Ali el Helou Tiyah (1975-2025) stond altijd voor anderen klaar

Ali el Helou Tiyah had weinig, maar toch altijd genoeg om een ander te helpen. Bijna 21 jaar leefde de Soedanees ongedocumenteerd in Nederland, en toch lukte het hem altijd om anderen te ondersteunen. „Als Ali geld had, dan kookte hij voor iedereen”, vertelt zijn vriend Abdulaal Rabih, die hem in 2017 leerde kennen bij een demonstratie in Den Haag en die tegelijk met El Helou Tiyah een tijdje in het azc in Soesterberg woonde. „Hij was echt een goede kok en als er een feestje was, maakte hij het eten klaar.”

Ali el Helou Tiyah was lief, zorgzaam, sympathiek, genereus en behulpzaam, zeggen vrienden en bekenden. Een verbinder in de Soedanese gemeenschap in Nederland. Belangrijk voor veel mensen en toch altijd bescheiden. „Er zijn maar een paar mensen die ik ‘broer’ noem”, vertelt Margreet Jenezon, fondsenwerver bij de Utrechtse Stichting STIL, die hulp biedt aan mensen zonder verblijfsvergunning. „en Ali was voor mij zo iemand.” Ze voelde een bijzondere band met hem, zegt ze, en zocht hem vaak op, als hij bijvoorbeeld in vreemdelingendetentie zat.

Ali el Helou Tiyah werd in 1975 geboren in de streek Zuid-Kordofan in Soedan. Hij was intelligent en werkte hard op school. Later ging hij studeren in de hoofdstad Khartoum en vond hij een baan als accountant. Ook werd hij actief bij de Umma Partij.

Om zijn huwelijk te kunnen bekostigen vertrok hij naar Irak, om daar een jaar te werken. Maar het leven nam een andere wending. In Soedan was een andere politieke wind gaan waaien en El Helou Tiyah kon vanwege zijn politieke activisme niet meer terug. Het huwelijk kwam er nooit meer van. En toen de Verenigde Staten in 2001 Irak binnenvielen, was hij ook daar niet meer veilig.

In de zomer van 2002 vroeg hij voor het eerst asiel aan in Nederland. Daarmee begon een lange periode waarin hij steeds verwikkeld was in procedures, en steeds aan het kortste eind trok. Zo geloofde de IND zijn afkomst bijvoorbeeld niet, op grond van een taalanalyse. Het gevolg was dat hij ongedocumenteerd overleefde in Nederland. Soms in een azc, als hij uitstel van vertrek had gekregen, soms in opvanglocaties of bij vrienden op de bank.

Buren belden de politie toen hij de planten water gaf bij iemand die op vakantie was

Opsluiting

„Ali vreesde voor zijn leven als hij terug zou moeten naar Soedan”, vertelt zijn vriend Elemam Musa. El Helou Tiyah was al die tijd actief gebleven voor de Umma Partij en werd zelfs penningmeester van de Nederlandse tak. Hij bezocht alle demonstraties voor vrijheid en veiligheid in Soedan. „En hij ging dan niet achteraan staan”, vertelt Abdulaal Rabih. „Hij nam het woord, en dat kon hij heel goed. Hij had een heel rustige manier van praten.”

Maar liefst vier keer – in totaal bijna twee jaar lang – zat El Helou Tiyah in vreemdelingendetentie. De pijnlijkste arrestatie was misschien wel toen hij de planten water gaf bij iemand die op vakantie was. Buren vonden het verdacht en belden de politie. Voor hem betekende het maanden van opsluiting, angst en vernederende situaties. „Hij vertelde bijvoorbeeld dat hij eens met handboeien om naar het ziekenhuis was gebracht – Ali had veel gezondheidsklachten”, vertelt Jenezon. Rabih: „Hij heeft nooit iemand kwaad gedaan, en toch werd hij opgesloten alsof hij een crimineel was. Dat vond hij heel pijnlijk.”

Eén keer was de uitzetting van Ali el Helou Tiyah heel dichtbij. Er was al een ticket naar Soedan geboekt, voor 22 januari 2019. Een dag voor vertrek werd de uitzetting afgeblazen. Hij werd vrijgelaten, maar kwam niet lang daarna, in 2020 wéér in vreemdelingendetentie terecht.

„Ik was al jaren geen hulpverlener meer, maar ik heb toen veel telefonisch contact met Ali gehad”, vertelt Margreet Jenezon van Stichting STIL. „Ik maakte me zorgen over hem. Hij klonk gespannen en hij had weer veel last: rugpijn, pijn aan zijn ogen en oren, en een weinig voorkomende maar erg vervelende vorm van diabetes.” Corona brak uit, en de mensen in vreemdelingendetentie moesten 21 uur per dag alleen op hun cel blijven. Zicht op uitzetting was er niet, er gingen toen immers geen vluchten. Samen met anderen ging Jenezon in die tijd geregeld coronaproof demonstreren bij Detentiecentrum Rotterdam, om de gedetineerden moed in te spreken. Abdulaal Rabih was daar ook bij; hij ging dan op een heuveltje in de buurt staan zwaaien naar de mensen in het centrum. ‘Mag ik dan bij jou’, van Claudia de Breij, zong hij door een megafoon.

Ali el Helou Tiya (links) tijdens een demonstratie voor vrijheid en veiligheid in Soedan.

Foto privéarchief

Naar de Raad van State

Toen de Soedanese president Omar Al-Bashir in april 2019 werd afgezet, was de vraag: betekent dat dat Soedan weer veilig is voor zijn politieke tegenstanders? Er werd een zaak gevoerd, tot aan de Raad van State, over drie Soedanezen in Nederland, waaronder Ali el Helou Tiyah. De conclusie: Soedan was niet veilig.

Ali werd eind 2022, na twintig jaar en acht maanden in Nederland, tien azc’s en vier periodes in vreemdelingendetentie, erkend als politiek vluchteling vanwege zijn oppositieactiviteiten. „Ali was zo blij”, vertelt Margreet Jenezon. „Hij kocht taart en een heleboel vrienden kwamen spontaan langs op zijn kamertje in Utrecht, waar hij op dat moment logeerde.”

Zo was het altijd geweest: Ali had weinig, maar zodra hij iets kon missen gaf hij het weg. Hij hielp vrienden met de boekhouding, ondersteunde een jonge vriend in vreemdelingendetentie en betaalde de studie van familieleden in Soedan. Zijn neef Mohamed Doudi vertelt telefonisch vanuit de Verenigde Staten: „Ali zorgde altijd voor anderen en vergat soms voor zichzelf op te komen.”

Hij was bezig met inburgeren, en keek uit naar een eigen woning. Op termijn wilde hij graag een eigen bedrijfje beginnen. Op zaterdag 15 februari ging hij naar het ziekenhuis met pijnklachten; hij had last van zijn been. Abdulaal Rabih was al bezig een elektrische fiets te regelen, zodat Ali straks weer wat mobieler zou zijn. Op 18 februari vroeg hij zich af of Ali alweer terug zou zijn in het azc in Harderwijk. Die dag kwam er een bericht van het ziekenhuis: Ali was overleden. „Ik ben er kapot van”, zegt Rabih.

Op het afscheid van Ali el Helou Tiyah in een Utrechtse moskee kwamen honderden mensen bij elkaar. „Mijn eerste reflex was om hém te vragen om te komen koken”, vertelt Rabih. „Ik weet precies wat hij zou hebben gezegd: natúúrlijk!”