordt bepaald welke prijs redelijk is voor de gezondheidswinst die het middel oplevert. Vaak onderhandelt de overheid stevig met de farmaceut over die prijs.
In de Verenigde Staten komt een veilig en effectief middel echter vrijwel altijd op de markt. De farmaceut mag zelf de prijs bepalen. Daaraan zit, in tegenstelling tot in veel andere landen, geen wettelijke limiet. Sterker nog: de twee federale zorgverzekeringen voor ouderen en mensen met lage inkomens, Medicare en Medicaid, mógen volgens de wet niet onderhandelen met farmaceuten. Partijen, zoals kleinere private verzekeraars, die dat wel mogen, zijn zo klein en versnipperd dat ze nauwelijks een vuist kunnen maken tegenover de farmaceut.
Het Amerikaanse systeem maakt bovendien gebruik van zogenaamde Pharmacy Benefit Managers (PBM’s ), grote bedrijven die optreden als bemiddelaars tussen farmaceuten en kopers. Hoe hoger de prijs van het middel dat ze aan de man brengen, hoe hoger ook hun eigen opbrengst. „We gaan de tussenpersonen eruit snijden”, zei Trump daarover op zijn
sociale-mediaplatform Truth Social.
„De Verenigde Staten zijn wereldwijd de grootste afzetmarkt voor farmaceuten, maar betalen ook het meest. Dat Trump daar wat aan wil doen, daar kan ik hem geen ongelijk in geven”, zegt Carin Uyl-de Groot, hoogleraar health technology assessment aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Op papier zet Trump daarmee de goede voornemens van zijn voorgangers voort, maar Uyl-de Groot betwijfelt of Trumps plannen ten goede komen aan de Amerikaanse burger. „Als dat zo zou zijn, had hij niet vanaf zijn aantreden geprobeerd de huidige zorgverzekeringswet [Obamacare] op alle mogelijke manieren te ondermijnen. En ook van dit plan is nog helemaal niet duidelijk hoe hij het wil gaan uitvoeren. Trump wil óók de importheffingen op geneesmiddelen van buiten de VS verhogen. Die medicijnen worden dan juist duurder voor Amerikanen. Dit klinkt voornamelijk als een ‘America First’-plan, niet als een plan voor de portemonnee van de Amerikaanse patiënt.”
Als het Trump al lukt om scherpe prijzen af te dwingen zal dat naar verwachting vooral lukken voor middelen die worden vergoed door Medicaid en Medicare. Hoe dit de honderden miljoenen privaat verzekerde Amerikanen zal helpen, is deskundigen, onder wie Uyl-de Groot, nog niet duidelijk.
Geheime prijs
„Trumps uitgangspunt is goed, maar het plan is nog erg vaag”, zegt Aukje Mantel-Teeuwisse, hoogleraar farmacie en internationaal gezondheidsbeleid aan de Universiteit Utrecht. „Over welke prijs heeft Trump het bijvoorbeeld als hij zegt tot tachtig procent minder voor het middel te willen betalen? Gaat het om de prijs die de fabrikant voor het middel vraagt, om de prijs die de patiënt in de apotheek moet afrekenen, of om de marges die alle tussenpartijen in de keten nu opstrijken?”
Mantel-Teeuwisse wijst erop dat Trump niet precies kan weten wat Europese lidstaten voor hun medicijnen betalen, omdat die prijsafspraken vaak geheim zijn. „Meestal onderhandelt de minister met de farmaceut over de zogenaamde lijstprijs, de prijs die de farmaceut vraagt, en gaat daar dus nog iets vanaf. Hoe gaat Trump dat controleren en lidstaten daarop afrekenen?”
Ook als hij dat wel zou weten, vindt Mantel-Teeuwisse het onterecht om de rekening op Europa te verhalen. „Meerdere onderzoeken wijzen uit dat farmaceuten veel meer winst boeken dan ze zeggen nodig te hebben om hun onderzoek en ontwikkeling terug te kunnen verdienen. Maar Trump zegt niet: aandeelhouders moeten een deel van de miljardenwinst inleveren, of farmaceuten moeten stoppen met belachelijk veel geld uitgeven aan advertenties gericht op consumenten. Nee, hij wijst naar Europa. Wij hebben betere prijzen uitonderhandeld en worden daarvoor gestraft.”
Met medewerking van Merijn de Waal.
