De onafhankelijkheid van de Nederlandse rechtspraak ten opzichte van de politiek is „boterzacht” en daarom zijn „ingrijpende, stelselmatige verbeteringen noodzakelijk”. Met deze alarmerende conclusie roept een groep eminente rechtsgeleerden in de onderzoeksbundel Constitutionele waarborgen op tot verschillende wetswijzingen. Daarmee moet voorkomen worden dat politici – zoals in Polen en Hongarije – de rechtspraak naar hun hand zetten. De bundel wordt donderdag in Den Haag gepresenteerd.
„Een kwaadwillende minister heeft alle knoppen al klaar om aan te draaien”, waarschuwt hoogleraar rechtspleging in rechtsfilosofisch perspectief Jonathan Soeharno in zijn werkkamer van de Universiteit van Amsterdam. Met staatsrechtwetenschappers Jerfi Uzman en Niels Graaf stelde hij de onderzoeksbundel samen in opdracht van de Stichting Onderzoek Rechtspleging. Zeven andere voorname juristen, onder wie hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans en oud-president van de Hoge Raad Geert Corstens, schreven mee.
Directe zeggenschap
Rode draad zijn hun zorgen over het gebrek aan waarborgen voor de onafhankelijkheid van de rechtspraak ten opzichte van de politiek. Die zorgen concentreren zich rond de Raad voor de rechtspraak: het in 2002 opgerichte bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het rechterlijke beleid en de bedrijfsvoering van de elf rechtbanken en vier gerechtshoven in het land.
Via de Raad, die onder het ministerie van Justitie valt, heeft de regering directe zeggenschap over de financiering, bedrijfsvoering en personele invulling van de gerechten, lichten de rechtsgeleerden uit. Zo draagt de minister de leden van de Raad en de president van de gerechten voor voor benoeming en ontslag en kan hij dwingende aanwijzingen geven aan de Raad en gerechtsbesturen – ook over personeelsaangelegenheden. Daarnaast kan de minister besluiten van de Raad en (indirect) de gerechten vernietigen.
„Als je kijkt naar de hiërarchische positie van de rechterlijke macht ten opzichte van de politiek, dan is de situatie in Nederland nog zwakker dan in Polen en Hongarije voor het misging. In die landen zijn op grote schaal rechters benoemd op basis van hun loyaliteit aan de regering terwijl niet regeringsgezinde rechters monddood gemaakt werden via bijvoorbeeld het tuchtrecht. Daar had je wetswijzingen nodig om de rechterlijke macht te plooien. Dat is in Nederland niet nodig”, zegt Soeharno.
De urgentie zit erin dat een kwaadwillende politicus geen enkele wetswijziging nodig heeft om de rechterlijke macht naar zijn hand te zetten
„Wij zien bovendien in Nederland omstandigheden die zich ook in Polen en Hongarije voordeden, zoals anti-institutioneel sentiment, bijvoorbeeld door het neerzetten van rechters als een soort kwaadaardige elite- en politici die zich openlijk negatief uitlaten over rechters.”
Schetst u niet vooral een theoretisch gevaar? Uw onderzoek benoemt ook de goede rechtsstatelijke cultuur in Nederland die politieke inmenging in de rechtspraak voorkomt. Waarom het systeem op de schop gooien als een dreiging zich niet manifesteert?
„Nóg niet manifesteert. De urgentie zit erin dat een kwaadwillende politicus geen enkele wetswijziging nodig heeft om de rechterlijke macht naar zijn hand te zetten. Als je kijkt naar de maatschappelijke verhoudingen, de polarisatie, en het feit dat politici steeds makkelijker openlijk kritiek uiten op de rechtspraak, dan zie je dat de spanningsvelden worden opgezocht. We moeten ook niet vergeten dat de PVV, toen het gedoogsteun leverde aan het kabinet-Rutte I in 2011 en 2012, bij de benoeming van twee leden van de Hoge Raad heeft dwarsgelegen. In verkiezingsprogramma’s heeft de partij opgenomen dat falende rechters moeten kunnen worden ontslagen. En dit is nu de grootste partij van Nederland. Het is goed dat de huidige coalitie afspraken heeft gemaakt over de rechtsstaat. Wij denken dat de wijzigingen moeten worden doorgevoerd voordat de dreiging zich daadwerkelijk manifesteert.”
Welke onderzoeksaanbevelingen vindt u het belangrijkst?
„Dat zijn er twee. De minister moet op afstand komen te staan van de benoemingen van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten. Dat is heel belangrijk, want daarmee knip je de invloedlijn door die de minister heeft. Daarnaast zou er een aparte begroting voor de rechterlijke macht moeten komen, in plaats van dat die, zoals nu, onderdeel uitmaakt van de justitiebegroting. Dat past veel beter bij een staatsmacht. Bij de Algemene Rekenkamer en Ombudsman is er ook een dergelijk begrotingssysteem.”
Waarom stellen jullie dat juist de huidige structuur van de tuchtrechtspraak een risico voor politieke beïnvloeding is?
„In het draaiboek van autocratische regimes is tuchtrecht het favoriete middel om rechters in toom te houden. In Nederland werkt het tuchtrecht voor rechters langs twee wegen: via de procureur-generaal bij de Hoge Raad met een arrest dat iedereen kan lezen, en via de president van de rechtbank die niets openbaar maakt. Via die laatste route zou de minister invloed kunnen uitoefenen omdat hij ook de president benoemt en herbenoemt. We hebben gelukkig de cultuur dat het niet gebeurt, maar het kán wel.”
Er klonken eerder soortgelijke waarschuwingen over het Nederlandse systeem, bijvoorbeeld vanuit de Raad van Europa. Toch leidde dat niet tot veranderingen. Waar ligt dat volgens u aan?
„Voor de zomer is een motie van D66-Kamerlid Joost Sneller aangenomen die de regering oproept met een wetsvoorstel te komen om de benoeming van de leden van de Raad voor de rechtspraak op afstand van de minister te plaatsen. Er waren vier partijen tegen die motie: PVV, BBB, Forum voor Democratie en de VVD. De urgentie wordt kennelijk niet overal even sterk gevoeld.”
Lees ook
‘Een nieuw hoofdstuk voor Polen’: Brussel staakt strafprocedure vanwege afbreuk rechtsstaat